Jeugdzorg zal ingrijpend worden veranderd
De zorg voor kinderen kan veel beter in onze samenleving. Er moet minder vanzelfsprekend een beroep gedaan worden op gespecialiseerde hulp bij opvoed- en opgroeiproblemen. Met lichte hulp en advies kunnen gezinnen en hun sociale netwerk veel problemen zonder gespecialiseerde zorg oplossen.
De jeugdzorg zal vanaf 2010 ingrijpend worden veranderd, stelt minister Rouvoet vandaag in een toespraak aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Rouvoet: "Ik verwacht van alle betrokkenen dat zij daarin meegaan in het belang van de kinderen. De zorg voor jeugd kan veel beter. Om dat te bereiken mag wat mij betreft alles ter discussie worden gesteld."
Omslag
Rouvoet benadrukt dat er in de sector hard wordt gewerkt en dat heel veel jongeren daarmee goed geholpen zijn. Veel verbeteringen zijn in de afgelopen jaren binnen de bestaande kaders in gang gezet en gerealiseerd. Maar sommige problemen laten zich daarbinnen niet oplossen. Prominent is de groeiende vraag naar gespecialiseerde vormen van jeugdzorg. Daarin moet een omslag komen. Voor ‘gewone’ opvoed- en opgroeiproblemen moet minder snel en vanzelfsprekend worden aangeklopt bij zwaardere vormen van zorg.
"Niet iedere opvoedvraag hoeft een vraag om jeugdzorg te worden", stelt Rouvoet. Met lichte hulp en advies kunnen gezinnen en hun sociale netwerk veel problemen zonder gespecialiseerde zorg oplossen. Het fundament voor deze omslag is al gelegd met de Centra voor Jeugd en Gezin in alle gemeenten.
Meervoudig
Het zorgaanbod voor jongeren met complexe meervoudige problemen moet worden verbeterd. Nu behandelen zorgverleners dit soort jongeren vaak vooral vanuit hun eigen vakgebied, bijvoorbeeld psychiatrisch of orthopedagogisch. Terwijl voor deze jongeren juist een zorgaanbod nodig is waarin disciplines intensief samenwerken.
Evaluatie Wet op de Jeugdzorg
Begin 2010 komt minister Rouvoet met een kabinetsstandpunt over de toekomst van de jeugdzorg. Centraal daarin is: welke zorg hebben jongeren met problemen nodig en hoe organiseren wij dat aanbod? Bestuurlijke en financiële consequenties moeten daarvan een afgeleide zijn.
Aanzien jeugdzorg zal ingrijpend veranderen
Toespraak André Rouvoet, 30 september 2009
‘De jeugdzorg zal vanaf 2010 ingrijpend worden veranderd.’ Dat betoogt minister André Rouvoet (Jeugd en Gezin) in een toespraak aan de Vrije Universiteit in Amsterdam op 30 september 2009.
Geachte aanwezigen,
Hoe was uw jeugd? Groeide u gelukkig op? Had u goed contact met uw ouders, leuke vriendjes om mee te spelen, ruimte en rust om te spelen, een paar voorbeeldfiguren om u aan op te trekken?
Wees gerust: ik verwacht geen persoonlijke antwoorden op deze vragen na afloop van mijn verhaal! Ik sta hier niet als psycholoog of mentale coach, maar als minister voor Jeugd en Gezin.
Iedereen heeft een beeld van hoe een gelukkig en gezonde manier van opgroeien van een kind eruit ziet. Deskundigen hebben daar zelfs een wetenschappelijk onderbouwd beeld bij. Ik waag mij dus niet aan een invulling daarvan, maar verwijs graag naar mijn beleidsprogramma waarin als mijn ambitie staat “Een land waar kinderen gezond en veilig kunnen opgroeien, hun talenten kunnen ontwikkelen en plezier hebben, waar ze hun steentje leren bijdragen aan de maatschappij en goed voorbereid zijn op de toekomst.”
Dat is in een notendop samengevat waar ik als minister voor sta en waar ik voor ga.
De overheid gaat niet over hoe ouders hun kinderen opvoeden. De overgrote meerderheid van ouders gaat dat gelukkig ook prima af, vraag maar aan de Nederlandse jeugd zelf: die is in meerderheid zeer positief over hun opvoeding.
Opvoeden is echter een onderwerp dat niet alleen leeft binnen deze zaal. Kranten hebben er tegenwoordig aparte rubrieken over, er zijn allerlei tv programma’s van Super Nanny tot Schatjes, boekwinkels liggen vol met opvoedboeken.
Al die aandacht wijst erop dat veel mensen vragen en zorgen hebben over opvoeden. En het gevoel hebben dat het beter kan.
Het gevoel dat het beter kan leeft ook over de jeugdzorg. De beeldvorming daarover wordt overwegend bepaald door wat niet goed gaat, door het negatieve, de incidenten. Vraag de modale krantenlezer of Journaalkijker wat hij of zij weet over de jeugdzorg en een goede kans dat je terugkrijgt: de aandachttrekkende zaken van Savannah of baby Hendrikus, of de wachtlijsten in de jeugdzorg en jeugdpsychiatrie. En helemaal onbegrijpelijk is dat natuurlijk niet, hoezeer óók waar is dat we dan dreigen voorbij te gaan aan het vele goede dat in de jeugdzorg gebeurt, aan de enorme inzet van talloze hulpverleners voor kinderen en hun ouders die zorg en ondersteuning nodig hebben, en aan de winst die dat in heel veel jonge levens betekent.
Wat daarvan zij: over opvoeding, over die volle breedte van de jeugdzorg en over hoe die zorg beter kan, wil ik het vandaag hebben.
Ik zal dat doen vanuit de vraagstelling: hoe richten we de zorg en hulpverlening rond de jeugd zodanig in dat het een gezonde manier van opgroeien ondersteunt?
Toen ik aantrad als programmaminister voor Jeugd en Gezin ben ik begonnen met het aanbrengen van verbeteringen in de jeugdzorg en het oplossen van een aantal knelpunten in de organisatie van die zorg en de wijze van werken. Daarbij staan drie lijnen centraal: opvoeden doe je in het gezin, omslag naar preventie, en de vrijblijvendheid voorbij.
Ik wil inzetten op een betere positie van gezinnen, in tijd, middelen en vaardigheden. Want een betere positie van gezinnen betekent een betere start voor kinderen. De Centra voor Jeugd en Gezin kunnen daarbij helpen door ouders laagdrempelig, in hun eigen buurt, opvoedondersteuning te bieden of gewoon een opvoedvraag te laten stellen.
De omslag naar preventie betekent dat problemen eerder worden gesignaleerd zodat er tijdig kan worden ingegrepen daar waar dat echt nodig is.
Dat gebeurt op school in de ZorgAdviesteams of via de hulpverleners die in de Centra voor Jeugd en Gezin samenwerken.
Met de vrijblijvendheid voorbij doel ik op doortastend zijn in de samenwerking tussen hulpinstanties, het wegwerken van de wachtlijsten, en een krachtige aanpak van jongeren die dreigen te ontsporen.
Langs deze drie lijnen heb ik de afgelopen twee jaar al veel in gang gezet. Er wordt door de betrokken instanties en bestuurders, maar vooral door de professionals, de jeugdzorgwerkers, keihard gewerkt in het belang van de kinderen en jeugdigen die op hun zorg aangewezen zijn. We zijn op de goede weg, maar ik ben zeker niet tevreden!
Ik zie twee namelijk twee forse problemen die samen een merkwaardige paradox vormen:
-
Aan de ene kant zie je kinderen met lichte opvoed- of psychiatrische problemen die te snel terechtkomen in specialistische voorzieningen. De vraag naar die specialistische voorzieningen neemt hand over hand toe.
-
Aan de andere kant zie je een groep kinderen met zware en complexe problematiek die we moeilijk of niet bereiken. Kinderen gaan soms van de ene instelling naar de andere, zonder dat ze de juiste zorg krijgen.
Hoe kan het dat de groep die de zorg het minst nodig heeft te snel bediend wordt, maar de groep die het het meeste nodig heeft, onvoldoende? Wat is er aan de hand in jeugdzorgland? Ik wil u vandaag graag betrekken bij mijn visievorming op de zorg voor onze jeugd en ik hoor straks ook graag uw mening.
Dames en heren,
Ons uitgangspunt is, dat het gezin zelf – eventueel met hulp van familie, vrienden en mede-opvoeders als leraren en sporttrainers – zorgt voor de opvoeding van kinderen. Mensen willen dat ook graag en nemen die primaire verantwoordelijkheid. In strijd daarmee is dat een opvoedvraag steeds vaker een medisch probleem wordt gemaakt en de jeugdzorg wordt ingezet als medicijn.
Zo kunnen ouders en leerkrachten van kinderen die voorheen vooral als ‘druk’ te boek stonden, nu beschikken over een diagnose die recht geeft op allerlei speciale voorzieningen, zoals een rugzak voor speciaal onderwijs, medicatie uit de zorgverzekeringswet, begeleiding uit de AWBZ en opvoedondersteuning uit de Wet op de Jeugdzorg.
Waarom leggen ouders en mede-opvoeders de zorg voor de kinderen steeds vaker bij professionals? Ook voor problemen die inherent met opvoeden zijn verbonden en ook binnen de opvoeding hanteerbaar kunnen worden gemaakt.
Een belangrijke reden lijkt te liggen in een mentaliteit die met de verzorgingsstaat is ontstaan.
De staat is een steeds belangrijkere rol gaan spelen in het voorkomen en bestrijden van risico’s zoals ziekte, verwaarlozing en mishandeling. Ook de financiering van hulp en ondersteuning kwam steeds meer bij de overheid te liggen. Dat leidde voor mensen weliswaar tot meer persoonlijke vrijheid en een vermindering van afhankelijkheid van de directe omgeving.
Tegelijkertijd is in dit proces de minder zichtbare en meer indirecte afhankelijkheid, via de overheid, gegroeid.
De ontwikkeling van de collectieve voorzieningen van de verzorgingstaat ging gepaard met een afnemende draagkracht van de sociale systemen zoals het gezin, de familie of de buurt. De sturende en zorgende rol van de overheid heeft terrein gewonnen ten koste van het particulier initiatief. Verantwoordelijkheden van burgers zélf – en hun organisaties – werden steeds meer ingeruild voor garanties van overheidswege. Zie je dat niet ook in de opvoeding als de oplossing van opvoedproblemen een zaak wordt van instellingen en professionals?
De overheid kán echter al die problemen niet oplossen en het is ook de vraag of we dat moeten willen. Want we streven juist naar een versterking van de eigen kracht van mensen. De samenleving wordt alleen maar sterker door zoveel mogelijk uit te gaan van onderlinge en eigen verantwoordelijkheid. Waarbij problemen niet worden overgenomen, maar mensen juist gestimuleerd worden bij het oplossen van problemen.
Laat er geen misverstand over bestaan, het gedifferentieerde systeem van zorg voor verschillende doelgroepen is zeker te zien als een verworvenheid. We mogen trots zijn op het niveau van onze verzorgingsstaat. Maar ik vraag mij af of het huidige beroep op zorg en ondersteuning wel nodig en terecht is, uitgaande van de verantwoordelijkheden van het gezin, het sociale netwerk rond het gezin, en de overheid.
Is dit het effect dat wij met het recht op zorg voor ogen hadden?
Zijn we daarin niet doorgeslagen?
Om een ander misverstand te vermijden: ik wil de problemen van ouders en jeugdigen zeker niet bagatelliseren. Veel van de zorgen die ouders hebben en de problemen van kinderen zijn serieus. Problemen kunnen een gezin ook behoorlijk ontwrichten. Wie echt professionele (jeugd)zorg nodig heeft, moet het wat mij betreft krijgen. Tegelijkertijd houdt de vraag mij bezig of niet te gemakkelijk opvoedvragen (misschien: opvoedonmacht?) wordt vertaald in een zorgvraag en dus in een indicatie.
Inschakeling van professionele hulp is echter niet altijd het goede antwoord.
Er zijn dan ook meer ontwikkelingen die het beroep op specialistische zorg versterken. De grote schat aan kennis die we de afgelopen decennia hebben verworven, stelt ons in staat om beter en sneller problemen te signaleren en te diagnosticeren. We kunnen dus eerder hulp bieden. En dat gebeurt ook want het is professionals eigen om te willen helpen.
Dat is goed en belangrijk als die hulp nodig is en we daarmee erger kunnen voorkomen. Het punt is echter, dat we dit juist bij kinderen op psychisch en sociaal vlak niet altijd weten. Vinden we wel de kinderen die de zorg het hardste nodig hebben? Dit vind ik een lastig dilemma.
Bovendien bestendigt die houding van professionals – de vele goede niets ten nadele – hoe goed bedoeld ook, de hulpvraag van ouders en opvoeders.
Verder is onze maatschappij complexer geworden en zijn er voor kinderen en jongeren veel meer prikkels, die de Rust en Regelmaat niet ten goede komen.
Denk aan de invloed van multimedia, denk aan de tweeverdienerscultuur waarbij kinderen en ouders hun levens steeds meer op afspraak moeten inrichten. Denk ook aan de ontwrichtende gevolgen van echtscheidingen: soms alleen in fysiek-sociale zin (kinderen die heen en weer pendelen tussen twee woningen), soms ook in psycho-sociale zin (depressie, laag zelfbeeld, kans op schooluitval enzovoort).
Kinderen met mildere problemen die vroeger nog goed konden meekomen, vallen nu vaker buiten de boot. Neem ook de vernieuwingen in het onderwijs, waarin vaardigheden als plannen, zelfwerkzaamheid en samenwerken steeds belangrijker zijn geworden. Kinderen met behoefte aan structuur en duidelijkheid zullen niet altijd aan die eisen kunnen voldoen.
Ook de hoge verwachtingen die horen bij het streven naar zelfrealisatie kan een hoge druk leggen op kinderen, en kan indirect leiden tot hogere zorgvraag: Ouders willen dat hun kinderen maatschappelijk slagen, gaan bij problemen actief op zoek naar een diagnose, en legitimeren daarmee het beroep op zorg. De manier waarop we de zorg hebben ingericht werkt de opwaartse druk richting gespecialiseerde, zware – en dus duurdere – vormen van zorg, in de hand. Ook als met lichte interventies zou kunnen worden volstaan.
-
Gemeenten hebben onvoldoende prikkels om te investeren in preventie en lichte hulp, als er ook een indicatie mogelijk is voor zwaardere zorg op kosten van de provincie.
-
Scholen schuiven te makkelijk kinderen met problemen door naar het speciaal onderwijs.
-
En vanuit het Rijk hebben we wachtlijsten voor specialistische zorg jarenlang financieel extra beloond.
De huidige organisatie van de jeugdzorg lijkt daardoor nog onvoldoende afgestemd op het doel: ouders en kinderen zodanig ondersteunen dat een gezonde manier van opgroeien en opvoeden wordt ondersteund.
Er is onvoldoende vroeghulp – thuis, op school en in de buurt – waarmee we zwaardere interventies kunnen voorkomen. Terwijl het beschikbare aanbod aan specialistische voorzieningen alsmaar groeit. Sluiten we daarmee onze jongeren niet op in regelingen?
De cijfers wijzen op een tendens van medicalisering die ik onwenselijk vind.
Kijk naar het beroep op speciaal onderwijs: Dat is de afgelopen jaren met bijna 30 procent gestegen. Het aantal jeugdigen dat gebruik maakt van een persoonsgebonden budget: een toename van 40% in één jaar tijd. Het aantal jongeren dat zich voor het eerst tot de Wajong wendt: in vijf jaar tijd verdubbeld. Het beroep op de jeugdzorg: tussen 2005 en 2008 noteren we 29 procent meer zorgtrajecten in de provinciale jeugdzorg.
En dan de andere kant van de medaille:
Hiervoor heb ik betoogd dat ouders en kinderen te snel een beroep doen op te zware vormen van jeugdzorg. De andere kant van het probleem is spiegelbeeldig: Jeugdigen met ernstige problematiek bereiken we niet goed.
Zij hebben vaak meervoudige problemen waarbij ook nog eens sprake is van een combinatie met gezinsproblematiek. Uit onderzoek dat ik hiernaar heb laten uitvoeren, blijkt dat het hier gaat om ongeveer 10% van het totaal aantal jeugdigen in zorg. Hun zorgloopbanen worden gekenmerkt door vele schakelmomenten: zij worden als het ware dol gedraaid door het systeem waarbij het vaak lang duurt voordat zij de passende zorg ontvangen.
De effectiviteit van de jeugdzorg voor de kinderen die van loket naar loket gaan, schiet in de regel tekort vanwege het ontbreken van een intersectoraal aanbod, het te lang wachten met krachtige interventies en het niet of onvoldoende bieden van ondersteuning aan de ouders.
En wat ik ook ernstig vind:
uit het onderzoek blijkt, dat preventie en vroeghulp nagenoeg afwezig is geweest. Als we er bij deze jongeren eerder bij waren geweest, en de juiste, integrale diagnose hadden gesteld, had erger misschien voorkomen kunnen worden. Dat sluit dan weer aan bij mijn vorige punt.
Hulpverleners uit verschillende sectoren werken nog onvoldoende samen om een adequaat antwoord te geven op de complexe problematiek van deze kinderen en gezinnen. Behandelingstrajecten worden eerst afgemaakt vóórdat deskundigheid uit aanpalende sectoren wordt ingezet. Van een integrale aanpak van deze complexe problemen volgens één gezin één plan is in de praktijk nog onvoldoende sprake. Dat is niet alleen het probleem van verkokerde regelgeving en financiering. Hulpverleners blijken teveel op hun eiland te zitten. Hebben we het dan ook niet over een cultuurprobleem?
Bij mij leidt dit alles tot de constatering dat voor de groep jeugdigen met een omvangrijke en diverse zorgvraag de jeugdzorgketen het minst geëquipeerd is. Door het zorgaanbod onder te brengen in verschillende regelingen met ieder een eigen loket is het voor deze groep extra lastig gemaakt. Hoger opgeleiden vinden hun weg doorgaans wel, en dan met name richting de psychiatrie. Bij lager opgeleiden gaat dat minder makkelijk.
We moeten waken voor het ontstaan van klassenverschillen in de jeugdzorg. Met name allochtone jongeren weten we nog onvoldoende te bereiken.
Dames en heren,
Het is u duidelijk geworden dat ik vind dat we met de manier waarop we ouders en kinderen met opvoedvragen- en problemen momenteel ondersteunen nog niet zijn waar we moeten wezen.
Een minister kan bij die constatering natuurlijk niet stoppen. Hoe zie ik de toekomst van de zorg voor jeugd voor mij?
Allereerst: eenvoudige vragen horen niet in een zwaar zorgcircuit. Ik wil een omslag realiseren naar "versterking van het gezin en het sociale netwerk en eerder en lichter hulp en ondersteuning geven". Zo voorkomen we onnodige medicalisering en blijft de zware zorg beschikbaar voor jeugdigen en gezinnen die dit het hardst nodig hebben.
Twee weken geleden brachten de RVZ en de RMO gezamenlijk het advies uit ‘Investeren rondom kinderen’. Het onderstreept het belang van het versterken van de eigen kracht van gezinnen en van de sociale netwerken die gezinnen omringen. Familie, vrienden maar ook zeker (andere) beroepsopvoeders kunnen elkaar helpen bij de oplossing, door onderling kennis en ervaring uit te wisselen. Het sociale netwerk is de basis voor een krachtige samenleving, die uitgaat van maatschappelijke binding en onderlinge verantwoordelijkheid.
Ik zie hierbij een belangrijke rol voor de Centra voor Jeugd en Gezin. De kracht van deze lokale Centra is dat je er met een – doodgewone, alledaagse – opvoedvraag kunt binnenlopen en er als het even kan met een antwoord weer naar buiten komt. Deze centra kunnen deze netwerken mobiliseren door ouders met elkaar in contact te brengen bijvoorbeeld op kinderdagverblijven of in scholen.
Ik was een half jaar geleden in Den Bosch waar het Centrum voor Jeugd en Gezin duidelijk dit streven had, midden in de samenleving, in een gezondheidscentrum en naast een brede school. Een plek waar de koffie klaarstaat ook voor mensen die geen probleem hebben. Een plek waar mensen ook gewoon een praatje kunnen maken.
Ouders en jeugdigen moeten ook kunnen rekenen op adequate informatie en advies. Informatie over hoe ze het gedrag of bepaalde gevoelens moeten interpreteren, en hoe ze daar het beste mee om kunnen gaan. Onzekerheid, die vaak heel begrijpelijk is, kan zo hanteerbaar worden gemaakt. Vragen over conflicten in een relatie en hoe de gevolgen daarvan voor kinderen te beperken, kunnen bespreekbaar worden. De Centra bieden deze informatie en advies, of verwijzen door naar plekken waar dat te vinden is.
Ook de rol van moderne media wordt hierbij steeds belangrijker, niet alleen passief -bijvoorbeeld- door televisieprogramma’s over opvoeding, maar ook actief waarbij ouders en kinderen internetfora gebruiken voor informatie-uitwisseling met lotgenoten.
Niet elke opvoedvraag hoeft zo een hulpvraag te worden. En als die hulp wel nodig is, dan helpt het Centrum voor Jeugd en Gezin direct, zonder doorverwijzing, dicht bij de gezinnen, in de wijken en in de school. Daarmee voorkomen we dat kinderen doorschuiven naar zwaardere specialistische voorzieningen.
Om de hulpverlening aan hen die dit het meest nodig hebben te verbeteren, moeten professionals in de zorg echt anders gaan werken, zij moeten vooral meer samenwerken. Bij de ingewikkelde problematiek moeten zij zorgen dat collega´s sneller betrokken worden om problemen integraal te kunnen duiden en afspraken te maken over coördinatie van zorg. Ik zie een snelle realisatie van een passend intersectoraal zorgaanbod voor jeugdigen en gezinnen met meervoudige problemen als één van de grote uitdagingen voor de hulpverlening. Dit vraagt wel om vertrouwen in elkaars deskundigheid. En een belangrijke vraag daarbij is of dit vertrouwen er wel is en hoe we dat kunnen bevorderen.
Die zware zorg moet bovendien niet langer duren dan nodig. De zware zorg moet in het teken staan van het versterken van de eigen draagkracht, in plaats van het versterken van zorgafhankelijkheid. Kijk naar de gesloten jeugdzorg, die moet erop gericht zijn jeugdigen te laten terugkeren in maatschappij. Helaas zien we nog te vaak, dat na een intensief zwaar zorgtraject, het kind en het gezin volledig worden losgelaten.
Dan kun je wachten op het volgende incident en zijn vaak weer harde maatregelen nodig.
Wat mij betreft gaan wij een slag dieper.
Wat mij betreft, laten we kinderen en gezinnen met een langdurige zorgbehoefte niet meer ‘los’, maar ondersteunen we ze dichtbij en in samenhang. Eén gezin, één plan dat moet niet alleen het credo zijn, maar dé werkwijze.
Dat hoeft niet altijd zware zorg te zijn. Voor veel kinderen of gezinnen kan alleen al de aanwezigheid van steun op de achtergrond, beschikbaar is als de nood aan de man is, het verschil betekenen tussen een uithuisplaatsing of uithuiszetting, of een relatief stabiele gezinssituatie. Soms kan iemand uit het sociale netwerk om het gezin heen die functie vervullen. Dit heeft gezien de sociale binding de voorkeur.
Daarmee geven we invulling aan een ketenbenadering die nu nog te vaak ontbreekt. Een benadering die uitgaat van eigen kracht en meedoen naar vermogen.
Dames en heren,
Het is verleidelijk om het debat over de toekomst van de zorg voor onze jeugd te beginnen vanuit de organisatorische structuren en bestuurlijke verantwoordelijkheden. Vanuit de rol van gemeenten en provincies, of bureau jeugdzorg. Vanuit de incidenten en de wachtlijsten. Zeg maar een ‘stelseldiscussie’ in de smalle, formele betekenis van het woord.
Dat zou wat mij betreft echt een gemiste kans zijn en het paard achter de wagen spannen. De goede volgorde is dat de structuur van de zorg wordt opgebouwd vanuit de visie die we hebben op hoe we in Nederland kinderen willen opvoeden en laten opgroeien. En op de verantwoordelijkheden die daarbij horen. De rol dus van het gezin, van de sociale kring rond het gezin, van professionals op school, kinderopvang of elders en van de overheid. Het stelsel van de zorg voor de jeugd in de brede, de inhoudelijke, materiële betekenis van het woord dus.
Ik ben ervan overtuigd dat we het debat moeten beginnen vanuit de inhoud. Zoals we het vandaag doen. Bestuurlijke verantwoordelijkheden en vragen over financiering moeten daarvan een afgeleide zijn.
Mijn medewerkers en ik zitten midden in een evaluatie- en afwegingsproces dat begin 2010 leidt tot een kabinetsstandpunt over de jeugdzorg. Belangrijk hiervoor is de evaluatie van de Wet op de jeugdzorg die eind oktober verschijnt.
Ik vind het belangrijk om nog voordat het kabinet haar standpunt bepaalt, zoveel mogelijk inhoudelijke inbreng te ontvangen: van ouders en kinderen zelf, van werkers in de zorg, van belangenorganisaties en ook van de wetenschap.
Inbreng van u hier vandaag.
Dames en heren,
Ik begon met de vraag naar uw jeugd. Onze kinderen en jongeren een gelukkige en gezonde jeugd geven, is goed voor henzelf, en goed voor de samenleving. Feit is dat jongeren die opgroeien in een stabiele, liefdevolle omgeving met volwassenen die hen met aandacht en zorg omringen, zelf ook uitgroeien tot volwassenen die beter voorbereid zijn op de toekomst. En daar is het ons om te doen.
Het kan niet zo zijn dat wij genoegen nemen met een situatie waarin jongeren die met lichte ondersteuning op maat enorm geholpen zouden zijn nodeloos in zwaardere vormen van zorg terecht komen.
Het kan niet zo zijn dat we kinderen en jongeren bij wie echt wat aan de hand is, niet bereiken.
Mij staan veranderingen voor ogen waardoor de eigen kracht van mensen wordt versterkt in plaats overgenomen. Veranderingen die uitnodigen tot participatie in plaats van tot afhankelijkheid, en die snelle en effectieve zorg bieden aan kinderen en gezinnen die dat het meest nodig hebben. Veranderingen die de vitaliteit en de kracht van de samenleving bevorderen.
De zorg voor de jeugd kan veel beter in dit land. Om dat te bereiken mag wat mij betreft alles ter discussie worden gesteld. Harde conclusies vragen om majeure ingrepen. En daarbij reken ik op de inzet van eenieder.
Kortom: u moet er maar rekening mee houden dat het aanzien van de jeugdzorg vanaf 2010 ingrijpend zal veranderen!
- Labels
- André Rouvoet
Nieuwsarchief > 2009 > oktober
Geen berichten gevonden
Reacties op 'Jeugdzorg zal ingrijpend worden veranderd'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.