Man-vrouw verhouding in bedrijfstop
De fractie van de ChristenUnie is een voorstander van het evenwichtiger maken van het aantal mannen en vrouwen in besturen en raden van commissarissen. Maar zij ziet wel een probleem: de legitimatie van het voorkeursbeleid in het algemeen en het voorkeursbeleid voor mannen in het bijzonder.
Stand van zaken
Voorzitter, de afgelopen jaren is intensief aandacht besteed aan een meer evenwichtige verdeling van mannen en vrouwen in besturen en raden van commissarissen. Het kabinet constateert dat de resultaten structureel achterblijven, ondanks vaak oprechte aandacht voor het belang van diversiteit. Het kabinet is van mening dat we alle talenten in ons land nodig hebben en dat iedereen gelijke kansen moet kunnen krijgen. Om het met de titel van het SER-advies te zeggen: Diversiteit in de top: tijd voor versnelling.
Inhoud wetsvoorstel
Voorzitter, het kabinet erkent dat er sprake is van een ‘uitzonderlijke maatregel’. Voor een eerste beoordeling van deze maatregel zou onze fractie willen verwijzen naar het advies van de Commissie rechtsgevolgen non-discriminatiegronden artikel 1 van de Grondwet (2006). Deze commissie stelt dat de vermelding van een bepaalde grond in artikel 1 van de Grondwet – in dit geval geslacht – een nadrukkelijke vingerwijzing aan de wetgever is om het bestaan van wetgeving op een bepaald minimum te garanderen. Onze fractie is van mening dat de onderhavige wet gezien kan worden als een uitwerking van dat ‘bepaalde minimum’. Daarom is zij ook voorstander van het evenwichtiger maken van het aantal mannen en vrouwen in het bestuur en raden van commissarissen. Zij wordt daarin ondersteund door het advies van de SER dat mede aan deze wet ten grondslag ligt.
Voorzitter, onze fractie voelt zich wat ongemakkelijk bij deze wet. Kortgeleden hebben we in deze Kamer gedebatteerd over de uitbreiding van de non-discriminatiegronden van artikel 1 GW met de grond ‘seksuele gerichtheid’. Dat was een fundamenteel debat over gelijkheid en gelijkwaardigheid van burgers. Hoe kunnen we de lhbti-beweging uitleggen dat de Eerste Kamer nu een wet bespreekt die zich beperkt tot diversiteit met betrekking tot geslacht? Graag een reactie van beide ministers.
Grootste bezwaar
Voorzitter, het grootste bezwaar van onze fractie heeft te maken met de kwaliteit van de onderhavige wetgeving. De Raad van State concludeert dat het wetsvoorstel, begin citaat, ‘op gespannen voet staat met de geldende jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie’, einde citaat. Het College voor de Rechten van de Mens en de Joke Smit Stichting stellen in hun brieven van 21 februari 2021, 2 april 2021 en 6 september 2021 dat een mannenquotum en een voorkeursbeleid voor mannen op grond van internationale verdragen en nationale wetgeving gewoonweg niet is toegestaan.
Het kabinet pareert deze kritiek van de Raad van State in de Memorie van Antwoord (p3) onder verwijzing naar het tijdsgewricht waarin deze jurisprudentie zich ontwikkeld heeft en naar verschillende (internationale) ontwikkelingen.
Wat betreft het tijdsgewricht heeft onze fractie twee vragen. Als eerste, wat is dan precies die ‘achtergrond’ van dat tijdsgewricht waardoor een ‘afwijking van de geldende jurisprudentie’ aan de orde kan zijn? Als tweede, welke uitspraken van het Hof ondersteunen de visie van de regering dat in dit tijdsgewricht een afwijking van de geldende jurisprudentie aan de orde zou kunnen zijn? Graag een reactie van de regering.
De Joke Smit Stichting stelt dat het kabinet zich in de Nota naar aanleiding van het verslag zich ten onrechte baseert op het Comité dat toeziet op de naleving van het Vrouwenverdrag (CEDAW). In haar visie is het VN-Vrouwenverdrag en het beleid van het genoemde Comité overeenstemming met de jurisprudentie van het Hof van Justitie. Graag een reactie van de regering.
Ook stelt de Joke Smit Stichting dat een mannenquotum in strijd is met de beleidslijn van de regering en de Staten-Generaal dat een voorkeursbehandeling – als deze al noodzakelijk is – beperkt moet blijven tot vrouwen, etnische minderheden en gehandicapten (Nota voorkeursbehandeling, 24 mei 2005). Graag een reactie van de regering.
Afronding
Voorzitter, de fractie van de ChristenUnie kan zich vinden in het voorgestelde vrouwenquotum van de onderhavige wet. Maar zij heeft staatsrechtelijke bezwaren tegen het voorgestelde mannenquotum. Je kunt je de vraag stellen of we niet over deze bezwaren moeten heenstappen. Het is veelzeggend dat juist de Joke Smit Stichting stelt dat we dat niet moeten doen. Het gaat in dit wetsvoorstel immers om het beginsel van gelijke behandeling. Dat beginsel vraagt dat we strikt de hand houden aan mogelijke uitzonderingen. Daarom vraagt onze fractie of de ministers bereid zijn om tot een novelle te komen die recht doet aan de Nederlandse wetgeving en aan de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Joke Smit schreef in 1981 – haar sterfjaar – het lied ‘Er is een land waar vrouwen willen wonen’. Zij pleit in dit lied voor een zorgzame en rechtvaardige samenleving. In de tweede strofe spreekt ze over een land, begin citaat, ‘Waar steeds opnieuw wordt nagegaan wie zwak zijn en wie sterk.’ Einde citaat. Dit citaat is van grote betekenis voor dit wetsontwerp. Het is ook van grote betekenis voor de huidige politieke situatie. In zo’n land willen immers ook mannen wonen. In ieder geval, de mannen van onze fractie.
Ik zie uit naar de antwoorden van de ministers.