Aandacht voor wat echt telt (bijdrage Algemene Politieke Beschouwingen)
Bronnie Ware was een palliatief verpleegkundige in Australië. Jarenlang heeft zij gesproken met mensen die op hun sterfbed lagen. Zij luisterde naar hun verhalen. En na een tijdje, toen ze veel verhalen had gehoord, ontdekte ze patronen in die verhalen. En ze schreef ze op. Ze noemde de zaken waar stervende mensen het meeste spijt van hadden.
Alle mannen van die generatie, het ging toen om mannen, hadden spijt dat ze zo hard hadden gewerkt en daarmee veel van hun geliefden en hun kinderen hadden gemist.
Iedereen miste zijn of haar vrienden aan het sterfbed en had er verdriet over dat vriendschappen waren verwaterd.
En de meeste mensen hadden te veel geluisterd naar wat andere mensen van hen verwachten en waren daardoor niet trouw gebleven aan hun idealen. En aan wat ze écht belangrijk vonden.
Op ons sterfbed telt niet wat we hebben gepresteerd, niet hoeveel we hebben verdiend, niet wat columnisten van ons vinden, laat staan wat peilingen van ons vinden. Wat telt als we het meest kwetsbaar zijn, is dat er iemand is die onze hand vasthoudt. Dat er liefde is.
Eigenlijk weten we dit ook allemaal. Vriendschappen en relaties maken gelukkig en eenzaamheid is gif. Het is ingebakken in de schepping: je wordt en bent mens in relatie tot anderen.
En toch zijn grote politieke keuzes in ons land ingegeven alsof we vooral een individu zijn, zelfredzaam, onafhankelijk van anderen. Alsof we alleen maar rationeel en weloverwogen onze keuzes maken.
We weten dat het niet waar is, maar toch gaan grote politieke keuzes ervan uit dat vooral betaald werk ons gelukkig maakt en dat we zoveel mogelijk moeten verdienen. Het individualisme heeft de laatste decennia de toon gezet en er is een vorm van liberalisme die ervan uitgaat gaat dat we een homo economicus zijn. Terwijl we weten – of in ieder geval kunnen weten – dat het gewoon niet waar is.
De coronacrisis is niet ons sterfbed. Er is leven na deze crisis. Maar in deze crisis stond wel alles even helemaal stil. Of bijna alles. Veel viel ons uit handen. En daardoor leren we juist in deze tijd scherper te kijken. We zien beter wat niet deugt, wat niet werkt en we zien beter wat écht telt.
En wat we zien, is niet nieuw. Het zijn de verhalen die ik al hoorde van jongeren bij de totstandkoming van Coalitie-Y.
Stel je voor. Een jong stel. Ontmoet elkaar tijdens de studententijd. Boordevol idealen en hoop voor de toekomst. Vier studiejaren later zitten ze allebei opgezadeld met een enorme studieschuld. En als ze werk vinden, is er weinig kans op een vast contract. Ze verdienen genoeg om rond te komen, maar te weinig om echt iets op te bouwen. Ze verdienen te weinig om een huis te kopen, maar kunnen niet betaalbaar huren. Het ontbreekt hen aan zekerheid om keuzes voor de toekomst te kunnen maken. De kinderwens wordt even geparkeerd.
De minister-president zal deze verhalen herkennen, hij praat met jongeren van Coalitie-Y. Hij heeft de handschoen opgepakt en daar ben ik hem dankbaar voor. Hij zit geregeld met collega’s om de tafel met mensen van Coalitie-Y.
De verhalen van deze jongeren komen niet voort uit een soort natuurtoestand, maar komen voort uit politieke keuzes in ons belastingstelsel, op de arbeidsmarkt, de woningmarkt. Tussen ons en nieuw levensgeluk, tussen ons en de zorg voor elkaar, staan wetten en praktische bezwaren. En die wetten en praktische bezwaren komen uit deze Kamer.
De coronacrisis heeft nog scherper laten zien wat niet deugt. We zien dat ZZP’ers als eerste geholpen moesten worden. Zij zijn als eerste kinderen van de rekening van deze crisis en moeten middenin deze crisis op het sociaal minimum zien te overleven.
We hadden in ons land in de vorige eeuw lang een eerlijk sociaal contract met elkaar. We kregen allemaal de kans om te leren, we werkten hard, de overheid beschermde tegen uitbuiting, verdeelde de welvaart eerlijk en winsten van bedrijven vertaalden zich in hogere lonen. Werkgevers en werknemers vonden elkaar in eerlijke overeenkomsten en er waren bedrijven zoals het oude Philips. Ik heb er al eerder aan gerefereerd. Collega Dijkhoff heeft daar een prachtig beeld van geschetst, vorig jaar bij de Algemene Politieke Beschouwingen. Een goede werkgever die goed zorgde voor werknemers zoals zijn opa, een studiefonds voor hun kinderen zoals zijn moeder en een sportvereniging waar de mooiste voetbalclub van Nederland uit voortkomt. Maar dit sociaal contract is verbroken.
Het heeft geleid tot een generatie van stagnatie. Onze economie is de afgelopen 40 jaar sterk gegroeid en de Rabobank berekende dat 60% daarvan bij bedrijven terecht is gekomen, 40% bij de overheid, maar dat gezinnen al veertig jaar lang ongeveer hetzelfde besteedbare inkomen hebben. En dat is niet rechtvaardig.
We zijn in de afgelopen vier decennia iets kwijtgeraakt. Ons mensbeeld gaat mank. We lopen op één been. Wij zijn geen homo economicus. Wij zijn mensen die gedijen bij vriendschap, liefde, zorg voor elkaar, en zijn bestemd voor bloei. Is dit een open deur?! Laten we er dan alsjeblieft heel snel doorheen lopen en niet langer buiten blijven staan! Want wat nu nodig is, is beleid dat recht doet aan wie wij zijn. Wat nu nodig is, zijn nieuwe keuzes. En we kunnen ons laten aanmoedigen door wat Nelson Mandela ooit zei: Moge onze keuzes onze hoop reflecteren – en niet onze angst!
Ja, we kunnen bang zijn voor economische krimp en opnieuw alle kaarten op de groei van ons BBP zetten. We kunnen bang zijn voor mensen die anders zijn dan wij en onze grenzen gesloten houden. We kunnen bang zijn voor het verliezen van grote bedrijven en onze belastingen kunstmatig laag houden.
Maar we kunnen ook kiezen voor beleid dat niet onze angsten reflecteert maar onze hoop. En kiezen voor wat echt telt.
Het eerste dat echt telt is ‘zorg voor elkaar’.
Als ik vanuit hier, langs de Hofvijver, naar de Korte Voorhout loop, zie ik een welvarend land. Maar als ik de uitgang neem bij Lange Poten naar de Schilderswijk wandel, de wijk waar mijn zus op een basisschool werkt, dan houd ik mijn hart vast. Het is één stad, maar het zijn twee werelden. Het zijn twee wijken, vlakbij elkaar, en toch oneindig ver van elkaar verwijderd, door een breuklijn in deze stad.
En zo lopen er meer breuklijnen door ons land. En de coronacrisis maakt de breuklijnen alleen nog maar extra zichtbaar.
Tussen mensen zonder schulden en mensen met schulden.
Tussen gezinnen met een goed inkomen en mensen die nauwelijks kunnen rondkomen.
Tussen jongeren met wie het goed gaat en jongeren die vastlopen.
Tussen de Randstad die groeit en regio’s die krimpen.
En als we in deze crisis iets hebben geleerd, dan is het wel dat het aankomt op die zorg voor elkaar. Dat is wat ons mens maakt en dat is wat ons land zo mooi maakt.
Dat heeft in deze coronacrisis letterlijk handen en voeten gekregen door het fantastische werk van ons zorgpersoneel. Het is goed dat het kabinet werk gaat maken van betere werkomstandigheden, zodat mensen plezier in hun werk in de zorg houden. Het is goed dat er ook bonussen worden uitgekeerd, dit jaar en volgend jaar.
Maar er is wel meer nodig. En ik hoor graag van het kabinet hoe het het onderzoek daarnaar vormgeeft en hoe dat kan bijdragen aan betere waardering, meer zeggenschap en grotere arbeidsvreugde van het zorgpersoneel.
Het is mooi om te zien dat kabinet ook andere hoopvolle keuzes maakt.
- Het verlaagt de lasten voor burgers en met het noodpakket helpt het mensen hun baan te behouden en dat is hoopvol.
- Het kabinet trekt 150 miljoen uit voor hulp aan mensen met problematische schulden. En dat is hoopvol in een jungle waarin schulden handelswaar zijn geworden, waardoor mensen alleen maar dieper in de misère belanden. Ik wil het kabinet vragen om een waarborgfonds te starten waarmee schulden kunnen worden afgekocht en hierbij het overleg te zoeken met organisaties als Schuldhulpmaatje.
- Het kabinet trekt ook extra geld uit, 150 miljoen, voor gezinnen met een laag inkomen, het verlengt de verhoging van het budget voor Jeugdzorg en dat is hoopvol voor jongeren voor wie het leven soms zwaar is.
En ik wil het kabinet aanmoedigen om hoopvolle stappen te blijven zetten. Zorg voor elkaar betekent ook samen verantwoordelijkheid dragen.
- Bijvoorbeeld voor Noord-Nederland. Een regio met krimp en met Groningen als een provincie met breuklijnen. Letterlijk, scheuren in huizen, maar ook mentaal is er iets kapot gegaan daar. Daar is mentale hulp nodig, snel herstel en versterking van hun huizen. Maar er zijn ook banen nodig. Ik wil het kabinet vragen om de middelen die het ontvangt uit het Europese Just Transition Fund te investeren in Noord-Nederland. In werkgelegenheid in de energietransitie, zodat het koploper wordt in bijvoorbeeld de ontwikkeling van groene waterstof. Dat zou hoopvol zijn.
- Samen verantwoordelijkheid dragen is ook nodig als het gaat om het Europees migratiebeleid. Daar zijn geen gemakkelijke antwoorden. Er wordt naar oplossingen gezocht, ook in Europa. Als er Europees een appèl wordt gedaan op ons, op Nederland, om mee te werken aan de herverdeling van vluchtelingen, dan wil ik het kabinet vragen daar serieus het gesprek over aan te gaan. En dan met een warm hart keuzes te maken.
Ik zei het al. Wat echt telt, is zorg voor elkaar.
En wat in de tweede plaats echt telt, is dat we ons niet moet blindstaren op de groei van het BBP, maar ons sterk moeten maken voor bloei van de samenleving.
Bij de presentatie van het groeifonds hoorde ik de minister van Financiën, minister Hoekstra, zeggen dat investeringen uit dit fonds moeten leiden tot groei van het BBP. Ik weet dat de doelstellingen van het fonds veel breder en rijker zijn, maar ik wil graag waken dat ook bij dit fonds er een fixatie komt op het Bruto Binnenlands Product.
In het boek Fantoomgroei, dat volgens mij nu zo’n beetje iedereen gelezen heeft, komen de schrijvers Noten en Heijne met een sprekend voorbeeld hoe die fixatie ons op het verkeerde been kan zetten. De olieramp in de Golf van Mexico was een ecologische ramp, maar bleek goed voor het BBP.
Dichter bij huis. Als ik minder ga werken om voor mijn moeder te zorgen is dat slecht voor het BBP, maar als ik een pakje sigaretten koop, is dat goed voor het BBP. Met andere woorden: we hebben een vreemde manier van meten of het goed met ons gaat.
Als ik iemand op straat tegenkom en vraag hoe het gaat, zou het vreemd zijn als diegene zegt: 60.000 euro.
Door de manier waarop we onze welvaart meten, weten we vaak wel de prijs, maar niet altijd de waarde van iets.
Ik wil het kabinet vragen hoe we het brede welvaartsbegrip dat we steeds beter kunnen hanteren ook kunnen inzetten bij de bepaling van de waarde van het groeifonds. Ik hoop dat de minister van Financiën die vraag heeft meegekregen. Misschien was hij al in overleg met de minister van Economische Zaken.
Daarnaast zou ik het kabinet ook willen vragen wat de lessen zijn als het gaat om onze afhankelijkheid van de wereldmarkt. De coronacrisis liet ons zien dat we voor onze mondkapjes afhankelijk waren van verre landen met wispelturig voorkeursbeleid.
Wat de ChristenUnie-fractie betreft is dit het moment om een brede analyse te maken van wat we als land echt nodig hebben, voor onze veiligheid, onze gezondheid, ons voedsel. Samen met het CDA doen we het voorstel om te komen tot een Planbureau voor de Veiligheid. Juist omdat we bij wat van waarde is niet afhankelijk willen zijn van een wereldmarkt waarin alleen de prijs telt.
Wat echt telt is dat we gaan voor bloei en niet alleen maar voor groei.
Wat echt telt is dat we zorgen voor elkaar.
Maar wat ook echt telt is dat we kiezen voor de schepping.
De feiten hoef ik niet te herhalen. De aarde wordt warmer en op steeds meer plekken extreem droog of juist extreem nat. De stijging van de zeespiegel versnelt, wat ook ons land in toenemende mate kan bedreigen. En jaarlijks verdwijnt er een oppervlakte van vier keer Nederland aan bos – veertig voetbalvelden per minuut. Netto.
Willen we goede rentmeesters zijn, dan moeten we door met de energietransitie.
Wij willen investeren in schone energie en niet langer afhankelijk zijn van olie uit het Midden-Oosten. Wij willen stoppen met gaswinning in Groningen en niet afhankelijk zijn van Rusland. Maar dat zijn wat abstracties en vaak ver van ons bed. Om die energietransitie dichter bij huis te brengen, moeten we komen tot een Nationaal Isolatieprogramma voor huizen, zodat energieverbruik verminderd wordt en kosten op de lange termijn worden bespaard. Inzetten op datgene dat waardevol is en de schepping op waarde schat – dat is rentmeesterschap. Samen met GroenLinks willen we het kabinet vragen om op korte termijn met een plan te komen voor isolatie, een nationaal, grootschalig en toegankelijk isolatieplan.
Vroeger of later blikken we terug. Net als die Australiërs met Bronnie Ware aan hun bed. En dan bedenken we waar we spijt van hebben. Waarin we tekort zijn geschoten. Wat mooi was, wat de moeite waard was, waar we dankbaar voor zijn.
Dit is de laatste begroting van dit kabinet en we gaan ongetwijfeld terugblikken.
Dit is de laatste Algemene Politieke Beschouwingen van veel Kamerleden en die gaan terugblikken op hun politieke loopbaan in dit Huis.
Nog even en dan kunnen we deze coronacrisis achter ons laten en blikken we terug op deze ongekende tijd.
En ooit komen we allemaal zelf in de herfst van ons leven en gaan we ook persoonlijk de balans opmaken.
En wat ik hoop is dat we in al die rollen die we hebben, bij de belangrijke keuzes die we maken en in het leven dat we leven, dat we trouw blijven aan onze idealen en het goede doen.
Mogen onze keuzes onze hoop reflecteren – en niet onze angst. Laten we kiezen voor wat echt telt. En ik wens daarbij het kabinet en de Kamer de zegen van God toe.
En als je dat nou niet zoveel zegt, dan nog één beeld. Ik hoorde het Malieveld langskomen, wat regelmatig volstond met boze mensen. Vlak voor het zomerreces, vlak voor de zomer, stond het ook vol met mensen die aan het bidden waren. Voor jullie allemaal, voor ons. En ook al geloof je niet, weet je gezegend.