Na de bezuinigingen een andere overheid
In veel beschouwingen over de relatie tussen overheid en samenleving richt de schijnwerper zich op de tekorten van de samenleving. Het gaat dan bijvoorbeeld over de mondige burger met zijn korte lontje, over doorgeschoten individualisering en gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef, schrijft Eerste Kamerlid Roel Kuiper dinsdag in het Nederlands Dagblad. Maar wat schort er in deze relatie eigenlijk aan de overheid zelf?
Kan het zijn dat burgers zich belemmerd voelen door een overheid die tegenover ieder initiatief een schuifla vol regels heeft? Het is de beheerslogica van de overheid die vaak kortsluiting veroorzaakt en het chagrijn van de burger oproept.
Bijna alle partijen spreken over het terugdringen van het aantal ambtenaren en willen bezuinigen op de overheid. Dit is dus de kans om een nieuwe visie te ontwikkelen voor de manier waarop de overheid de samenleving tegemoet treedt. Zonder zo’n visie zal het met het terugdringen van de bureaucratie ook niet gaan. Dat slaagt alleen als er anders over verantwoordelijkheden in de samenleving wordt gedacht en de beheerslogica van de overheid zelf kritisch onder de loep wordt genomen.
In de afgelopen decennia stond de herstructurering van de verzorgingsstaat op de agenda van de Rijksoverheid. De vele regelingen op het gebied van sociale zekerheid, gezondheidszorg en onderwijs werden een grote financiële en bestuurlijke last. Maar ook al werd er in naam veel aan de burger en de samenleving teruggegeven, er bleef nog altijd veel overheid dat veel bleef beheersen. Burgers en instellingen blijven zuchten onder de bureaucratische druk die zich vanuit de ministeries blijft uitbreiden. Over de registratie- en verantwoordingsplicht (controlitis) bestaan overal grote frustraties. De burger klaagt intussen over gebrek aan werkelijke invloed. En als hij zich inzet voor de publieke zaak wil hij niet een uithangbord zijn van ‘succesvol’ gemeentelijk beleid.
Geen enkele overheid heeft het gemakkelijk met het vrijwillig opgeven van invloed. Er wordt ook wel heel veel van haar verwacht. Maar zou het ook kunnen zijn dat de overheid de kunst van het loslaten niet beoefent, omdat ze machtsverlies vreest? Dit laatste probleem betreft vooral de landelijke overheid, die in relatie tot Europese instellingen soevereiniteit heeft ingeleverd en daardoor zowel ‘machtelozer’ als ‘bureaucratischer’ is geworden. Juist in dit sluipende proces van machtsverlies lijkt de top-down-attitude versterkt te worden. Zo houdt de overheid controle en blijft de aansturing van de samenleving veelal ‘verticaal’.
Tegenover verticaal besturen staat horizontaal besturen. In feite werd hier al om gevraagd in het coalitieakkoord uit 2007. De overheid zou een ‘bondgenoot’ zijn van zelfverantwoordelijke burgers. Ook was er al het streven het aantal ambtenaren terug te dringen. Dit gaat echter alleen lukken als overheden hun beheerslogica herzien, minder gaan doen en de samenleving meer inschakelen. De samenleving moet weer een eigen rol gaan spelen. Dat is niet een noodgreep nu er bezuinigd moet worden of een ‘second-best’-oplossing, maar een principiële zaak. Politiek begint met het primaat van de samenleving. De publieke zaak is niet een zaak van overheden alleen, het is een zaak van burgers. We moeten een ontwikkeling inzetten om daar weer invulling aan te geven. Dat kan leiden tot een heel andere verhouding tussen overheid en samenleving, nieuwe vormen ook van actief burgerschap.
Nederland kent een betrekkelijk actieve civil society. Veel mensen zetten zich in voor hun eigen leefomgeving. Daarbij ontstaan allianties tussen bewoners in wijken en maatschappelijke organisaties. Weet men elkaar eenmaal te vinden dan ontstaan vaak nieuwe initiatieven. Niet alleen op het gebied van vrijwilligerwerk, zorg en welzijn, ook in het beheer van de publieke ruimte, de leefbaarheid van de buurt, sociale voorzieningen. Er zijn nieuwe initiatieven op het gebied van energievoorziening en duurzaamheid. Coöperatieve ondernemingen hebben het tij mee. Al die initiatieven weerspreken dat burgers alleen maar individualisten zijn. Er ontstaan door particulier initiatief juist nieuwe vormen van gemeenschappelijkheid. Mensen gaan meer belang hechten aan lokale gemeenschappen, waarin ze als wereldburgers hun bestaan vormgeven. De behoefte aan zeggenschap over de lokale omgeving neemt eerder toe dan af. Bij dit alles past inderdaad een overheid die de samenleving kent en de ruimte geeft, kortom een overheid die ‘bondgenoot’ is van die samenleving. Dat kan ze zijn door zelf niet teveel te willen als burgers zelf iets kunnen doen. Een kleinere overheid hoeft niet te leiden tot een zwakke samenleving. Terugtreden kan ook ruimte scheppen voor nieuw verantwoordelijkheidsbesef. Om zover te komen moeten er niet alleen kwantitatieve doelen worden gesteld (hoeveel ambtenaren kunnen weg), maar ook kwalitatieve. Daarvoor is naast het stellen van bezuinigingsdoelen een nieuw beraad nodig in de samenleving over het herordenen van verantwoordelijkheden.
Prof..dr Roel Kuiper is lid van de Eerste Kamer voor de ChristenUnie. Dit is een bewerking van zijn bijdrage aan de bundel Voorbij de crisis. Een nieuwe tijd vraagt een andere overheid, die vandaag in Den Haag door de Raad voor het Openbaar Bestuur wordt gepresenteerd.
- Labels
- Eerste Kamer
- Roel Kuiper
Nieuwsarchief > 2010 > mei
Geen berichten gevonden
Reacties op 'Na de bezuinigingen een andere overheid'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.