Werken waar je wilt
Enkele weken geleden las ik op de voorpagina van Trouw de volgende kop: ‘Werkgevers in Nederland omarmen het thuiswerken. Uit een enquête van de werkgeversvereniging AWVN onder 216 bedrijven blijkt dat 95% thuiswerken faciliteert. Gemiddeld wordt er twee dagen per week thuisgewerkt. Verschillende oorzaken worden genoemd: corona heeft het thuiswerken normaal gemaakt. Daardoor zijn werkgevers hun koudwatervrees kwijtgeraakt. Door de personeelstekorten kunnen werknemers meer eisen stellen.
Het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken heeft als doel de werknemers die enkele dagen thuis willen werken een steun in de rug te geven wanneer hun werkgever daar niet enthousiast over is. De indieners menen dat gedeeltelijk thuiswerken, hybride werken, voordelen heeft voor de werknemers zelf, voor hun bedrijf of organisatie en uiteindelijk voor de maatschappij. Dat is de reden om de werknemers die hybride willen werken een steun in de rug te geven. Overigens wil ik de indieners en de medewerkers complimenteren met het feit dat het voorstel hier voorligt, een initiatiefwet is een heel behoorlijke klus en kost veel doorzettingsvermogen.
Mijn fractie deelt voor een groot deel het enthousiasme van de indieners voor thuiswerken waarvan het meest in het oog springen: minder reistijd en meer mogelijkheden de zaken thuis wat makkelijker te laten verlopen. Er zijn natuurlijk ook nadelen: minder contact met collega’s, meer eenzaamheid en iets heel anders: overvolle kantoren op dinsdag en donderdag en een leeg kantoor op de overige dagen van de week.
Deze wet gaat niet over de voor- of nadelen van thuiswerken. De wet heeft als doel de positie van de werknemer te verstevigen in het proces om zijn werkgever te bewegen hem de mogelijkheid te bieden om enkele dagen thuis te werken of, in een enkel geval, juist de mogelijkheid om op kantoor te werken. De winst van deze wet is dat de werkgever moet uitleggen waarom hij het verzoek van de werknemer afwijst. Redelijkheid en billijkheid zijn voor de werkgever hier de sleutelwoorden. Hij moet het organisatiebelang afwegen tegen dat van de werknemer. Met deze wet in de hand kan de werknemer in het ergste geval naar de rechter stappen om zijn recht te halen.
Wij zijn niet tegen de lichte aanscherping die deze wet biedt t.o.v. de huidige wetgeving. Al vragen wij ons af in hoeveel gevallen een werknemer naar de rechter zal stappen om zijn gelijk te halen. Het lijkt een logischer keuze om een andere werkgever te zoeken. De indieners stellen dat deze wet biedt een juridisch kader biedt. Dat is de winst. Of de gang naar de rechter nu daadwerkelijk gemaakt wordt of niet. Mijn fractie ziet dat punt.
Toch hebben wij moeite met dit wetsvoorstel. Die moeite heeft te maken met de inhoud van het artikel dat ik aan het begin van mijn bijdrage aanhaalde. Thuiswerken lijkt sinds corona geaccepteerd. Waar nodig kunnen er in de cao’s afspraken over worden gemaakt. Door de krapte op de arbeidsmarkt is de positie van de werknemers tegenover de werkgevers op dit punt sterk. Het lijkt er op dat thuiswerken, hybride werken, geruisloos normaal gaat worden. Natuurlijk is de enquête van een werkgeversvereniging voor mijn fractie niet het eind van alle tegenspraak, maar ook de in het artikel aangehaalde hoogleraren arbeidsmarkt bevestigen deze, in onze ogen, positieve tendens. Ook van de indieners hebben wij niet gehoord van grote problemen die zich zouden voordoen tussen werkgevers en werknemers op dit punt.
Wij zien daarom op dit moment geen aanleiding voor de wetgever om hier in te grijpen met het bieden van een juridisch kader. De wet kan geen kwaad, maar is die basis reden genoeg om deze wet aan te nemen? De vraag naar de noodzaak van de wet lezen we ook in het advies van de Raad van State. Ook het advies van het Adviescollege Toetsing Regeldruk stelt in feite dezelfde vraag, daarom verwijs ik daar graag naar. Alles overziend voelt mijn fractie aarzeling om voor deze wet te stemmen. Wij laten ons natuurlijk graag overtuigen en zien daarom uit naar de reactie van de indieners.