Betaalbaar wonen
Ik ga terug naar mijn geboortedorp Nieuwer Ter Aa. Ik ben opgegroeid met 2x de 3W’s. De eerste 3W’s zijn geconcentreerd in het woord ‘woningwetwoning’. Als kind hoorde ik dat woord vaak. Aan de ene kant begreep ik dat woord niet: ik had geen flauw idee wat het woord ‘woningwet’ betekende. En helemaal al niet wat een woningwetwoning was. Maar aan de andere kant wist ik precies wat het inhield. Het waren de woningen in de Julianalaan en de Doude van Troostwijkstraat. In deze woningen woonden de politieagent, de schilder, de onderwijzer, de spoorwegbeambte en de boerenknecht. Zij konden deze woningen betalen.
De tweede 3W’s hadden betrekking op de woorden ‘werk, woning en wijf’. Wat betreft het laatste woord: de boodschap van de eerste feministische golf was nog niet ten volle doorgedrongen tot ons dorp en Joke Kool-Smit had haar artikel ‘Het onbehagen bij de vrouw’ nog niet geschreven. Deze drie W’s drukten op scherpe wijze dat betaald werk, een betaalbare woning en stabiele relaties van fundamenteel belang zijn voor een samenleving waarin mensen kunnen bloeien. Deze opvatting werd toen breed gedragen. En, ons inziens wordt deze opvatting nog steeds breed gedeeld.
Voorzitter, deze 2x 3W’s laten het belang zien van betaalbare huurwoningen. Veel partijen in de Tweede en de Eerste Kamer hebben gememoreerd dat de huren de laatste jaren sterk zijn gestegen waardoor het percentage van het inkomen, dat sommige groepen in de samenleving aan huur betalen, onacceptabel hoog is geworden. In de visie van de fractie van de ChristenUnie komt de minister met het wetsvoorstel ‘Eenmalig huurverlaging huurders met een lager inkomen’ dan ook tegemoet aan de wens van de Eerste Kamer om de huren voor financieel kwetsbare burgers te verlagen.
Voorzitter, het gaat in dit debat niet alleen om het genoemde wetsvoorstel. Het gaat in dit debat ook om – zoals in de commissie is afgesproken – een breder debat over wonen.
In de Nota naar aanleiding van het verslag merkt de minister op dat het kabinet, begin citaat: ‘met een bredere blik wil kijken naar de ondersteuning van betaalbaar wonen, waarbij inkomensbeleid, de subsidiëring op de huur- en koopmarkt alsmede de verhuurdersheffing in samenhang worden bezien.’ Einde citaat. Ook wijst de minister op de verschillende wetsvoorstellen die op dit moment voorliggen in de Tweede Kamer en die bijdragen aan de betaalbaarheid voor huurders en een betere verdeling van betaalbare huurwoningen. De fractie van de ChristenUnie vraagt de minister of zij op deze uitspraken wil reflecteren. Is er sprake van een trendbreuk? Is deze wet de eerste in een reeds maatregelen die zowel in de sociale als in de private sector een halt toeroept aan het fenomeen dat de lagere en middeninkomensgroepen elk jaar een hoger percentage van hun inkomen aan huur moeten uitgeven? Waar droomt de minister van? Hoe groot zou dat percentage in de toekomst moeten zijn?
Voorzitter, de fractie van de ChristenUnie-fractie heeft de minister gevraagd naar een kwantitatief inzicht in de benodigde extra woningen; de 845.000 woningen die in de periode van 2020-2030 gebouwd moeten worden. Het gaat daarbij om de vraag naar de invloed van demografische, sociale en economische ontwikkelingen. Het gaat ook om de vraag de invloed van specifieke groepen als starters, studenten, daklozen, arbeidsmigranten, vluchtelingen en andere specifieke categorieën. Samengevat: hoeveel woningen en wat voor soort woningen moeten we voor wie bouwen? De minister geeft aan dat zij bezig is om dit in kaart te brengen. De fractie van de ChristenUnie vraagt zich af welke cijfers nodig zijn om een krachtig beleid te voeren. Ook vraagt zij zich af wanneer die cijfers beschikbaar komen. Niet alleen op nationaal niveau maar juist ook op regionaal niveau. Ook gaat het om de onzekerheid in de getallen.
Voorzitter, ik kom terug op het dorp waar ik geboren ben. De woningwetwoningen droegen in hoge mate bij aan betaalbaar wonen. Deze woningen waren niet groot: maar deze burgers hadden een huis en woonden daar met veel plezier. Later werden er premie-A woningen gebouwd: deze waren ook niet groot, maar waren betaalbaar en ook daar woonden burgers met veel plezier. Het is onmogelijk om in deze tijden goed in de toekomst te kijken. Maar één ding zal duidelijk zijn: het is en blijft een geweldige opgave om in de toekomst voldoende betaalbare huur- en koopwoningen te realiseren.
Voorzitter, deze minister is aan het bewind gekomen toen de onze economie uit het dal van de financiële crisis aan het klimmen was. Zij heeft ervaren wat een crisis doet met het oog op huur- en koopwoningen. De kans is groot dat onze economie weer in een recessie glijdt. De fractie van de ChristenUnie vraagt zich af welke lessen we uit het verleden kunnen leren. Hoe kunnen we ervoor zorgen dan de benodigde 845 duizend woningen – passend bij de lokale vraag – gerealiseerd worden? Wat betekent dat voor het departement? Voor de contacten met de lagere overheden? De relaties met de sector? Welke rol ligt er voor innovatie? Wat zijn de grootste belemmeringen en hoe moeten die weggenomen worden? Kortom, wat zou het volgende kabinet moeten doen om ervoor te zorgen dat Nederland een land wordt waar het goed wonen is.
Voorzitter, de ChristenUnie is van mening dat deze opgave alleen gerealiseerd kan worden als het Rijk en de provincies veel sturender dan voorheen de regie pakken. Tezamen met een Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening die onvermoeibaar duwt, trekt en sleurt aan woningbouw op basis van een gedeelde ontwikkel- en investeringsagenda. Een agenda waarin sociale en middeldure huurwoningen en betaalbare koopwoningen centraal staan. Een agenda waarin de woningopgave in balans worden gebracht met de opgaven op het gebied van landbouw, duurzaamheid en natuur. De ChristenUnie pleit ook voor een verduurzaming van de woningvoorraad. Het gaat daarbij om een betaalbare transitie: ook voor huizenbezitters die deze investeringen niet zo maar kunnen doen. Ook pleit de ChristenUnie voor het voorkomen van energiearmoede. Zou de minister kunnen reflecteren op deze pleidooien?
De fractie ziet uit naar de antwoorden van de minister.