Evangeliebelijders gevraagd, toen en nu
donderdag 16 januari 2003 18:20
Na een jaar van politieke verwarring staan we nu opnieuw voor de taak politiek positie te bepalen. Te kiezen voor oude of voor nieuwe politiek. Voor links of voor rechts. Voor de macht of voor het getuigenis. Nu dit soort vragen op het hoogtepunt van de verkiezingsstrijd op ons afkomen is het goed even pas op de plaats te maken. Tijd te nemen voor bezinning. In een gisteren gehouden lezing ging Gert Schutte terug naar de wortels van de christelijke politiek, terug naar Groen van Prinsterer.
Hoe kan het spreken en schrijven van Groen van Prinsterer, die in een heel andere tijd leefde, vandaag nog zo actueel zijn? Omdat hij zich in zijn politieke denken en werken concentreerde op de hoofdzaak, op de beginselen achter de wetten. Omdat hij zich daarbij stelde op het fundament van de Schrift en de belijdenis van de kerk. Hetzelfde fundament dat ook vandaag nog ónze politieke basis is.
Daardoor is het mogelijk lijnen te trekken ván Groen van Prinsterer via GPV en RPF naar de ChristenUnie nu. Die lijnen onderscheiden ons van alle volgelingen van Thorbecke, die godsdienst willen weren uit het publieke domein. Maar ook van hen die zich wel persoonlijk willen laten inspireren door de Bijbel maar de overheid niet willen aanspreken op het Woord van Hem wiens dienares zij is.
De ChristenUnie wil ook niet een zijweg inslaan die van het streven naar een christelijke staat het streven naar een theocratie maakt, waarin de vrijheid van godsdienst en van onderwijs wordt voorbehouden aan de eigen en verwante groeperingen. Een christelijke staat zonder geestelijke vrijheid voor alle burgers is geen christelijke staat. Dat beseften Willem van Oranje in de 16e eeuw en Groen van Prinsterer drie eeuwen later. Dat besef zal ook de christelijke politiek van de 21e eeuw moeten kenmerken.
Geloof en ongeloof
Groen van Prinsterer wees er in woord en geschrift steeds weer op, dat zowel conservatieven als liberalen op het verkeerde spoor zaten, omdat zij niet wilden erkennen dat God oorsprong en doel van alle gezag is. Groen stelde dan ook, dat het enige onderscheid dat echt ter zake doet dat tussen geloof en ongeloof is, tussen de partij die het gezag van God en Zijn Woord aanvaardt en de partij die dit gezag verwerpt. Dat onderscheid stelt alle andere politieke inkleuringen in de schaduw.
Voor de liberaal Thorbecke was geloof een privézaak, die niets met politiek te maken had. Hij moest wetten maken en daarvoor moet je de handen uit de mouwen steken. Ook één van Thorbecke’s nazaten VVD-leider Zalm bestempelde onlangs geloof als iets heel persoonlijks en verwees daarom godsdienst en levensbeschouwing naar het privé-domein. Premier Balkenende gaf hem feitelijk gelijk, toen hij in het Kamerdebat over waarden en normen naar aanleiding van Rouvoets pleidooi rekening te houden met de Tien geboden antwoordde dat Rouvoet ‘vanuit zijn uitgangspunt’ gelijk had.
Zalm, Balkenende en vele anderen zeggen het in feite Thorbecke na: Laat ons wetten maken en laten we elkaar niet vermoeien met discussies over ieders beginselen. Maar de ChristenUnie zal hierin nazaat van Groen moeten blijven door zich te confronteren met de beginselen die aan het beleid ten grondslag liggen en deze te toetsen aan universele normen, zoals we die aantreffen in Gods Woord.
Godsdienstvrijheid
Groen van Prinsterer schreef in ‘Ongeloof en revolutie’ dat de overheid gehouden is de God van de Bijbel “te belijden, openlijk te vereren en te dienen, anderen tot de uitoefening van deze godsdienst behulpzaam te zijn en, zo ver haar rechtmatig gezag strekt, de wet van God tot richtsnoer van haar daden en verordeningen te stellen.”
De positie en de taak van de overheid stonden voor Groen principieel dus niet ter discussie. Wie een zogenaamd godsdienstig-neutrale overheid wil kan zich niet op Groen beroepen. Hij zei het Calvijn na: “Niet de onderwerping van de Staat aan de Kerk, maar de onderwerping van beide aan God en Zijn heilige wet.”
Groen van Prinsterer was van mening, dat de overheid zich verre had te houden van interne kerkelijke zaken. Op de vraag wat de staat dan tegenover de kerk heeft te doen luidde zijn antwoord dan ook: Waken voor het eigen recht van de kerk en voor de rechten van de gezindheden onderling. Erop toezien dat de ene gezindheid de andere niet verdrukt.
Vrijheid van godsdienst is de vrijheid om God te dienen zoals Hij dat van de mens vraagt. Dit stond bij Groen centraal. De kerk moest vrij zijn om het Evangelie te verkondigen. Maar de vrijheid van godsdienst is er ook voor iedere andere gezindte. Niet vanwege een gewenste ongeïnteresseerdheid van de overheid naar de waarheidsvraag maar vanwege de beperkte bevoegdheid van de overheid in geestelijke zaken.
Als het gaat om de vrijheid van godsdienst gaan de wegen van SGP en ChristenUnie uiteen. De SGP wil wel vrijheid van geweten voor ieder, maar geen vrijheid van godsdienst. Het verschil tussen beide lijkt subtiel, maar is wezenlijk. Protestantse Nederlanders hebben in de ogen van de SGP meer rechten in de publieke samenleving dan moslims en hindoes. Kerken mogen gebouwd worden, moskeeën niet. Christenen mogen hun geloof openlijk beleven, moslims alleen in de privé-sfeer.
Groen van Prinsterer daagde zijn tegenstanders uit hem en zijn vrienden aan te spreken als zij artikel 36 van de geloofsbelijdenis met andere dan geestelijke wapens zouden willen ten uitvoer leggen.
Vrijheid van onderwijs
Onder de paarse kabinetten hebben de kleine christelijke partijen veel strijd moeten voeren tegen aantasting van de vrijheid van onderwijs. Ook in de lopende verkiezingscampagne rollen de voorstellen om op dit terrein tot wijzigingen te komen over elkaar heen. ChristenUnie en SGP zullen in deze strijd ongetwijfeld opnieuw samen optrekken. Maar hier ligt wel een probleem. In haar verkiezingsprogram zegt de SGP, dat de openbare school met de Bijbel het ideaal is dat de partij voor ogen staat. Letterlijk heet het dan: “Omdat Nederland ver van dat ideaal vandaan is, is een tweede keus nodig, namelijk een protestants-christelijke of reformatorische zuil in onderwijsland.” Hoe geloofwaardig is het verzet tegen aantasting van de vrijheid van onderwijs als je zelf die vrijheid niet principieel verdedigt maar alleen bij gebrek aan beter accepteert?
Evangeliebelijders gevraagd
Groen van Prinsterer noemde zich geen staatsman maar Evangeliebelijder. Niet om daarmee een tegenstelling te suggereren. Wel om een rangorde aan te geven. Die rangorde is ook voor de christelijke politiek van de 21e eeuw nog van doorslaggevend belang. Voor Groen was het geen eenvoudige zaak. Hoe vaak werd hij niet teleurgesteld in mensen? Succes heeft hij zelden gehad. Meestal stond hij alleen.Toch plukken we tot de dag van vandaag de vruchten van zijn werk.
Het is van doorslaggevend belang of er ook vandaag Evangeliebelijders zijn in de politiek. Goddank, ze zijn er! Verschaf hun dan óók het noodzakelijke podium!
Dit is een sterk ingekorte versie van de Mr. G. Groen van Prinsterer-lezing, georganiseerd door het Wetenschappelijk Instituut (WI) van de ChristenUnie, dit jaar uitgesproken door G.J. Schutte, voormalig lid van de Tweede Kamer voor GPV en ChristenUnie, op donderdagavond 16 januari 2003.
Hoe kan het spreken en schrijven van Groen van Prinsterer, die in een heel andere tijd leefde, vandaag nog zo actueel zijn? Omdat hij zich in zijn politieke denken en werken concentreerde op de hoofdzaak, op de beginselen achter de wetten. Omdat hij zich daarbij stelde op het fundament van de Schrift en de belijdenis van de kerk. Hetzelfde fundament dat ook vandaag nog ónze politieke basis is.
Daardoor is het mogelijk lijnen te trekken ván Groen van Prinsterer via GPV en RPF naar de ChristenUnie nu. Die lijnen onderscheiden ons van alle volgelingen van Thorbecke, die godsdienst willen weren uit het publieke domein. Maar ook van hen die zich wel persoonlijk willen laten inspireren door de Bijbel maar de overheid niet willen aanspreken op het Woord van Hem wiens dienares zij is.
De ChristenUnie wil ook niet een zijweg inslaan die van het streven naar een christelijke staat het streven naar een theocratie maakt, waarin de vrijheid van godsdienst en van onderwijs wordt voorbehouden aan de eigen en verwante groeperingen. Een christelijke staat zonder geestelijke vrijheid voor alle burgers is geen christelijke staat. Dat beseften Willem van Oranje in de 16e eeuw en Groen van Prinsterer drie eeuwen later. Dat besef zal ook de christelijke politiek van de 21e eeuw moeten kenmerken.
Geloof en ongeloof
Groen van Prinsterer wees er in woord en geschrift steeds weer op, dat zowel conservatieven als liberalen op het verkeerde spoor zaten, omdat zij niet wilden erkennen dat God oorsprong en doel van alle gezag is. Groen stelde dan ook, dat het enige onderscheid dat echt ter zake doet dat tussen geloof en ongeloof is, tussen de partij die het gezag van God en Zijn Woord aanvaardt en de partij die dit gezag verwerpt. Dat onderscheid stelt alle andere politieke inkleuringen in de schaduw.
Voor de liberaal Thorbecke was geloof een privézaak, die niets met politiek te maken had. Hij moest wetten maken en daarvoor moet je de handen uit de mouwen steken. Ook één van Thorbecke’s nazaten VVD-leider Zalm bestempelde onlangs geloof als iets heel persoonlijks en verwees daarom godsdienst en levensbeschouwing naar het privé-domein. Premier Balkenende gaf hem feitelijk gelijk, toen hij in het Kamerdebat over waarden en normen naar aanleiding van Rouvoets pleidooi rekening te houden met de Tien geboden antwoordde dat Rouvoet ‘vanuit zijn uitgangspunt’ gelijk had.
Zalm, Balkenende en vele anderen zeggen het in feite Thorbecke na: Laat ons wetten maken en laten we elkaar niet vermoeien met discussies over ieders beginselen. Maar de ChristenUnie zal hierin nazaat van Groen moeten blijven door zich te confronteren met de beginselen die aan het beleid ten grondslag liggen en deze te toetsen aan universele normen, zoals we die aantreffen in Gods Woord.
Godsdienstvrijheid
Groen van Prinsterer schreef in ‘Ongeloof en revolutie’ dat de overheid gehouden is de God van de Bijbel “te belijden, openlijk te vereren en te dienen, anderen tot de uitoefening van deze godsdienst behulpzaam te zijn en, zo ver haar rechtmatig gezag strekt, de wet van God tot richtsnoer van haar daden en verordeningen te stellen.”
De positie en de taak van de overheid stonden voor Groen principieel dus niet ter discussie. Wie een zogenaamd godsdienstig-neutrale overheid wil kan zich niet op Groen beroepen. Hij zei het Calvijn na: “Niet de onderwerping van de Staat aan de Kerk, maar de onderwerping van beide aan God en Zijn heilige wet.”
Groen van Prinsterer was van mening, dat de overheid zich verre had te houden van interne kerkelijke zaken. Op de vraag wat de staat dan tegenover de kerk heeft te doen luidde zijn antwoord dan ook: Waken voor het eigen recht van de kerk en voor de rechten van de gezindheden onderling. Erop toezien dat de ene gezindheid de andere niet verdrukt.
Vrijheid van godsdienst is de vrijheid om God te dienen zoals Hij dat van de mens vraagt. Dit stond bij Groen centraal. De kerk moest vrij zijn om het Evangelie te verkondigen. Maar de vrijheid van godsdienst is er ook voor iedere andere gezindte. Niet vanwege een gewenste ongeïnteresseerdheid van de overheid naar de waarheidsvraag maar vanwege de beperkte bevoegdheid van de overheid in geestelijke zaken.
Als het gaat om de vrijheid van godsdienst gaan de wegen van SGP en ChristenUnie uiteen. De SGP wil wel vrijheid van geweten voor ieder, maar geen vrijheid van godsdienst. Het verschil tussen beide lijkt subtiel, maar is wezenlijk. Protestantse Nederlanders hebben in de ogen van de SGP meer rechten in de publieke samenleving dan moslims en hindoes. Kerken mogen gebouwd worden, moskeeën niet. Christenen mogen hun geloof openlijk beleven, moslims alleen in de privé-sfeer.
Groen van Prinsterer daagde zijn tegenstanders uit hem en zijn vrienden aan te spreken als zij artikel 36 van de geloofsbelijdenis met andere dan geestelijke wapens zouden willen ten uitvoer leggen.
Vrijheid van onderwijs
Onder de paarse kabinetten hebben de kleine christelijke partijen veel strijd moeten voeren tegen aantasting van de vrijheid van onderwijs. Ook in de lopende verkiezingscampagne rollen de voorstellen om op dit terrein tot wijzigingen te komen over elkaar heen. ChristenUnie en SGP zullen in deze strijd ongetwijfeld opnieuw samen optrekken. Maar hier ligt wel een probleem. In haar verkiezingsprogram zegt de SGP, dat de openbare school met de Bijbel het ideaal is dat de partij voor ogen staat. Letterlijk heet het dan: “Omdat Nederland ver van dat ideaal vandaan is, is een tweede keus nodig, namelijk een protestants-christelijke of reformatorische zuil in onderwijsland.” Hoe geloofwaardig is het verzet tegen aantasting van de vrijheid van onderwijs als je zelf die vrijheid niet principieel verdedigt maar alleen bij gebrek aan beter accepteert?
Evangeliebelijders gevraagd
Groen van Prinsterer noemde zich geen staatsman maar Evangeliebelijder. Niet om daarmee een tegenstelling te suggereren. Wel om een rangorde aan te geven. Die rangorde is ook voor de christelijke politiek van de 21e eeuw nog van doorslaggevend belang. Voor Groen was het geen eenvoudige zaak. Hoe vaak werd hij niet teleurgesteld in mensen? Succes heeft hij zelden gehad. Meestal stond hij alleen.Toch plukken we tot de dag van vandaag de vruchten van zijn werk.
Het is van doorslaggevend belang of er ook vandaag Evangeliebelijders zijn in de politiek. Goddank, ze zijn er! Verschaf hun dan óók het noodzakelijke podium!
Dit is een sterk ingekorte versie van de Mr. G. Groen van Prinsterer-lezing, georganiseerd door het Wetenschappelijk Instituut (WI) van de ChristenUnie, dit jaar uitgesproken door G.J. Schutte, voormalig lid van de Tweede Kamer voor GPV en ChristenUnie, op donderdagavond 16 januari 2003.
- Labels
Nieuwsarchief > 2003 > januari
Geen berichten gevonden
Reacties op 'Evangeliebelijders gevraagd, toen en nu'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.