Roel Kuiper: 'Goed onderwijs is meer dan een afvinklijstje'
"We moeten toe naar vrijheid voor het onderwijs met een meedenkende inspectie. De inspectie moet naar meer kijken dan harde afrekenbare doelen, omdat onderwijs over meer gaat." Dat zei ChristenUnie-senator Roel Kuiper, tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het Onderwijstoezicht (32193). Lees hier zijn hele bijdrage aan het debat:
MdV,
De wet die we nu behandelen heeft een oorsprong in de vorige kabinetsperiode en is na enkele aanpassingen via dit kabinet uiteindelijk in dit Huis terecht gekomen. Het voorstel tot wijziging van het onderwijstoezicht heeft goede intenties. Er zou meer gewerkt worden vanuit ‘verdiend vertrouwen’ en als scholen het goed doen dan is er sprake van vermindering van toezicht en vermindering van de toezichtslast. Dat zijn aantrekkelijke vergezichten, althans vanuit het perspectief van het tegengaan van bureaucratisering en een overmaat aan controle. Immers, ‘controle is goed, vertrouwen is beter’, luidt een bekend adagium. Er wordt daarom nu een wettelijke grondslag gegeven voor het ‘risicogericht toezicht’. Scholen die zwak presteren zullen onder intensiever toezicht van de inspectie komen te staan. Scholen die het goed doen zullen ‘hoogstens’ of ‘ten minste’ eens in de vier jaar de onderwijsinspectie over de vloer krijgen.
De kernvraag waar het bij de beoordeling van dit wetsvoorstel om moet gaan is echter of de kwaliteit van het onderwijs gediend is met dit wetsvoorstel. Dat is ook mijn eerste thema. Een tweede thema is of dit wetsvoorstel recht doen aan de grondwettelijke condities met betrekking tot de vrijheid van onderwijs. Een derde thema betreft de gewijzigde rol van de onderwijsinspectie nu deze in zekere zin nog meer in de controlerende en handhavende rol wordt gedrongen en ook sancties kan gaan opleggen. Op deze domeinen hebben wij de minister een aantal vragen te stellen en zien we ook uit naar de gedachtewisseling met de minister. Die gedachtewisseling zal belangrijk zijn voor onze uiteindelijke afweging.
Kwaliteit van onderwijs
MdV,
Een hoofdvraag die door dit hele debat loopt is of de kwaliteit van het onderwijs nu wordt gestimuleerd door deze gewijzigde rol van het onderwijstoezicht. Ook scholen die het goed doen hebben de stimulerende hand van de onderwijsinspectie nodig. Is dan een bezoek eens in de vier jaar voldoende? Is een risicogerichte analyse aan de hand van cijfers en jaarstukken wel voldoende? Daar komt bij dat scholen nieuwe taken toebedeeld krijgen, bijvoorbeeld in het kader van ‘passend onderwijs’ en mede door de bezuinigingen onder grote druk staan. Juist in zo’n fase kan een stimulerende en adviserende rol van de onderwijsinspectie heel welkom zijn.
Er klinken uit het onderwijs stemmen die kritiek hebben op een overheid en een inspectie die kwaliteit steeds meer gaat onderbrengen in afrekenbare opbrengsten, vooral als het gaat om rekenen en taal. Begrijp me goed, ik vind kwaliteit als het gaat om rekenen en taal van groot belang, niet alleen van leerlingen, maar ook van leerkrachten. Wij hebben soms nieuwsbrieven van scholen onder ogen gehad met taalfouten en wij zijn vast niet de enige ouders die dergelijke constateringen deden. Maar het is wel de vraag waar het kernprobleem ligt. Vaak heeft dat te maken met onderwijskundige opvattingen of een onderwijscultuur waarin de puntjes niet op de i worden gezet. Kwaliteit is veel meer dan het voldoen aan
Scholen zijn zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van onderwijs. Maar onze tijd vraagt op dat punt ook een actief meedenkende inspectie die scholen helpt kwaliteitsnormen hoog te houden. Dit wetsvoorstel beweegt juist een andere kant op. Natuurlijk is het niet per definitie zo dat meer inspectie ook meer bureaucratische last met zich meebrengt. Dat zouden we inderdaad moeten voorkomen. Niet ieder contact zou met veel papier gepaard hoeven te gaan. In dat licht vindt onze fractie een bezoek eens in de vier jaar wel erg weinig. Het is waar wat de Raad van State opmerkte dat ook goede scholen het contact met de inspectie nodig hebben.
Vrijheid van onderwijs
Dit wetsvoorstel staat niet alleen in relatie tot een bredere kwaliteitsdiscussie, maar ook tot de vraag naar de vrijheid van scholen zelf. Ik noemde al dat de kwaliteit van het onderwijs primair door scholen zelf wordt vorm gegeven. Zij hebben krachtens artikel 23 GW onder meer de vrijheid van inrichting. Maar vanuit het onderwijs klinkt de klacht dat die vrijheid wordt uitgehold wanneer de overheid zich steeds uitdrukkelijker uitspreekt over wat scholen wel of niet hebben te doen. Er komen normen als het gaat om taal en rekenen. Het toezichtkader wordt steeds nauwer. In dit wetsvoorstel is er aandacht voor de kwaliteit van het onderwijspersoneel. Er is altijd gesproken over ‘deugdelijkheidseisen’. Uiteraard moet onderwijspersoneel daaraan voldoen. Maar nu zal ook gelet worden op de onderwijskwaliteit van docenten. Dit is een stap verder en wellicht een stap te ver. Ook het HR-beleid van scholen komt onder de loep van de inspectie. Gaat de overheid nu niet de zelfregulering van scholen overnemen en op de stoel van bestuur en directie zitten? Op grond waarvan is dat legitiem? Zeker nu de inspectie ook taken krijgt in de sfeer van handhaving en sanctionering, is hier een wezenlijke vraag naar de betekenis van onderwijsvrijheid aan de orde. Op dit punt wil ik graag een duidelijk antwoord van de minister ontvangen.
De gewijzigde rol van de onderwijsinspectie
Wat is goed en behoorlijk toezicht? Dit wetsvoorstel legt nadrukkelijk een nieuw accent voor de toekomst blijvend vast. De onderwijsinspectie krijgt een meer controlerende en sanctionerende rol. Vanuit het onderwijsveld klinkt de opmerking dat de inspecteur in het verleden een sparring partner was, maar nu iemand die gevreesd moet worden. Het woord ‘schoolpolitie’ kwam ik al tegen. Dit accent wordt versterkt door de wijze waarop het toezicht moet gaan functioneren. Scholen die zwak presteren krijgen de inspectie over de vloer en dat feit op zichzelf wordt een indicatie voor achterblijvende onderwijskwaliteit, net als de publieke beoordelingen met cijferlijstjes in kranten. Willen wij een dergelijke inspectie die eigenlijk meer past bij een maatschappelijk klimaat waarin controle wordt verbonden met wantrouwen en dan met vertrouwen? Bij de start van dit wetsvoorstel werd gesproken over ‘verdiend vertrouwen’, maar de keerzijde hiervan is de versterking van een cultuur van ‘low trust’ en scholen die zich in hun publieke uitingen richten naar de eisen van de inspectie om bezoeken en sancties te voorkomen, maar zich onvoldoende vrij gaan voelen zelf vorm te geven aan het onderwijs en de onderwijskwaliteit vanuit hun eigen visie.
Onze fractie erkent de waarde van de vrijheid waarop dit wetsontwerp ziet, maar heeft toch ook zorg over de richting waarin de inspectie zich nu gaat ontwikkelen. Daarover voeren we graag het debat met de minister. Ik zie daarom naar de antwoorden en nadere gedachtewisseling met de minister uit.
Nieuwsarchief > 2012 > januari
Geen berichten gevonden