
Op haar vrije dag -waarbij ze toch nog voor school aan het werk is- spreek ik Heidi (53) online. Al 30 jaar werkt Heidi vol passie in het onderwijs, waarvan de laatste 12 jaar als schoolleider op diverse basisscholen, en daarnaast als coach. Welke observaties doet Heidi over veranderingen in het onderwijs en hoe bouw je aan een waardengemeenschap. Dat zijn vragen die ik haar graag wil voorleggen.
Passend onderwijs
Over een periode van ruim dertig jaar onderwijs zijn er voldoende veranderingen en ontwikkelingen aan te wijzen. Maar Heidi geeft aan dat één grote wijziging er uit springt, namelijk de overgang naar passend onderwijs waarbij alle kinderen zolang mogelijk in het reguliere basisonderwijs blijven. ‘Je ziet een heel groot verschil ontstaan sinds er passend onderwijs is. Het verschil vóór en na passend onderwijs is met name de werkdruk die binnen de klas ontstaat voor de leerkrachten’. Vóór passend onderwijs was het eenvoudiger om kinderen met gedragsproblematiek of een leerachterstand te verwijzen naar het speciaal basisonderwijs. ‘Ik zie dat leerkrachten door de jaren heen veel vaardiger zijn geworden in leerstofproblematiek. Daar zijn ze écht goed in. Daar is goed op ingezet. Maar het stukje gedragsproblematiek vraagt enorm veel van leerkrachten.’ Heidi geeft voorbeelden van grensoverschrijdend gedrag dat kinderen kunnen vertonen in de klas. ‘Dan trek je aan de bel als leerkracht en er komt extra hulp maar dan is het hele traject zó zorgvuldig opgesteld dat het maanden en maanden duurt voordat er eventueel een verwijzing komt. Er komt wel iets aan extra zorg in de klas. Maar dat weegt vaak niet op tegen wat het vraagt van de leerkracht en van de rest van de klas.’ Daar ziet Heidi een grote verandering. Volgens Heidi klagen leerkrachten niet over de vele extra gesprekken met allerlei instanties en ouders. Maar álles moet vastgelegd worden en de druk in de klas is hoog. Vindt zij de zorgvuldigheid dan overdreven of onnodig? Want zorgvuldigheid is iets dat je ook positief kan duiden. ‘Het is goed dat er zorgvuldig wordt afgewogen of een leerling wel echt naar het speciaal onderwijs zou moeten, want ik ben er wel een voorstander van dat alle kinderen bij elkaar op één school zitten. Probleem is alleen dat alles zoveel tijd kost. Soms worden dingen overgedaan. Een intern begeleider (IB-er) met heel veel vaardigheden en competenties, is al best een poos bezig met de leerkracht om te kijken hoe ze dit zelf in goede banen kunnen leiden, vervolgens komt toch passend onderwijs er bij en die begint eigenlijk dat hele traject weer opnieuw’. Heidi legt uit dat die intensieve trajecten van observaties, vragenlijsten en gesprekken teveel vragen van alle betrokkenen en teveel tijd kost. Kinderen lijden daar ook onder.
Passend onderwijs moeten we behouden maar er is teveel bureaucratie. Ik hoor leerkrachten niet klagen over differentiatie, de vele uren die ze maken-want dat doen de leerkrachten ook echt- of over het salaris, maar echt het stukje van zich onmachtig voelen en de vele verantwoording en verslaglegging.
'En het wordt lastiger om met ouders op één lijn te komen. Ouders zijn mondiger geworden en het gebeurt dat de leerkracht wordt uitgescholden met de leerling er naast.’ Winst ziet Heidi hierin; zo lang mogelijk samen optrekken als kinderen. ‘Je kan alles wel uit elkaar gaan trekken maar uiteindelijk moeten we als mensen met elkaar de maatschappij maken en de maatschappij in. Je komt overal verschillen tegen, daar moet je jong mee leren omgaan.’ Passend onderwijs hoort daar bij. Heidi geeft aan dat het beleid van de afgelopen jaren om meer handen in de klas te hebben echt effect heeft. Leerkrachten voelen meer ruimte, daar is goed in geïnvesteerd. Heidi ziet mogelijkheden om passend onderwijs beter te laten functioneren door trajecten te vereenvoudigen. Óf er moet eerder worden meegekeken óf meer gebruik gemaakt worden van de professie van de IB-er en leerkracht om beter aan te sluiten op het werk dat zij al uitvoeren.
Beeld: Niek Stam
Kracht van relaties
Halverwege het gesprek vraag ik Heidi naar haar drijfveren om al zo lang werkzaam te zijn in het onderwijs. ‘Ik vind het heel mooi als mensen in verbinding staan met elkaar. Een relatie aangaan met elkaar en met God. Juist in het onderwijs omdat je jonge kinderen leert omgaan met elkaar. Je maakt ook de verbinding met ouders en gaat samen op zoek naar de juiste vorming van de kinderen. Dat sámen maakt het werk zo rijk’. Later spitst Heidi deze uitspraak toe op de relatie tussen de leerkracht en de leerling. Of in de relatie tussen leerkrachten en ouders. Want als schoolleider maakt ze ook mee dat beiden soms moeite hebben met elkaar. Dan investeer ik als schoolleider in het voeren van gesprekken en komt het doorgaans tot een waardevolle omslag. ‘Soms kan je door simpelweg één gesprek met ouders het vertrouwen winnen en samen werken. Dat vind ik zulke mooie momenten.’
Soms moet Heidi ook moeilijke beslissingen nemen op scholen. Daarbij probeert ze de neuzen dezelfde kant op te krijgen, zowel bij ouders, leerkrachten als de kinderen. “Ik wil iedereen laten zien dat we verantwoordelijkheid dragen voor elkaar, dat alle kinderen waardevol zijn en dat je soms over je eigen belang heen moet stappen uit liefde voor alle betrokkenen. Investeren in luisteren en begrip zijn prachtige waarden die je op kindniveau al kan leren. Door op school elke dag te beginnen vanuit gebed en de Bijbel, en te praten over de liefde die we ontvangen mag je een kind leren om dat weer door te geven.’ Heidi vertelt over methodes als Vreedzame school, maar juist ook het Bijbelonderwijs als basis om te investeren in het samen bouwen.
Diversiteit in de klas
Op de school waar Heidi momenteel werkt zijn -passend bij een stad- veel culturen vertegenwoordigd. Op mijn vraag of dat een extra aanpak vraagt geeft Heidi aan dat je een verschil in benadering moet kunnen hebben. Bij de kinderen zelf ziet Heidi minder verschil: ‘kinderen zijn makkelijk en passen zich snel aan. Het maakt wel veel uit hoe er thuis wordt gesproken en hoe eenzijdig men gericht is op de eigen cultuur. Sommigen zijn thuis geïsoleerder in hun eigen cultuur. Als daar thuis meer openheid in is werkt dat door in het functioneren in de klas. Ook leerkrachten hebben cultuur sensitieve vaardigheden nodig. ‘Als je maar in gesprek gaat is alles te doen. Investeer in contact, dan maakt het niet uit wat je afkomst is. En zeker als je put uit dezelfde Bron kom je makkelijker met elkaar in gesprek. Herkenning zoeken én geen onderscheid maken zoals God ook geen onderscheid maakt.. Je hebt een gezamenlijke basis en dat maakt je al mild naar elkaar. Het is ook mooi om bij belangrijke momenten samen te bidden. Dat schept ook een band.’
Op mijn vraag over de meerwaarde die Heidi ziet in de vrijheid van onderwijs, geeft ze aan dat ze bang is om een gezamenlijke basis kwijt te raken.
Vrijheid van onderwijs heeft een grote meerwaarde. Je hebt verplichtingen om zaken op school te bespreken, maar je krijgt de vrijheid om er je eigen licht op te werpen. Als dat er niet zou zijn verlies je veel. Dan word je als gezinnen teveel op je systeem teruggeworpen. Nu kan je een eenheid vormen als gezin, als school en als kerk. Je maakt kinderen daar sterker door en weerbaar om hun plaats in te nemen in de maatschappij.
Heidi geeft aan dat het enige alternatief zou zijn om volledig neutraal te zijn maar dat is nauwelijks haalbaar. Breng kinderen niet in een spagaat maar zorg voor stevige identiteit. Anders wordt het een verschraalt geheel.
Boodschap voor ChristenUnie
Op de vraag of Heidi nog vanuit haar werkervaring en visie nog iets wil meegeven voor de ChristenUnie geeft ze aan ‘Zorg dat de administratieve last minder wordt. Inspecties zitten niet altijd op één lijn met dat wat er in de politiek verkondigd wordt over vrijheid die je hebt. Er moet teveel geregistreerd worden. Leerkrachten staan de ene helft van de tijd voor de klas en hebben ruim de andere helft van hun tijd nodig voor registratie en gesprekken. Er blijft nauwelijks tijd over voor het voorbereiden van leuke dingen om met kinderen te doen. En juist dat ligt dicht bij hun hart.’ Enthousiast sluit Heidi af met de mededeling dat ze graag vertelt over het onderwijs. Ze verzucht: ‘Het is zo’n mooi beroep!’