De ChristenUnie vindt dat, na de afwijzing van een verbod op de PNVD (Partij voor Naastenliefde, Vrijheid & Diversiteit) in een kort geding, het Openbaar Ministerie in actie moet komen om te onderzoeken of een verbod op de pedo-partij alsnog kan worden ingesteld.

De ChristenUnie is teleurgesteld over het kort geding tegen de pedo-partij. De eisers zijn op formele gronden niet-ontvankelijk verklaard. Het vonnis maakt anderzijds wel duidelijk dat er omstandigheden zijn waaronder een politieke partij kan worden verboden. Dat is het geval als een partij grenzen overschrijdt.

Een partij verbieden kan op vordering van het OM, maar die is (nog) niet in actie gekomen. De ChristenUnie meent dat de pedopartij wel verboden zou kunnen worden, omdat deze partij immers beoogt de rechten en vrijheden van een kwetsbare groep - namelijk kinderen - aan te tasten en te beperken. Dat is in strijd met onder meer het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De ChristenUnie vindt dat nu het OM aan zet is.