'Europa is vaak minder dan een antwoord'
Vandaag sprak ik voor de laatste keer bij de Algemene Europese Beschouwingen in de Eerste Kamer. Europa is meer dan een geografisch begrip, maar vaak ‘minder dan een antwoord’, zo citeerde ik de Brits-Amerikaanse historicus Tony Judt. Dit haal ik niet aan uit cynisme, dat zou mij niet passen, ik geloof in een Europese rechts- en waardengemeenschap. Wel is het meer dan ooit tijd voor een realistische benadering, juist nu, juist als burgers hun afkeer van een overal doordringende Europese invloed en hun wantrouwen over Europese besluitvorming onverbloemd en soms heel scherp uiten.
Lees hieronder mijn hele bijdrage aan het debat.
Voorzitter,
Op 9 mei, morgen over drie weken, begint in Sibiu, Roemenië, een lang aangekondigde informele top van Europese regeringsleiders. Deze is gepland op de ‘dag van Europa’ en die symbolische keuze versterkt het belang van de top. De verwachtingen zijn in het afgelopen jaar opgevoerd door burgerconsultaties over de toekomst van Europa, die op voorstel van president Macron in tal van Europese landen gehouden zijn. In Nederland kreeg die consultatie vorm door enkele onderzoeken en kleinschalige gesprekken, uitgevoerd door het SCP en het Verwey-Jonker Instituut. Donald Tusk, de president van de Raad, presenteerde in september 2017, mede naar aanleiding van de toen reeds aanstaande Brexit, zijn Leaders Agenda. Deze agenda moest een aantal onderwerpen vlot trekken, waaronder migratie, en betekende een intensivering van Europees overleg, dat een ‘context of new ideas’ moest verschaffen om de weg vooruit voor de Europese Unie uit te tekenen. De top in Sibiu zou een nieuw moment moeten scheppen. Maar inmiddels zijn de ambities aanzienlijk verkleind, zo tonen de voortekenen, en gaat het in Roemenië nog slechts om de prioriteiten voor de komende jaren. Waarschijnlijk zal de slepende Brexit opnieuw een grote schaduw werpen over de agenda.
Europa is meer dan een geografisch begrip, maar vaak ‘minder dan een antwoord’, zo citeer ik de Brits-Amerikaanse historicus Tony Judt. Het aanroepen van de belofte van een verenigd Europa betekent nog niet het oplossen en erkennen van hardnekkige problemen, alsof er een sterk collectief Europees politiek besef bestaat. De Europese Unie wordt door kunst- en vliegwerk bij elkaar gehouden, het goede nieuws is wellicht dat het de crises van het afgelopen decennium heeft doorstaan, maar grote agenda’s en grote woorden helpen niet om dit te maskeren. De realiteit van Sibiu zal heel wat modderiger en pragmatischer zijn dan de vooraankondigingen hebben doen vermoeden. Europa is vaak minder dan een antwoord.
Dit haal ik niet aan uit cynisme, dat zou mij niet passen, ik geloof in een Europese rechts- en waardengemeenschap. De Romeins-christelijke gedachte van een universeel geldend recht is een unieke Europese uitvinding. Nederland moet onderdeel zijn van het samenwerkingsverband van de Europese Unie en daar ook voor gaan, zeg ik tegen allen die het woord Nexit in de mond nemen. Wel is het meer dan ooit tijd voor een realistische benadering, juist nu, juist als burgers hun afkeer van een overal doordringende Europese invloed en hun wantrouwen over Europese besluitvorming onverbloemd en soms heel scherp uiten. Het SCP-onderzoek, onze ‘burgerconsultatie’ laat dat zien: burgers zien het nut en het belang van Europa, maar hebben beperkt vertrouwen in Europese instituties en Europese besluitvorming en voelen onbehagen over hun gebrek aan invloed daarop. De interne markt heeft zeggenschap weggenomen en vacante verantwoordelijkheden doen ontstaan en dat voelen burgers. In 2013 sprak de Raad van State van ‘democratische vervreemding’ met betrekking tot Europa en meende dat dit verschijnsel zich ‘zeer markant’ voordeed. En ja, wat is er sindsdien veranderd? De toon van Europese leiders met hun ‘leaders agenda’ en ‘context of new ideas’, die veel suggereren maar weinig opleveren, wakkeren het vuur van het onbehagen alleen maar aan. Europa is vaak minder dan een antwoord.
Realisme begint met de onderkenning dat meer Europa niet de oplossing van alle grote problemen zal brengen. Meer Europa brengt voor burgers vaak meer onzekerheid en minder zeggenschap over zaken die dicht bij huis gebeuren. Realisme betekent de onderkenning dat alles niet ineens kan en er verschillende snelheden en samenwerkingsmogelijkheden te onderkennen zijn, uit respect voor het feit dat de Europese Unie een samenwerkingsverband is. Onze eigen WRR bepleit deze ‘realiteitszin’ in zijn studie over Europese variaties. De vanzelfsprekendheid van almaar voortgaande integratie is verdwenen, zo stelt de WRR, en 25 jaar na het Verdrag van Maastricht is het nodig te kijken naar de werking van de Interne Markt en lessen te trekken. De WRR meent dat variatie tussen lidstaten mogelijk is en werkt dat bijvoorbeeld uit voor het mededingingsrecht om nationale publieke belangen te kunnen afwegen tegen het marktbelang (WRR, 2018, 112). Lidstaten mogen voorrang geven aan eigen regels en praktijken. Dat lijkt mijn fractie een cruciaal inzicht en eigenlijk ook een welkom nieuw uitgangspunt voor de toetsing van Europees beleid. Het kabinet heeft dit punt overgenomen, heb ik gezien (Kabinetsreactie, 21 december 2018) en dezelfde gedachte omtrent variatie leeft ook bij het Europese Parlement die er een ander woord voor heeft gemunt: ‘gedifferentieerde integratie’ (Resolutie EP, 17 januari 2019).
Mijn fractie juicht deze beweging en deze realiteitszin toe. De manier waarop de Europese dienstenrichtlijn heeft uitgewerkt in een aantal sectoren illustreert de perverse werking van een rigide toegepast kader van interne marktregels waaraan lidstaten moeten voldoen. Op dit moment woedt in de Amsterdamse gemeenteraad het debat over het vergunningstelsel voor de rondvaartboten, waarbij gevestigde bedrijven die grote investeringen hebben gedaan en vertrouwd en bekend zijn met de lokale situatie, hun vergunningen kwijtraken omdat er een Europees level playing field moet ontstaan en er ruimte moet komen voor concurrentie van buitenaf. Het resultaat is wanhoop en onrust alom, aangesticht door Europees mededingingsrecht, met als vooruitzicht een vernietigende ‘race tot he bottom’ – en dat is gevaarlijk, vooral op het water. Hier is ruimte nodig om eigen afwegingen te maken, ruimte voor variatie.
Voorzitter, graag ontvang ik op dit punt een reactie van de minister. Hoe ziet hij die nationale variatie concreet voor zich? Het kabinet geeft op meerdere plaatsen aan hier voor te voelen, niet alleen in de kabinetsreactie op het WRR-rapport maar ook in de Staat van de Unie 2019. Daar zegt het kabinet dat de verdere inrichting van de interne markt en met name de dienstenmarkt beter en sneller kan verlopen via ‘regionale en sectorspecifieke afspraken’. Wat betekent dit voor het beleid van het kabinet op het punt van de weging van publieke belangen, bijvoorbeeld bij Europese mededinging of op het vlak van bescherming van sociale rechten in Nederland? Zijn er maatregelen in voorbereiding?
Voorzitter, ook voor ons kabinet staat de informele top in Sibiu al geruime tijd in de agenda. Kan de minister aangeven met welke verwachting de Nederlandse regering naar Roemenië afreist? Ik weet dat de Staat van de Unie de inzet laat zien, maar ik ontvang graag een beschouwing en taxatie van de bredere politieke situatie van dit moment, vooral in het licht van de Brexit. Wat betekent volgens het kabinet het Brexit-uitstel voor de EU zelf? Er lijkt nu een onbeslistheid aan beide kanten te ontstaan, waarbij de uiteindelijke status niet veel meer uitmaakt, als het maar niet ‘uit’ is en ook niet ‘in’.
Wat de inzet op specifieke thema’s betreft die op de agenda staan, zijn we geïnformeerd door de Staat van de Unie. Migratie, duurzame economie, veiligheid, klimaat, allemaal belangrijke onderwerpen, waar een realistische benadering bij nodig zal zijn. Wat migratie en asiel betreft kunnen we de benadering van het kabinet goed volgen, maar dat zal de opstelling van de landen in Oost-Europa niet veranderen. Er dreigt een patstelling te ontstaan. In welke richting ziet de minister een uitweg, of zullen we inderdaad moeten accepteren dat een gemeenschappelijke oplossing er niet kan komen? Graag een reactie.
Nederland zet in op een ambitieus Europees klimaatbeleid. Minister Wiebes heeft de Kamers geïnformeerd over zijn streven andere Europese landen te brengen tot 55% CO2-reductie in 2030. In dat licht is het van belang dat het kabinet ook binnenslands laat zien dat het erin slaagt een ambitieus klimaatbeleid te voeren en met maatregelen te komen. Anders trekken we in Europa een grote broek aan, terwijl we zelf onderaan blijven bungelen als het gaat om concrete prestaties. Mijn fractie betreurt het wanneer de nationale discussie hierover vooral een verhaal over de rekening wordt. Als de inzet voor de schepping, onze aarde, de leefbaarheid van delen van onze wereld, het behoud van biodiversiteit, de redding van de ijskappen ons eigenlijk niets mag kosten, wat drijft ons dan om dit te doen? Er is een positief verhaal nodig over onze inzet voor onze eigen leefwereld. We weten allang dat onze ecologische footprint te groot is, dat de aarde de westerse leefstijl niet aan kan, dat de wereld aan consumentisme kapot gaat, maar nu het besef breed doordringt dat er echte maatregelen nodig zijn, komt ook de weerstand op gang. Kunnen we op het kabinet rekenen als het gaat om het vertellen van een ander verhaal?
Tot slot wil mijn fractie waardering uitspreken voor de inzet van de regering voor een democratischer Europa. Dat betreft transparantie van Europese besluitvormingsprocessen en een nadrukkelijke rol van nationale parlementen. Die rol kan zich verder ontwikkelen, daarover heb ik regelmatig mij uitgelaten bij deze Europese Beschouwingen, en daar hoort ook een intensief verkeer bij tussen die parlementen en de eigen regering. De Staat van de Unie doet hier goede suggesties voor. Over de status en uitwisseling van informatie tussen regering en Kamers is inmiddels het nodige afgesproken. Een wettelijke verankering van deze informatievoorziening en de te volgen werkwijze wordt bepleit door de Commissie-Remkes. Mijn fractie is voorstander van een door deze Commissie aangeduide ‘Europawet’, en heeft dat ook al eerder kenbaar gemaakt. In het verleden waren daar reserves bij, maar intussen is het stelsel van afspraken wel zo ontwikkeld dat het goed is deze te consolideren en wettelijk te verankeren. Dat zal bijdragen aan de transparantie, een herkenbare inbreng vanuit het parlement op Europese wetgeving en de ontwikkeling van vaste werkpatronen tussen Kamer en regering. Graag hoor ik de reactie van de minister op dit voorstel.
Voorzitter, dit waren mijn laatste Europese Beschouwingen, welke ik sinds de invoering ervan bijna tien jaar geleden onafgebroken namens mijn fractie heb mogen houden. Maar, zoals altijd, zie ik met onverminderde belangstelling uit naar de antwoorden van de regering. Europa mag soms minder dan een antwoord zijn, van de regering verwacht ik meer.