Uitbreiding artikel 1 van de Grondwet
In het evangelie van Johannes lezen we een bijzonder verhaal. Jezus, moe van het reizen, koos een mooie plek uit om uit te rusten, de bron van Jakob, vlak bij de stad Sichar. Op dat moment komt er een vrouw aangelopen om water te putten. Jezus zei tegen haar ‘Geef me alsjeblieft iets te drinken?
De vrouw antwoordt met een tegenvraag: ‘Dat kunt u mij toch niet vragen! Want u bent een Jood en ik ben een Samaritaanse vrouw.’ In het gesprek dat daarop volgt benadrukt Jezus de spirituele betekenis van water. Hij wijst er op dat ieder die water uit deze punt drinkt weer dorst zal krijgen. Maar als je het water drinkt wat hij geeft, dat je dan nooit dorst krijgt. Sterker nog: het geeft eeuwig leven.
Exegeten benadrukken dat het bijzonder was dat Jezus met deze vrouw in gesprek ging. Zij geven daarvoor drie argumenten. Allereerst, vanwege een eeuwenoude religieuze vete tussen de Joden en de Samaritanen. Daarom mocht een Jood niet drinken uit de kruik van een Samaritaan. Als tweede, een Joodse man mocht niet met een vrouw spreken als haar man daar niet bij was. Dat ging tegen de toenmalige zeden in. Ten slotte, deze vrouw was vijf keer getrouwd geweest en leefde nu samen. Dat ging tegen volgens de Schriftgeleerden tegen de wet in en daarom mocht een rabbi niet met haar omgaan.
Er valt veel over dit gedeelte te zeggen. Vanuit cultureel, feministisch en theologisch perspectief. Een van de interpretaties is dat dit verhaal gaat om het doorbreken van culturele en religieuze tradities. Dat het gaat om een fundamentele gelijkwaardigheid van mensen. Een gelijkwaardigheid waarvan het leven en de prediking van Jezus doortrokken was.
Voorzitter, dit is een van de vele verhalen die in onze partij verteld worden. Niet omdat het gaat om religieuze kwesties. Of omdat Jezus met een vrouw sprak. Maar om het christelijke principe van de gelijkwaardigheid van alle mensen te onderstrepen. Een gelijkwaardigheid die gefundeerd is in de schepping van de mens naar het beeld van God. Een gelijkwaardigheid die door Jezus steeds weer opnieuw op de agenda werd gezet.
Wetsvoorstel
De ChristenUnie hecht veel waarde aan de Grondwet. Zij vindt het eerste artikel, waarin wordt gesproken over het recht op gelijke behandeling en het verbod op discriminatie, van uitermate groot belang. Juist dit artikel geeft een prachtige verwoording van de christelijke waarden ‘menselijke waardigheid’, gelijkwaardigheid’, ‘naastenliefde’ en ‘verdraagzaamheid’. Waarden die ook met humanistische tradities worden gedeeld. De fractie van de ChristenUnie wil haar waardering uitspreken aan de indieners van dit wetsvoorstel. Zij hebben zich veel moeite getroost om aannemelijk te maken dat aanvulling van de gronden in artikel 1 van de Grondwet met ‘handicap’ en ‘seksuele gerichtheid’ bijdraagt aan de bloei van onze samenleving. De fractie heeft waardering voor de breedte en de diepte van de argumentatie. Ook spreekt zij haar waardering uit aan de indieners, de Minister en haar ambtenaren voor de zorgvuldige beantwoording van de vragen van onze fractie.
Verticale en horizontale werking
Voorzitter, de fractie van de ChristenUnie dankt de indieners en de minister voor hun visie op de uitbreiding van de gronden in artikel 1 van de Grondwet. Namelijk dat deze uitbreiding geen invloed heeft op de klassieke interpretatie van de verticale en horizontale werking van dit artikel. Juist in een maatschappelijke context als deze – ik denk daarbij onder andere aan de toenemende pluriformiteit – is dat van het grootste belang.
Commissie rechtsgevolgen
De fractie van de ChristenUnie dankt de minister voor de beantwoording van de vragen over de rechtsgevolgen van artikel 1 van de Grondwet. Het is belangrijk om in dit debat enkele conclusies samen te vatten. De minister sluit aan bij het rapport van de Commissie rechtsgevolgen non-discriminatiegronden artikel 1 van de Grondwet uit 2006. Deze commissie kiest voor een drieledige benadering: rechtsbescherming tegen de wetgever, maatschappelijke rechtsbescherming en rechtsbescherming door de rechter.
Voorzitter, de eerste twee rechtsgevolgen laten zien waarom het zo belangrijk is dat non-discriminatiegronden expliciet gemaakt worden. De eerste verplicht de overheid om, ik citeer het genoemde rapport, begin citaat ‘het bestaan van wetgeving op een bepaald minimum te garanderen’, einde citaat. Het tweede rechtsgevolg impliceert dat de opname van een grond in artikel 1, begin citaat ‘niet alleen een vingerwijzing aan de wetgever [is], maar ook een indicatie voor de maatschappelijke discussie. De Commissie ziet hierin een mate van “maatschappelijke rechtsbescherming”’, einde citaat.
Ik kom nu tot het derde rechtsgevolg. De genoemde commissie concludeerde dat de opname van een bepaalde grond in artikel 1 Grondwet niet per definitie leidt tot een structurele verhoging van het niveau van rechtsbescherming van de desbetreffende grond. In haar visie kunnen rechters in individuele gevallen hieraan wel enig belang toekennen. Maar uiteindelijk zal de rechter zich meer laten leiden door de materiele ernst van de discriminatoire handeling of uiting dan de vraag of de grond in artikel 1 van de Grondwet staat.
Handelen overheid
Voorzitter, de fractie van de ChristenUnie vraagt de minister om te reflecteren op de betekenis van de toevoeging van de genoemde gronden voor het handelen van de overheid. Kan de minister daarop in het algemeen reflecteren? Meer specifiek zou ik aan de minister willen vragen naar de overheid als werkgever. Ik verwijs naar een artikel in Trouw van 11 november 2020. De kop van dit artikel was, begin citaat ‘De belofte was: 125.000 extra banen voor mensen met een beperking. Zeven jaar later zijn het er 12.000’, einde citaat. De intro opende met de woorden, begin citaat ‘Het ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid meldde trots dat er de afgelopen jaren 53.000 mensen met een beperking aan een baan zijn geholpen. Uit een herberekening blijkt nu dat het maar om 12.000 mensen gaat’, einde citaat. Kan de minister hierop reflecteren? En wat doet de regering om haar oorspronkelijke belofte na te komen?
Onze positie
Voorzitter, de geschiedenis laat zien dat elke cultuur, elke religieuze traditie en elke levensbeschouwing worstelt met het begrip gelijkwaardigheid. Toch zal het voor de meesten van u geen verrassing zijn dat de ChristenUnie voor dit voorstel zal stemmen. Het stond al in het verkiezingsprogramma 2017-2021 en het staat ook in het nieuwe programma. Het is een uitdrukking van de fundamentele overtuiging van onze partij dat alle mensen gelijkwaardig zijn en gelijke rechten moeten hebben. Het is ook een uitdrukking van de fundamentele visie van onze partij op de verhouding tussen democratie en rechtsstaat: de gelijkwaardigheid van mensen moet geworteld zijn in de rechtsstaat en die gelijkwaardigheid is een normatief gegeven voor politiek en democratie. Juist omdat de geschiedenis laat zien dat het gaat om gronden die gerelateerd zijn aan uitsluiting, achterstelling en soms zelfs vervolging.
Voorzitter, het verhaal over Jezus en de Samaritaanse vrouw eindigt op bijzondere wijze. Jezus wordt door de inwoners uitgenodigd en blijft twee hele dagen in Sichar. Hij, een Joodse rabbi, eet en drinkt met Samaritanen. Dit einde puzzelt me. Het zou wel eens kunnen zijn dat dit einde een oproep voor ons allemaal inhoudt. Een oproep om mensen die in onze samenleving achtergesteld of uitgesloten worden, te ontmoeten. Om met hen te eten en te drinken. Om hun gast te zijn. Met andere woorden, de toevoegingen ‘handicap’ en ‘seksuele gerichtheid’ in artikel 1 van de Grondwet hebben een belangrijke culturele betekenis. Zo draagt de Grondwet bij tot de bloei van de samenleving.
De fractie van de ChristenUnie ziet uit naar de reactie van de indieners en de minister.