Echtscheiding moet zorgvuldiger
In het debat over ouderschap en scheiding stelde Kamerlid Ed Anker een aantal belangrijke thema's aan de orde omtrent echtscheiding. Zo moet de flitsscheiding worden afgeschaft en moet er meer aandacht komen voor kinderen van gescheiden ouders. De vragen die de partij hierover stelde, liggen ter beantwoording bij André Rouvoet. De minister van Jeugd en Gezin zal in dit debat zijn eerste optreden als minister hebben in de Tweede Kamer.
De hele bijdrage aan het debat:
• In het opinieblad CV/Koers staat deze maand een artikel
onder de treffende kop “Echtscheiding trekt de samenleving
uit elkaar”. In dit artikel wordt ingegaan op het toegenomen
aantal echtscheidingen, op de gevolgen voor onze samenleving en
vooral ook op de desastreuze gevolgen die dit heeft op kinderen.
Scheiding kan ernstige gevolgen hebben voor het zelfbeeld van een
kind en het vermogen om relaties met anderen op te kunnen bouwen.
Vaak is echtscheiding een traumatische ervaring voor een
kind.
• Onze fractie heeft blijvende zorgen over het grote aantal
echtscheidingen. We zien de problemen tussen mensen die ontstaan na
een scheiding en maken ons zorgen over de gevolgen voor de
betrokken kinderen. Desondanks is mijn fractie blij met de
hoofdlijn van het voorliggende wetsvoorstel. Zoals wij eerder
hebben aangegeven is het huwelijk in onze opvatting veel meer dan
zomaar een contract en is echtscheiding dus ook veel meer dan het
simpelweg beëindigen van zo’n contract. Zowel het
aangaan, als het beëindigen van een huwelijk heeft allereerst
persoonlijke, maar ook zeker juridische en maatschappelijke
gevolgen. Daarom is de overheid betrokken en daarom dient zij mede
verantwoordelijkheid te dragen, vooral om de zwakkere partij te
beschermen. Dit geldt temeer wanneer uit een verbintenis kinderen
zijn geboren, want zij zijn bijna per definitie zo’n zwakkere
partij.
• Mijn fractie steunt het uitgangspunt dat het gezamenlijk
ouderschap doorloopt na echtscheiding en dat ouders d.m.v. het
opstellen van een ouderschapsplan gedwongen worden concrete
afspraken te maken over de invulling van hun
verantwoordelijkheden.
• De sterkere benadrukking van de handhavingsmogelijkheden van
bijvoorbeeld een omgangsregeling spreekt mijn fractie aan. Het komt
te vaak voor dat één van de ouders stuit op pure
onwil en frustratie bij de andere ouder en dat die laatste erin
slaagt de omgangsregeling ongestraft te traineren of onmogelijk te
maken. Het wetsvoorstel biedt geen goedkope antwoorden of
oplossingen, maar geeft wel een signaal af waarvan mijn fractie
hoopt dat het opgepakt wordt: de belangen van het kind moeten
centraal staan en daarbij kan het best zo zijn dat een goede omgang
met beide ouders zwaarwegender is dan de nadelen van bijvoorbeeld
een dwangsom. Anderzijds is ook denkbaar dat het voor het kind
beter is om tijdelijk geen omgang te hebben met een van de ouders
of om bij niet-naleven van de omgangsregeling juist af te zien van
dwangmiddelen. Het wetsvoorstel biedt die ruimte.
• Een andere hoofdlijn is het onmogelijk maken van de
zogenoemde ‘flitsscheiding’. Bijna onnodig te
benadrukken dat mijn fractie dit van harte steunt. Juist vanuit
onze visie op het beschermen van de zwakkere partijen en een
onafhankelijke toets op de gemaakte afspraken vinden wij het van
het grootste belang dat de rechter eraan te pas komt. Ook de keuze
in dit wetsvoorstel om geen aparte administratieve procedure voor
echtscheidingen in het leven te roepen krijgt de volle steun van de
ChristenUnie.
• Het valt ons op dat inmiddels het geregistreerd partnerschap
inhoudelijk steeds meer in de buurt van het huwelijk komt. Mijn
fractie vraagt zich dan ook sterk af wat de zin is van het apart
laten voortbestaan van het geregistreerd partnerschap. De minister
wees op een evaluatie door de Universiteit Utrecht. Wij zien uit
naar het evaluatierapport.
Dan kom ik nu toe aan enkele verhelderende vragen:
1. Als effectief middel om een zorg- of omgangsregeling af te
dwingen noemt de minister het toewijzen van het eenhoofdig gezag
aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft
(NaV,p. 10). Kan de minister bevestigen dat hij hier doelt op de
zogenoemde ‘paradoxale toewijzing’? De minister
bespreekt deze mogelijkheid wel in de NaV, maar geeft niet nader
aan waarom deze hem effectief lijkt. Graag een reactie op dit punt
en in het bijzonder op de vraag of niet het risico bestaat dat
omgangsproblemen hiermee nodeloos vaak in het strafrechtelijke
zullen worden getrokken. Wanneer de andere ouder niet meewerkt aan
de omgangsregeling, wordt het kind aan het wettig gezag onttrokken
wat strafrechterlijke gevolgen klan hebben.
(De ouder bij wie het kind verblijft heeft in dit model niet het
gezag. Bij niet-naleven van de omgangsregeling kan dus een situatie
ontstaan van onttrekken aan het wettig gezag, art. 279 Sr)
2. Het voorgestelde artikel 1:377a BW maakt het mogelijk dat ook
anderen dan de ouders een omgangsregeling verzoeken, als zij in
nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staan. Het eerste lid
van de voorgestelde bepaling formuleert dit uitdrukkelijk als een
recht van het kind. Het derde lid laat zich echter lezen als een
‘ja, tenzij ernstig nadeel, ernstig bezwaar of kennelijk
ongeschikt’. Wordt hiermee het recht uit het eerste lid niet
omgevormd tot een plicht omgangsregelingen te dulden zolang van de
ernstige uitzonderingen geen sprake is? Hoe worden de belangen van
het betrokken kind hier gewaarborgd en is daarbij een rol weggelegd
voor de bijzondere curator? (art. 1:250 BW)
3. In het voorstel wordt niet expliciet gemaakt wie het
initiatief neemt voor een omgangsregeling. In hoeverre spelen de
wensen van het kind hierin een rol? Kan het kind tegen de wens van
de ouders in bijvoorbeeld vragen om een omgangsregeling met andere
familieleden als bijvoorbeeld grootouders?
4. Het initiatief-wetsvoorstel Luchtenveld voorzag in een
eenvoudige rechtsgang zonder verplichte procesvertegenwoordiging
voor lik-op-stuk-beleid, bijvoorbeeld bij het niet-naleven van een
omgangsregeling. Vanuit het oogpunt van de hoge kosten (met name
voor rechtsbijstand) die een partij soms moet maken om niet meer
dan naleving van gemaakte afspraken of van rechterlijke
beslissingen te vragen lijkt dit sympathiek. Kan de minister
aangeven hoe hij hier tegenover staat?
5. Een groep die buiten het bestek van dit wetsvoorstel valt is die
van ouders die uit elkaar gaan terwijl zij niet getrouwd waren en
geen geregistreerd partnerschap hadden. Met het oog op de belangen
van kinderen uit zulke relaties zou mijn fractie graag zien dat ook
in dergelijke situaties een ouderschapsplan tot stand komt dat aan
die belangen recht doet. Kunnen de ministers toezeggen dat zij dit
zullen bevorderen?
- Labels
- Ed Anker
- Tweede Kamer
Nieuwsarchief > 2007 > maart
Geen berichten gevonden
Reacties op 'Echtscheiding moet zorgvuldiger'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.