Hoofdstuk 2: Duurzame economie
De crisis als kans
2.1 Inleiding
Nederlandse economie uit de crisis helpen
Nederland is een ondernemend én een ondernemersland. Ons kleine land is de zestiende economie ter wereld en groot in de internationale handel. Ondernemingen zijn van groot belang. Ten eerste omdat zij werkgelegenheid genereren. Werk is goed voor mensen. Het geeft eigenwaarde en biedt inkomen. Hiernaast zijn ondernemingen de aanjager van product- en procesinnovatie. Iedereen profiteert dan ook van een sterk bedrijfsleven.
Hoewel de economie sinds de tweede helft van 2009 weer is gaan groeien, heeft de grootste financiële en economische crisis sinds decennia bedrijven en burgers flink geraakt. De export is ingeklapt, de vraag naar producten en diensten afgenomen en – als gevolg daarvan – de werkloosheid is gestegen. De reserves van zelfstandige ondernemers en (familie)bedrijven zijn zo goed als op en de vooruitzichten zijn nog onzeker. Mede op initiatief van de ChristenUnie zijn – waar mogelijk – maatregelen getroffen om de grootste klappen op te vangen. Op de korte termijn is het van groot belang dat de overheid de broodnodige kredietverlening verder faciliteert. Voor de langere termijn moeten er echter structurele keuzes gemaakt worden, waarmee de uitdagingen van de toekomst worden aangegaan.
Naar inhoudsopgave
Economische uitdagingen
Nederlandse bedrijven staan voor de uitdaging een interessante handelspartner te blijven van opkomende markten in bijvoorbeeld Azië. Het Nederlandse vestigingsklimaat dient aantrekkelijk te blijven voor buitenlandse hoofdkantoren. Ook om verdere uitverkoop van bedrijven naar het buitenland en daarmee het verdwijnen van arbeidsplaatsen te voorkomen. Forse investeringen in de Nederlandse kenniseconomie zijn nodig om koploper te blijven op het gebied van innovatie en industrie. De positie van Nederland als centrum van internationale logistiek en handelsverkeer moet versterkt worden. De mainports vervullen hierin een belangrijke rol. Hiernaast moet blijvend worden ingezet op sectoren waar Nederland traditiegetrouw sterk is: water, landbouw, maar ook de scheepsbouw, binnenvaart en de petrochemische industrie. Nederland kan de concurrentie met het buitenland aan, vanwege onze ligging, onze efficiency en onze betrouwbare productie. Deze sterke punten willen we behouden.
Door de crisis loopt de werkloosheid nu op. Met de inzet van crisismaatregelen, zoals deeltijd-WW en gerichte investeringen, is voorkomen dat de situatie nog meer uit de hand zou lopen. Werkloosheid heeft vele negatieve gevolgen. Ten eerste voor de werknemer zelf, maar ook voor de samenleving, omdat waardevolle kennis en kunde onbenut blijft. Het tegengaan van werkloosheid heeft daarom nu hoge prioriteit. Op termijn wordt de arbeidsmarkt echter steeds krapper en personeel schaarser, omdat veel ouderen gaan uitstromen. Dit gaat zijn effect hebben op de economische ontwikkeling. De ChristenUnie streeft naar een toekomstbestendig arbeidsbestel, dat minder afhankelijk is van conjuncturele schommelingen en waar sprake is van een juiste solidariteit tussen generaties. In dit arbeidsbestel staat duurzame arbeidsparticipatie voorop. Investeren in inzetbaarheid is daarvoor noodzakelijk. Om de collectieve voorzieningen op niveau te houden, moeten er meer handen beschikbaar komen. Dit kan door langer door te werken, maar ook door mensen aan de zijlijn een kans te bieden. Langer doorwerken kan alleen, als er meer oog komt voor de belasting van werknemers gedurende hun levensloop, maar ook door vast te houden aan een collectieve rustdag. In het spitsuur van het leven moeten werknemers kunnen rekenen op voldoende mogelijkheden om hun zorgtaak op zich te nemen. De ChristenUnie investeert hier al jaren in. Zo is er – via het kindgebonden budget – ruimere financiële ondersteuning van ouders gekomen en is het ouderschapsverlof uitgebreid en de opname ervan geflexibiliseerd. Deze lijn wordt doorgezet.
Fiscale regelingen zijn de afgelopen jaren meer toegesneden op het ondernemerschap, bijvoorbeeld door de verlaging van de vennootschapsbelasting, de verbetering van de MKB-winstvrijstelling en de – door de ChristenUnie gerealiseerde – vrijstelling van 1 miljoen euro in de regeling voor bedrijfsopvolging. Het fiscale stelsel moet meer dan nu robuust, solide en eenvoudig zijn, waarbij de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen.
Een van de grootste uitdagingen voor de komende jaren, vormt het op orde brengen van de overheidsfinanciën. Dit wordt in hoofdstuk 3 nader uiteengezet. Het nog broze economische herstel mag hierdoor niet in gevaar gebracht worden. De ChristenUnie kiest daarom voor een beslist en tegelijk verantwoord tempo van tekortreductie. Vergroting van de productiviteit van de Nederlandse economie levert een grotere ‘koek’ op en kan daardoor ook bijdragen aan het terugdringen van het begrotingstekort.
Naar inhoudsopgave
Maar niet op de oude voet verder
De gevolgen van de recessie zullen nog jarenlang voelbaar zijn. De ChristenUnie is echter doordrongen van het besef dat we als samenleving een kans verspillen als we klakkeloos overgaan op ‘business as usual’. De economische crisis heeft ons immers met de neus op een aantal feiten gedrukt: we hebben op te grote voet geleefd. En nog steeds blazen we de kredietbel verder op. De wereld is onderling afhankelijker geworden, met te weinig onderlinge controle door een gebrek aan toezicht. Er is een samenhang tussen crises op financieel vlak, op het gebied van voedsel, klimaat en natuurlijke hulpbronnen. Die samenhang is dat de Westerse wereld te kampen heeft met een fundamentele waardencrisis. Met het omarmen van het neoliberalisme kregen in financiële markten en bedrijven waarden voet aan de grond die de horizon van de menselijke verantwoordelijkheid inperkten tot de nauwe blik van het eigen voordeel op de korte termijn. De onverantwoorde hypotheekvormen en de wijze waarop financiële risico’s werden doorverkocht op de financiële markten waren tezamen de aanzet tot de kredietcrisis, illustreren welke gevolgen deze morele blikvernauwing kan hebben. Maar er zijn talloze andere dramatische gevolgen van het hyperkapitalisme: kustbewoners die met lede ogen moeten toezien hoe een buitenlandse vissersvloot ‘hun’ zee leegvist. Bewoners van het regenwoud die zien hoe ‘hun’ bossen gekapt worden voor palmolieplantages of illegale houthandel. Alles tot meerdere eer en glorie van anonieme consumentenmarkten ergens ver weg.
Het christelijk-sociale denken gaat uit van een bredere verantwoordelijkheid. De mens leeft niet voor zichzelf. Economische groei is geen doel op zich, maar een middel. Een middel tot het in de volle breedte ontwikkelen van de samenleving. Economie staat in dienst van gerechtigheid, solidariteit, duurzaamheid en menselijk welzijn. Waarbij economische prestaties evenwichtiger en met een breder welvaartsbegrip dan het BNP uitgedrukt moeten worden.
Naar inhoudsopgave
De crisis als kans benutten
De ChristenUnie beschouwt de wereldwijde crisis als hét moment om een omslag te maken. Het gaat er daarbij niet om dat het allemaal ‘minder’ kan, maar dat het ‘beter’ moet. We willen een economie waarin consumenten geen genoegen meer hoeven te nemen met oneerlijk en onduurzaam gemaakte producten. Op lange termijn is het winstgevend als ondernemers zich bij innovaties en investeringen laten leiden door duurzame waarden.
Dit vraagt ook om herziening van de economische orde. Daarbij zijn we niet tegen marktwerking, maar wel tegen scheefgroei en terughoudend over toestaan van marktwerking in sectoren waar publieke belangen in het geding zijn. Om kapitaal, techniek en ondernemerschap dienstbaar te doen zijn aan de samenleving en aan de schepping horen werknemers, milieu, consumenten en onderwijs voldoende invloed te hebben. De scheve verhoudingen tussen korte termijn belangen van ‘aandeelhouders’, zoals hedgefondsen, en lange termijn belangen van ‘belanghebbenden’ moet worden rechtgetrokken. Prikkels die leiden tot korte termijn winstbejag moeten in evenwicht worden getrokken met prikkels die loyaliteit en verantwoord ondernemerschap belonen. Bijvoorbeeld door het aanpakken van topsalarissen en het verduurzamen van prestatiebeloningen, maar ook door lange termijn aandeelhouderschap te belonen.
De ChristenUnie wil dat het volgend kabinet de ambitie toont, Nederland tot de meest duurzame en innovatieve economie van Europa te maken. Dat vergt aanhoudende inzet voor een gunstig vestigings- en investeringsklimaat, positionering van Nederland als internationaal logistiek centrum, investeren in onderwijs en duurzame innovatie, kortere en snellere procedures met weinig administratieve rompslomp en bouwen aan een economische orde waarin maatschappelijke belangen intrinsiek verankerd zijn.
Naar inhoudsopgave
2.2 Ruimte voor ondernemers
Ondernemingen creëren toegevoegde waarde, werkgelegenheid en daarmee (nationaal) inkomen. Zij vormen de motor van de economie. Het spectrum van ondernemingen loopt van mondiaal opererende multinationals tot de kleine zelfstandige ‘op de hoek’. Dit vraagt specifiek beleid dat rekening houdt met de diversiteit aan ondernemers en ondernemingsvormen.
Sneller en beter beslissen, met minder regels
Regels hebben een functie, maar wanneer ze het land ‘dichtregelen’ schieten ze hun doel voorbij. Voor een slagvaardige economie is het van belang procedures sneller en beter te maken, met minder administratieve rompslomp. Als regels alleen belemmeren, in plaats van belangen dienen, dan worden ze geschrapt. Op het gebied van infrastructuur, wonen en ruimte moet hiertoe de insteek van de Crisis- en Herstelwet worden gevolgd. Ondernemers moeten niet dwarsgezeten worden met onnodige of zware vergunningentrajecten, teveel verplichte enquêtes of vergaande welstandseisen. Hiernaast moet de cultuur rondom subsidieregels veranderen naar een cultuur waarin het bieden van vertrouwen en kansen centraal staat. En waar controle achteraf plaatsvindt. Om zo ruimte te bieden aan ondernemers.
- Subsidieaanvragen worden vooraf op hoofdlijnen getoetst en pas achteraf meer gedetailleerd gecontroleerd. Hiernaast wordt het aantal ondernemerssubsidies door middel van samenvoeging sterk beperkt.
- De Commissie Regeldruk Bedrijven wordt voortgezet, waarbij het kabinet de commissievoorstellen zal gaan voorzien van een reactie, zodat duidelijk gemotiveerd wordt waarom een voorstel wel of niet wordt overgenomen.
- De loonsomberekening voor werkgevers wordt gewijzigd, zodat de salarisadministratie vereenvoudigd kan worden.
Naar inhoudsopgave
Betere kredietverlening
De belangrijkste randvoorwaarde voor ondernemerschap is de toegang tot krediet. Door de economische crisis is de kredietverlening zo goed als stil komen te liggen; ze komt vooralsnog moeizaam op gang. Dit vormt een directe belemmering voor het realiseren van economische groei. Banken wentelen nu teveel de schade af op ondernemers die de crisis niet veroorzaakt hebben. Vanuit hun maatschappelijke rol moeten banken ondernemers juist beter ondersteunen en begeleiden bij hun activiteiten. Tegelijkertijd moet de overheid een actievere rol pakken om de kredietverlening weer op gang te brengen.
- Kredietverstrekking wordt gefaciliteerd door bestaande garantieregelingen voort te zetten. Banken moeten hiernaast actiever wijzen op het bestaan van de garantieregelingen.
- De middelen van institutionele beleggers, zoals pensioenfondsen, worden meer dan nu ingezet ten behoeve van de nationale economie. De overheid stimuleert dit en dwingt het zo nodig af.
Naar inhoudsopgave
ZZP’ers
De klappen op de arbeidsmarkt zijn tijdens de crisis vooral opgevangen door de zelfstandigen zonder personeel (ZZP’ers). Hiermee hebben ZZP’ers bewezen een onmisbare factor te zijn geworden in de Nederlandse economie. Toch wordt in het beleid nog niet specifiek rekening gehouden met deze groep. Er moet meer oog en aandacht komen voor de ZZP’ers.
- Pensioenopbouw en het afsluiten van collectieve verzekeringen door ZZP’ers wordt beter gefaciliteerd. Mogelijkheden om ‘goedkoop te sparen’ via de Fiscale Oudedagsreserve (FOR) worden verbeterd.
- Bij aanbestedingsregels van de overheid wordt meer rekening gehouden met (groepen) ZZP’ers.
Naar inhoudsopgave
MKB
Het midden en klein bedrijf (MKB) is de motor van onze economie. Zes op de tien werknemers is daar werkzaam. Daarmee vormt het de basis van het ondernemerschap in Nederland. De fiscale regelingen op het gebied van MKB worden voortgezet, toegankelijker en eenvoudiger, waarbij succesvol ondernemen niet geremd maar beloond wordt.
- De zelfstandigenaftrek wordt verder geïntegreerd in de MKB winstvrijstelling. Er komt een basisvrijstellingsbedrag met daarboven een winstafhankelijk bedrag.
- Het MKB krijgt meer mogelijkheden om mee te doen aan overheidsaanbestedingen.
- De positie van kleine winkeliers ten opzichte van grote winkelketens wordt verbeterd.
- De eigenaar wordt het uitgangspunt bij de belastingvaststelling, niet de verschillende ondernemingen die deze eigenaar in beheer heeft. Hierdoor wordt tussentijdse belasting tussen ondernemingen van een en dezelfde eigenaar voorkomen. Zo hoeft bijvoorbeeld een boer die een windmolen op zijn land heeft staan, geen belastingen meer te verrekenen tussen zijn eigen bedrijven.
Naar inhoudsopgave
Industrie
Nederland kent een aantal belangrijke industrieën, zoals de scheepsbouw, metaal, biochemie en petrochemische industrie. Deze industrieën leveren veel werkgelegenheid op, ook in de hele toeleveringsketen. Nederland kan de concurrentie met het buitenland aan, vanwege onze ligging, innovatiekracht, rechtszekerheid, efficiency en onze betrouwbare productie. Deze sterke punten willen we behouden.
- Voor de komende jaren wordt het dankzij de ChristenUnie ingezette Industriebeleid voortgezet.
- Europese regels over concurrentie en staatssteun worden geregeld omzeild en geschonden door EU-lidstaten. Nederland maakt zich er hard voor dat deze praktijken gestopt worden. Ook zal Nederland zich er extra voor inzetten, dat deze praktijken voor de EU-rechter in Luxemburg worden gebracht.
Naar inhoudsopgave
Innovatie
Innovatie en toegepast onderzoek
Onderzoek, innovatie en kennisontwikkeling zijn van vitaal belang voor Nederland als kenniseconomie. Innovatie is de sleutel tot duurzame groei van de Nederlandse economie, tot het versterken van onze concurrentiepositie. Innovatie biedt ons ook nieuwe mogelijkheden om maatschappelijke problemen aan te pakken en te werken aan een schoner milieu of betere gezondheidszorg. Bovendien kan innovatie de arbeidsproductiviteit verhogen, wat noodzakelijk is in een tijd van vergrijzing.
Nederland moet niet in alles willen excelleren maar zich concentreren op een selectief aantal innovatiegebieden die vanuit economische en duurzaamheidoptiek kansrijk zijn om daarin volop te investeren. Alleen op deze wijze kan Nederland de internationale achterstand op dit terrein inhalen. De onlangs verschenen Investeringsagenda van het Innovatieplatform biedt daartoe goede handvatten.
De overheid neemt het voortouw wanneer het publiek belang in het geding is en wanneer innovatie niet door de markt wordt opgepakt. De overheid toont zich een betrouwbare partner door bij innovatiesubsidies meer langjarige zekerheid bieden, zodat er bijvoorbeeld meer ruimte is voor innovatie op het gebied van duurzame energie en energiebesparing.
Tegelijkertijd moet er oog zijn voor de keerzijde van de techniek. Zo kan de privacy in het geding zijn. Het uitgangspunt is dat techniek ten dienste moet staan van mensen en mensen niet ten dienste staan van techniek.
Naar inhoudsopgave
Kennistoepassing en arbeidsmarkt
Hoewel het in tijden van laagconjunctuur niet meteen zichtbaar is, zijn de dreigende tekorten op de arbeidsmarkt zorgwekkend. De beschikbaarheid van goed opgeleide medewerkers is bepalend voor de omzetgroei van een onderneming in de technologiesector. De overheid moet ervoor zorgen dat onderwijs en arbeidsmarkt elkaar op alle niveaus vinden. De gerichte toepassing van kennis moet verbeterd worden, bijvoorbeeld door meer in te zetten op experimenteel onderzoek. Ook is het nodig om meer in te zetten op de ontwikkeling van toponderzoekers van eigen bodem.
- De regeling voor kennismigranten wordt geflexibiliseerd om meer maatwerk te kunnen leveren.
- De ChristenUnie heeft in de vorige kabinetsperiode succesvol gepleit voor invoering van de TOA (Transfer Onderwijs en Arbeidsmarkt); deze TOA wordt uitgebreid en voortgezet om ook in de regio’s de verbinding tussen bedrijven en onderwijsinstellingen te bevorderen.
- Nederland wordt aantrekkelijker voor buitenlandse technologische bedrijven en investeringen.
- De innovatieagenda wordt ontwikkeld in nauw overleg met technologiebedrijven.
- Nederland ontwikkelt zich verder op het gebied van laboratoriumonderzoek en internationaal onderscheidende onderzoekscentra.
Subsidies
Er zijn te veel subsidieregelingen. De huidige subsidieprocedures duren bovendien te lang en zijn te complex, waardoor innovaties niet tot stand komen. Soms worden subsidies toegekend aan projecten die prima door de markt hadden kunnen worden opgepakt. De ChristenUnie wil gericht investeren in innovatie. Een voorbeeld is het verankeren van praktijkgericht onderzoek in het HBO en dit onderzoek koppelen aan innovatie in private en publieke sectoren. Hiervoor zijn investeringen in praktijkgericht onderzoek binnen het HBO nodig. Zo kan de kennisinstelling met publiek geld radicaal innovatief onderzoek doen, en zullen bedrijven een marktconforme prijs moeten betalen als dit onderzoek praktisch toepasbare resultaten oplevert. Ook binnen het MKB komen veel innovaties op, die vaak internationaal de aandacht trekken. De WBSO subsidie is heel effectief gebleken voor stimulering van innovatie in het MKB en moet daarom gehandhaafd blijven. Echter de grote multinationale bedrijven met grote R&D centra in Nederland profiteren ook van de WBSO, terwijl zij deze stimulans niet gebruiken voor extra inspanningen maar alleen om hun kosten te drukken. Daarom wordt voorgesteld om de WBSO bijdrage per bedrijf te maximeren tot 2 miljoen per jaar (grote bedrijven uitsluiten mag niet vanwege Europese regelgeving).
- Het MKB krijgt meer toegang tot fiscale faciliteiten en subsidies om te innoveren.
- Stimuleren van private Research and Development-investeringen gebeurt door innovatiesubsidies te koppelen aan private R&D-uitgaven. Door subsidies kan het risico voor bedrijven die radicaal innovatief onderzoek willen doen teruggedrongen worden. Bovendien kan de overheid zo samenwerking bevorderen.
Naar inhoudsopgave
Overheidstoezicht op banken en bedrijfsleven
Bedrijven en banken zijn van groot belang voor economische ontwikkeling, werkgelegenheid en innovatie. Het bedrijfsleven heeft bovendien direct invloed op natuur en milieu, op de samenleving en op het consumentenvertrouwen in de economie. Via zelfregulering maken bedrijven zelf al afspraken over een positieve aanwending van deze invloed, onder andere via de Corporate Governance Code. Tegelijkertijd moet de overheid randvoorwaarden scheppen waarbinnen ondernemingen opereren. Dit geldt in het bijzonder voor sectoren die een algemene nutsfunctie vervullen, zoals banken, pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen. Van deze organisaties mag extra zorgvuldigheid en transparantie richting de samenleving worden verwacht.
De financiële en economische crisis heeft echter pijnlijk duidelijk gemaakt dat er fundamentele tekortkomingen in ons huidige economische systeem bestaan. Zo zijn er perverse prikkels die risicovol korte termijnbeleid aanmoedigen, in plaats van verstandig langetermijnbeleid. In de jacht naar steeds meer geld en bezit, ook van klanten, werden te complexe producten bedacht en verkocht, terwijl het toezicht daar niet op inspeelde. De banken die wél op eigen benen zijn blijven staan in de crisis, kenmerken zich door strikte risicoafwegingen en goede interne controlemechanismen, waarbij geen sprake is van exorbitante bonussen. Deze uitgangspunten moeten dan ook de basis vormen voor een nieuw kader van verantwoord economisch handelen.
Toezicht
In een verantwoord economisch systeem is het toezicht op orde. Omdat Nederland onderdeel uitmaakt van een monetaire unie dient het toezicht op banken in Europese afstemming tussen de verschillende nationale toezichthouders plaats te vinden. Voor de Nederlandse belastingbetaler levert dit een stabieler en beter gecontroleerd systeem op
De boetes die de AFM oplegt zijn minimaal en allesbehalve pijnlijk voor de bedrijven die ze krijgen. Hooguit wordt er schade geleden op het gebied van reputatie. Nu veel consumenten thuis via internet of via tussenpersonen een hypotheek afsluiten is het belangrijk dat het toezicht op de intermediairs en andere aanbieders scherper wordt. Mensen moeten beschermd worden.
- Boetes die in het kader van de uitoefening van financieel toezicht kunnen worden opgelegd, worden flink verhoogd.
- Het toezicht op de zorgplicht, waaraan financiële instellingen zich moeten houden, wordt verscherpt.
Beloningsbeleid voor toezichthouders
Veel zorginstellingen, woningbouwcoöperaties, onderwijsinstellingen en zorginstellingen volgen bepalingen rondom bestuur en toezicht. Dit leidt in veel gevallen tot een ‘titelinflatie’: de functie van een bestuurder wijzigt niet substantieel, het salaris wel.
De rol van commissarissen in het bedrijfsleven is aan het veranderen. Er wordt meer betrokkenheid van hen verwacht ten opzichte van 2003 – het jaar dat de eerste code corporate governance in werking trad. Omdat de rol van de commissarissen wordt uitgebreid, ligt het voor de hand dat hun beloning onder de mediaan van het bedrijfsgemiddelde komt te liggen. Dit zorgt ervoor dat hun bezoldiging trendvolgend wordt binnen het bedrijf, in plaats van trendzettend. Bedrijven moeten transparant zijn over hun beloningsgebouw en hierover jaarlijks verslag doen in hun financieel jaarverslag.
Van commissarissen in de financiële sector mag ten aanzien van hun expertise meer verwacht worden dan tot op heden het geval was. Daarom pleit de ChristenUnie in navolging van de commissie Maas voor invoering van de Bankeneed, wordt de variabele beloning van bankbestuurders voor minimaal 50 procent gekoppeld aan niet financiële doelstellingen, en mag de totale variabele beloning niet meer dan één jaarsalaris bedragen.
De overheid blijft haar stimulerende rol op punten van kwaliteitsbevordering, emancipatie en diversificatie van Raden van Bestuur en Raden van Commissarissen voortzetten. In overleg met het Nederlands centrum voor directeuren en commissarissen wordt een actieplan opgesteld om te werken aan kwaliteitsbevordering van bestuurders en commissarissen.
- Publiekprivate instellingen houden vast aan de ‘Balkenende-norm’.
- Teneinde de betrokkenheid van bestuurders en commissarissen bij de onderneming of instelling te vergroten hebben bestuurders altijd een binding met het bedrijf of de instelling.
Risico
Voor de financiële stabiliteit van Nederland is het van belang dat er stabiele systeembanken zijn die stabiele geldstromen garanderen. Negatieve gevolgen van investeringen met een hoog risico mogen daarom niet gedragen worden door systeemproducten: laat het risico daar waar het hoort. Het kan niet zo zijn dat risicovolle producten het systeemdeel van de bank omver kunnen werpen.
- Een mogelijkheid om hoge risico’s niet door systeemproducten te laten dragen is het verhogen van de solvabiliteitsnorm. Naarmate een bank meer risico’s loopt, zal de solvabiliteitsnorm hoger moeten zijn.
- Voer een bankenheffing in, om het financiële risico voor de belastingbetaler te verlagen. Deze heffing wordt op z’n minst Europees, maar bij voorkeur mondiaal ingevoerd.
- Het depositogarantie stelsel wordt herzien. In overleg met de Nederlandse Vereniging van Banken wordt gewerkt aan een stelsel waarin banken met een hoger risicoprofiel of een lagere rating meer bijdragen aan het garantiestelsel dan banken met een laag risicoprofiel of een lage rating. Deze bijdrage wordt gekoppeld aan de totale leen- en spaarportfolio. Europees gezien geldt een garantie van 100.000 euro. De ChristenUnie heeft de voorkeur voor een lager bedrag, namelijk 50.000 euro, mits dit Europees geregeld wordt.
Naar inhoudsopgave
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) is het ondernemen van de toekomst. Veel Nederlandse ondernemingen besteden gericht aandacht aan MVO. Van de honderd grootste Nederlandse ondernemingen rapporteert al meer dan de helft over ketenbeheer. De verschillen tussen bedrijven zijn nog wel groot. Daarom blijft aandacht voor MVO belangrijk.
Het belang van verantwoordelijk ondernemen is groot. Ondanks armoede en ondervoeding groeit de voedselexport van arme landen naar rijke(re) landen en stroomt geld en waarde deze landen uit. De vrije markt heeft hier geen antwoord op omdat aanbod zoekt naar de meest koopkrachtige vraag. Helaas maken kinderarbeid en schending van mensenrechten vaak onderdeel uit van de productieketens. De WTO-akkoorden leggen onacceptabele beperkingen op aan het stellen van maatschappelijk verantwoorde eisen aan producten en diensten.
Sociale rechtvaardigheid en zorg voor de Schepping zijn kernwaarden voor de ChristenUnie. De normen van ethisch verantwoord leven beperken zich niet tot ons privéleven, maar strekken zich uit over ons leven als burger, consument, werknemer, ondernemer. Bedrijven van de toekomst ondernemen menswaardig en milieubewust en zijn het vertrouwen van hun klanten waard.
Nationaal MVO
De ChristenUnie verwacht veel van ‘de vier O’s’ in Nederland – ondernemers, overheden, onderwijs en onderzoek – als het gaat om MVO of consumeren. Ondernemers en bedrijven implementeren MVO en stellen bij schendingen in de productieketen een resultaatgericht verbeterplan op. Overheden stimuleren, ondersteunen, spannen zich in om verantwoorde producten en diensten een goede kans op de markt te geven, kopen duurzaam in en introduceren, indien noodzakelijk, wettelijke kaders. Onderzoeksinstituten doen onderzoek naar verantwoorde technieken, systemen, organisatiestructuren en marketing. Het onderwijs leidt op tot verantwoord ondernemen.
Arbeid kan niet bestaan zonder rust. Vanuit onze christelijke overtuiging is de zondag een daarvoor gegeven en aangewezen dag, zoals ook vastgelegd in de Winkeltijdenwet. Toch komt er meer en meer druk te staan op ondernemers en werknemers om op zondag te werken. Het argument dat winkelen ook ontspanning is, wordt daarbij vaak genoemd. Maar voor de ontspanning van de één levert de ander een inspanning. Een collectieve rustdag doet een samenleving goed. Het biedt, naast de mogelijkheid van kerkgang, tijd voor gezin en sociale relaties. Bovendien komen kleine ondernemers steeds meer in de verdrukking als zij gedwongen worden om op zondag te werken, omdat zij het personeel niet hebben om zeven dagen per week open te zijn. Volgens het CPB hebben zij dan ook baat bij een aangescherpte Winkeltijdenwet.
De ChristenUnie:
- benadrukt het belang van zelfregulering, maar wil bedrijven stimuleren om een betere prestatie op het gebied van MVO te laten zien. De rapportage verplichting MVO moet conform geaccepteerde internationale richtlijnen worden opgenomen in modelgedragscodes;
- staat pal voor de zondagsrust. Op zondag wordt niemand gedwongen om te werken of de winkel te openen. De Winkeltijdenwet en Arbeidstijdenwet worden strikt gehandhaafd;
- wil duurzaam ondernemerschap stimuleren in de R&D-fase en bij schaalvergroting;
- ondersteunt voortgang op het gebied van MVO door gericht en snel reagerend inkoopbeleid van de overheid via een agentschap Duurzaam Inkopen;
- vindt dat de MVO-criteria aan overheidssteun in samenhang moeten worden gebracht met rapportageplicht en duurzaam inkopen.
Internationaal MVO
De ChristenUnie wil een gelijk speelveld voor MVO-producten door internationale belastingparadijzen te ontmoedigen en juridische steun te verlenen aan mensen die gedupeerd zijn doordat bedrijven de MVO-regelgeving ontduiken. Daarnaast moet onderzoek worden gedaan naar de mogelijkheden om fiscale instrumenten, accijnzen, schaarsterechten in te zetten om MVO te stimuleren.
De ChristenUnie wil:
- handelsovereenkomsten en subsidieregelingen mede evalueren op basis van de omgang met mensenrechten, zoals kinderarbeid en godsdienstvrijheid;
- boetes opleggen als Nederlandse bedrijven (of hun eerste toeleverancier) die subsidie krijgen voor projecten in het buitenland, gebruikmaken van kinder- en dwangarbeid;
- een rechtsbijstandfonds oprichten voor juridische kosten van mensen die op een of andere manier gedupeerd zijn door onverantwoord ondernemen van een bedrijf;
- de productie van betaalbaar voedsel voor armen onderdeel laten uitmaken van internationale MVO-overeenkomsten;
- heldere codes betreffende de (internationale) zorgplicht van bedrijven op het gebied van arbeid, mensenrechten, milieu en eerlijke handelspraktijken. Wettelijke regelgeving van deze zorgplicht als een sector onredelijk lang geen stappen onderneemt of als er een grote groep van achterblijvers is. De overheid moet dan de bewijslast omdraaien: betrekt een ondernemer grondstoffen of producten uit een sterk verdachte regio dan kan de overheid eisen dat de ondernemer aantoont dat het de keten op orde heeft.
Maatschappelijk verantwoord consumeren
Onderzoeken tonen aan dat meer dan de helft van de consumenten maatschappelijk verantwoord willen consumeren. In de winkel zelf blijkt de keuze toch vaak op het product te vallen met de beste prijs-prestatieverhouding. De geschiedenis van het product, de productieketen, is niet zichtbaar en speelt dus nauwelijks een rol bij aankoopbeslissingen.
De ChristenUnie wil:
- Eerlijke producten tegen eerlijke prijzen in de schappen van de winkels;
- De geschiedenis van de producten op het gebied van duurzaamheid en sociale impact traceerbaar en zichtbaar maken, zodat de consument een eerlijke keuze kan maken;
- Duurzame en sociale waarden waar mogelijk in de prijs van de producten verwerken;
- In de eigen communicatie wijzen op de ethische verantwoordelijkheid die de consument in de winkel draagt;
- Producten uit de winkels weren waarvan de productie in strijd is met internationale afspraken op het gebied van mensenrechten, kinderarbeid of milieubelasting.
Naar inhoudsopgave
2.3 Arbeidsmarkt en sociale zekerheid
Christelijk sociale visie
Werk biedt mensen de mogelijkheid hun talenten te ontplooien. Het biedt zingeving en draagt bij aan de opbouw van een samenleving. De ChristenUnie streeft naar samenleving waarin iedereen kan meedoen. Het liefst via betaald werk en zorgtaken; anders via vrijwilligerswerk of maatschappelijke participatie.
Iedereen kan een bijdrage leveren aan de samenleving. Vanuit deze invalshoek moet gekeken worden naar wat mensen (nog) wél kunnen in plaats van wat ze níet kunnen.
Regulier werk verdient een reguliere beloning. Dit houdt in dat het wettelijk minimumloon de absolute ondergrens is, ook wanneer er sprake is van loonaanvulling. Wanneer een baan (tijdelijk) niet tot de mogelijkheden behoort, moet er goede sociale en financiële bescherming voorhanden zijn. Zodat voorkomen wordt dat er een tweedeling ontstaat tussen degenen die wel mee kunnen doen en degenen die dat – om uiteenlopende redenen – niet kunnen.
Om onze collectieve voorzieningen, zoals zorg en onderwijs, op peil te houden ontkomen we niet aan langer doorwerken. Mede vanuit het oogpunt van solidariteit tussen generaties. Daarbij moet wel meer balans komen in de belasting van werknemers gedurende hun levensloop, zodat er een goede balans tussen werk en zorg gevonden kan worden. Tevens moeten er meer kansen komen voor mensen die nu nog aan de zijlijn staan. Leeftijd, afkomst, handicap of geslacht mogen geen belemmerende factoren zijn in de zoektocht naar werk. Bij dit alles moet gezinnen de ruimte geboden worden om hun eigen keuzes te maken in de verdeling van arbeid en zorg. Daarbij mag er geen sprake zijn van overheidsdwang.
Naar inhoudsopgave
Dynamische arbeidsmarkt
Om mee te doen op een dynamische arbeidsmarkt moet er geïnvesteerd worden in inzetbaarheid, onder meer door scholing en training. Dit is een randvoorwaarde om langer te kunnen participeren op de arbeidsmarkt. Werknemers worden zo immers mobieler en kunnen flexibeler inspelen op nieuwe omstandigheden. ‘Van werk naar werk’ wordt dan het uitgangspunt. De sociale zekerheid wordt daarmee een trampoline in plaats van een vangnet.
- Er wordt een talentenbudget geïntroduceerd; werknemers krijgen een eigen budget voor scholing, verlof, of een aanvulling op de WW. Te financieren door eigen inbreng, bijdrage van werkgevers en fiscale facilitering door de overheid. Dit geldt ook voor flexwerkers en ZZP’ers. Het spaarloon en de levensloopregeling worden geïntegreerd in dit talentenbudget. Met het talentenbudget kan ook gespaard worden voor stoppen met werken vanaf 65 jaar, als er sprake is van een zwaar beroep (zie 3.3.5 AOW en pensioenen).
- Bij de invoering van dit talentenbudget wordt ervoor gewaakt dat de kosten die door de werkgevers hiervoor gemaakt worden niet een te grote belasting is voor het MKB. Dit kan dan ongunstig zijn voor de concurrentie positie.
De WW wordt anders ingericht, waarbij de werkgever én de werknemer een gezamenlijke verantwoordelijkheid krijgen voor een snelle overgang van werk naar werk. De eerste fase van werkloosheid komt de WW in handen van de sociale partners. De WW-premie voor werkgevers wordt verlaagd. Daarvoor in plaats gaan werkgevers het loon van werknemers doorbetalen bij werkloosheid. Afhankelijk van het arbeidsverleden voor maximaal zes maanden. De loondoorbetaling wordt op sectoraal niveau geregeld, waarbij ook premiedifferentiatie wordt ingevoerd. Na een poortwachterstoets, waarin zowel de inspanning van de werkgevers als die van de werknemer wordt beoordeeld, volgt een publieke WW. Het publieke vangnet wordt uitgevoerd door gemeenten.
- Wanneer er naast WW sprake is van een ontslagvergoeding, wordt de loondoorbetaling hiermee verrekend.
- Voor arbeidsmigranten komt een hogere drempel om recht te krijgen op WW. De wekeneis in de WW wordt voor deze groep verruimd van 26 weken naar 52 weken.
- De maatregelen die zijn genomen om jeugdwerkloosheid te bestrijden, worden voortgezet.
- De kennismigrantenregeling, waarbij kenniswerkers een fiscaal voordeel krijgen, wordt beperkt van 10 naar 5 jaar.
- De markt voor persoonlijke dienstverlening wordt verder gestimuleerd, zodat het aantrekkelijker wordt om kleine ‘zwarte’ banen wit te maken.
- Nederland heeft een groot en stevig sociaal vangnet, en dat is iets om te koesteren. Dat kan alleen blijven bestaan als misbruik wordt gestraft. Daarom wordt er extra geïnvesteerd in het tegengaan van uitkeringsfraude, en worden misbruikers gekort. De grootscheepse controles waarbij instanties als politie, belastingdienst en UWV samenwerken, worden uitgebreid.
Naar inhoudsopgave
Iedereen een kans
Nu is de benadering van uitkeringsgerechtigden nog gefragmenteerd. Er zijn veel regelingen, die complex zijn en onderling verschillen. Dit terwijl de doelgroepen vaak veel overeenkomsten vertonen. De ChristenUnie kiest voor een meer integrale benadering waarbij de talenten van mensen centraal staan en niet de uitkeringsregeling waarin ze zitten.
Talent centraal
De Wajong, Wet Investeren in Jongeren en de Wet Werk en Bijstand worden gestroomlijnd, waarbij het hebben van werk of scholing het uitgangspunt is. De afgelopen jaren zijn, mede dankzij de ChristenUnie, veel participatieplaatsen gerealiseerd, zoals bijvoorbeeld het waardevolle werk van conciërges. Dit beleid wordt doorgezet. Met werk gaat niemand er op achteruit ten opzichte van de uitkering, omdat het tegen minimaal het wettelijk minimumloon (WML) wordt beloond. Er wordt onderscheid gemaakt tussen volledig en duurzaam (jong)gehandicapten en mensen die meer kunnen.
- Volledig en duurzaam jonggehandicapten (mensen die zelfstandig minder dan 20 procent WML kunnen verdienen) krijgen een uitkering op Wajongnivau, waarbij geen vermogens- of partnertoets geldt. Op deze groep wordt geen druk gelegd om te participeren. Uiteraard kan dit wel op vrijwillige basis, bijvoorbeeld in de dagopvang.
- Mensen die wel meer mogelijkheden hebben krijgen recht op werk of scholing. Gemeenten worden hiervoor verantwoordelijk.
- Wanneer er regulier werk verricht wordt vanuit een uitkering en de verdiencapaciteit niet voldoende is, wordt het loon aangevuld tot minimaal het wettelijk minimumloon (WML).
- Werk moet lonen. Daarom wordt een salarisstijging of een extraatje van de werkgever niet meteen gekort op de loonaanvulling. Dit geldt tot het niveau van 120 procent WML. Hierdoor worden mensen ook gestimuleerd om meer zelfstandig te gaan verdienen.
- Sociale werkplaatsen zijn alleen nog voor wie een speciale, veilige werkomgeving nodig heeft in verband met arbeidsbeperking.
- Bij de aanbesteding van overheidsopdrachten worden in contracten afspraken gemaakt over de inzet van het aantal mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt (contract compliance).
WWB en re-integratie
- Gemeenten moeten ook het zittend bestand in de WWB activeren. Hiertoe screenen ze elke 3 jaar hun volledige bestand en komt er een prestatieverplichting voor deze groep, die mede afhangt van de conjunctuur.
- Niet uitkeringsgerechtigden kunnen – in hun zoektocht naar werk – een beroep doen op ondersteuning vanuit de gemeente.
- Re-integratietrajecten bieden uitzicht op minimaal 1 jaar werk. Er wordt meer ingezet op no cure, less pay contracten. Hierdoor worden de effectiviteit en efficiency vergroot.
- Het UWV wordt opgeheven. De onafhankelijke arbeidsdeskundige keuring vindt plaats op de Werkpleinen en de gemeenten worden verantwoordelijk voor alle re-integratie.
Naar inhoudsopgave
Balans tussen arbeid en zorg
Een stabiel gezinsleven is van groot belang voor een goede ontwikkeling van kinderen. Opvoeden is een verantwoordelijke taak, waarin ouders elkaar aanvullen. Tijdens het ‘spitsuur’ van het leven moeten werknemers vaak een drukke baan combineren met zorgtaken. Overigens vaak niet exclusief voor kinderen, maar ook voor ouders of vrienden. Dit vergt maatregelen die de combinatie van arbeid en zorg mogelijk maken. Dankzij de ChristenUnie zijn er de afgelopen jaren veel stappen op dit gebied gezet, zoals de introductie van het kindgebonden budget, de uitbreiding en flexibilisering van het ouderschapsverlof en het pleegzorgverlof. Dit alles vergt balans tussen de verantwoordelijkheden van werknemers, werkgevers en de overheid.
Een van de manieren waarop de overheid financieel bijdraagt aan werk en zorg is via de kinderopvangtoeslag. De uitgaven hieraan zijn in een paar jaar tijd sterk opgelopen, van 700 miljoen naar 2,6 miljard euro, terwijl het participatie-effect niet navenant is. De voorwaarden voor het ontvangen van kinderopvangtoeslag moeten daarom aangepast worden.
- Er wordt een eigen bijdrage ingevoerd voor het ontvangen van kinderopvangtoeslag. Over het eerste dagdeel van opvang wordt geen toeslag uitgekeerd. Dit geldt voor maximaal 1 kind in een gezin. Hiernaast wordt de kinderopvangtoeslag gemaximeerd op zes dagdelen opvang per week. Over het aantal uren dat daarboven komt wordt geen toeslag meer uitgekeerd.
- De mogelijkheid van flexibilisering van arbeidstijden wordt vergroot, bijvoorbeeld door schooltijdbanen en het stimuleren van thuiswerken.
- Er komt een belastingvrije som voor ieder huishouden ter vervanging van de algemene heffingskorting, zodat mensen meer keuzevrijheid krijgen in de afweging tussen arbeid en zorg (zie paragraaf 3.4.4).
- De opname van ouderschapsverlof wordt financieel beter gefaciliteerd door de belastingkorting die wordt ontvangen bij de opname van het verlof, te vergroten. Concreet betekent dit dat de ouderschapsverlofkorting wordt verdubbeld.
Naar inhoudsopgave
2.4 Rentmeesters van het land
Een centraal begrip bij de ChristenUnie is verantwoordelijkheid. Verantwoordelijkheid voor mensen en de inrichting van de samenleving, maar ook verantwoordelijkheid voor natuur en milieu. Wij moeten beheerders zijn, niet verteerders van Gods schepping. De ChristenUnie zet zich daarom in voor de schepping. Niet omdat ze maakbaar is, maar omdat ze kwetsbaar is.
De ChristenUnie hecht bijzondere waarde aan een duurzame leefomgeving. Wij willen als goede rentmeesters op een verantwoordelijke en dus duurzame manier omgaan met de schepping. Dat bepaalt onze keuzes op terreinen als ruimte, natuur en water, maar ook op het gebied van wonen, mobiliteit, landbouw en visserij.
Naar inhoudsopgave
Wonen
Stap voor stap naar een rechtvaardiger en betaalbare woningmarkt
Een goede woning in een prettige woonomgeving is belangrijk voor het welzijn van mensen. De overheid heeft de taak om voor voldoende woonruimte voor alle bevolkingsgroepen te zorgen. Helaas zijn er nog steeds grote problemen op de Nederlandse woningmarkt. De hoge huizenprijzen en de lange wachtlijsten bij woningcorporaties zijn daar belangrijke symptomen van. De woningnood, vooral onder starters, is nog steeds groot. De woningbouwproductie blijft achter en sluit onvoldoende aan op de vraag. Dat heeft veel te maken met de gevolgen van de financiële en economische crisis en de daardoor wegvallende vraag. Toch is de problematiek ten aanzien van de woningbouwproductie niet overal in het land hetzelfde. Met name in de noordelijke Randstad blijft de woningbehoefte onverminderd groot en zal naar verwachting de onbalans tussen vraag en aanbod de komende jaren alleen nog maar toenemen. Dit uit zich vooral in een sterke behoefte aan sociale huurwoningen. In delen van Friesland, Groningen, Limburg en Zeeland doet krimp zich nu al voor, maar ook elders is de woningbehoefte minder groot dan jaren het geval is geweest. Een goed gebalanceerde benadering van het krimp- en groeivraagstuk is noodzakelijk: gas geven en remmen tegelijk.
Beter, rechtvaardiger en minder kostbaar. Dat zijn kernwoorden in de benadering die de ChristenUnie voorstaat bij de woningmarkt. Beter, want de woningmarkt werkt niet goed. Rechtvaardiger, want de hoogste inkomensgroepen profiteren buitenproportioneel van met name de ongelimiteerde hypotheekrenteaftrek terwijl starters te weinig kansen hebben op een eigen huis. Minder kostbaar, want de uitgaven (misgelopen inkomsten) aan met name de hypotheekrenteaftrek lopen de spuigaten uit.
Uitgangspunt voor de ChristenUnie is dat het rijksgeld dat in de woningmarkt gestoken wordt, ten goede komt aan de oorspronkelijke doelen, namelijk het ondersteunen van de lagere inkomens en het bevorderen van het eigen woningbezit. Nu worden er te veel verkeerde impulsen gegeven die leiden tot het opdrijven van de huur- en koopprijzen.
De ChristenUnie wil werk maken van het duurzamer en energiezuiniger maken van de woningvoorraad. Dit is goed de portemonnee van de bewoners en mogelijk ook voor het klimaat. Doel is minimaal 30 procent energiereductie in 2020 in de bestaande woningen en vanaf 2015 energieneutraal bouwen in de nieuwbouw. De toepassing van duurzame bouwmaterialen en duurzaam bouwen wordt minder vrijblijvend.
De verbetering van het woon- en leefklimaat in de steden verdient ook de komende jaren blijvende aandacht, met name het behoud van kwalitatief goed en toegankelijk groen en voldoende speelplekken. Om de leefbaarheid in steden te handhaven kan het nodig zijn in bepaalde wijken, buurten of woningblokken een specifiek woningtoewijzingsbeleid te hanteren. Dit dient samen met de gemeenten in de regio te worden opgepakt. De regio’s die te maken hebben of krijgen met bevolkingsdaling verdienen extra aandacht om de kwaliteit van de woonomgeving en de voorzieningen, zoals scholen, ziekenhuizen, winkels en openbaar vervoer op peil te houden.
Grote hervormingen met betrekking tot de woningmarkt zijn de afgelopen jaren achterwege gebleven. Maar mede dankzij de ChristenUnie zijn er wel de nodige resultaten geboekt. Zo is er extra aandacht voor behoud van de leefbaarheid in de voormalige groeikernen gekomen (de zogenaamde Ortega-gemeenten); is er een subsidieregeling voor glasisolatie gekomen; extra geld voor startersleningen (BEW-subsidie); zijn de energieprestatienormen voor de nieuwbouw aangescherpt; is het vergunningvrij bouwen uitgebreid; zijn er crisismiddelen vrijgespeeld voor woningbouw en is de NHG (nationale hypotheekgarantie) verruimd naar 350.000 euro.
De eigen woning en de fiscus
Hypotheekrenteaftrek blijft bestaan, maar wel in een eerlijker en afgeslankte vorm.
De ChristenUnie zet in op een woningmarkt die beter functioneert, rechtvaardiger is en minder beslag legt op de overheidsfinanciën. Wat gaat dat betekenen voor de hypotheekrenteaftrek, het eigenwoningforfait en de overdrachtsbelasting?
De ChristenUnie bepleit een integrale aanpak van het woningmarktbeleid. Voor de fiscale behandeling van de eigen woning betekent dit dat de hypotheekrenteaftrek, het eigenwoningforfait en de overdrachtsbelasting in hun samenhang moeten worden bezien en aangepakt. De ChristenUnie vindt het huidige pakket aan renteaftrek en belastingen onrechtvaardig en financieel onevenwichtig. Hoge inkomens worden sterk bevoordeeld, er staat een financiële straf op verhuizen, er wordt zinloos geld gepompt en er is een prijsopdrijvend effect. Het oorspronkelijke doel van al deze maatregelen, namelijk bevordering van het eigen woningbezit, lijkt hiermee buiten beeld te zijn geraakt.
Uitgangspunten bij een aanpassing van de fiscale behandeling van het eigenwoningbezit:
- Wijzigingen worden behoedzaam en geleidelijk doorgevoerd, zodat de woningmarkt rustig blijft en de solidariteit tussen generaties niet wordt aangetast. Anders gezegd: de weg is net zo belangrijk als de bestemming.
- Mensen voor wie het moeilijk is om huisvesting te bekostigen - onder wie starters - krijgen een extra steuntje in de rug.
- De baten van de overheidsstimulering van het eigen woningbezit worden evenwichtiger verdeeld over hogere en lagere inkomensgroepen.
- Het aflossen van hypotheekschulden wordt gestimuleerd.
De ChristenUnie bepleit de volgende maatregelen:
De hypotheekrenteaftrek moet stapsgewijs worden aangepast:
- Lenen en aflossen horen bij elkaar. In het huidige systeem van hypotheekrenteaftrek zijn lenen en aflossen van elkaar losgeraakt. Dat is een legitieme, maar ongewenste ontwikkeling geweest. De ChristenUnie wil aflossen bevorderen en is daarom voorstander van een systeem waarin een annuïtaire belastingaftrek gedurende 30 jaar (de looptijd van een hypothecaire lening) wordt gehanteerd. Deze maatregel gaat gelden voor nieuwe gevallen.
- De hypotheekrente wordt aftrekbaar tot een woningschuld van maximaal 750.000 euro. Met deze keuze worden de gevolgen voor de woningmarkt geminimaliseerd.
- De hypotheekrenteaftrek wordt in een periode van 22 jaar met jaarlijks 1 procent afgebouwd, totdat een voor iedere woningeigenaar gelijke hypotheekrenteaftrek is bereikt van 30 procent. Dit is, niet toevallig, gelijk aan het belastingpercentage van box 3.
- Voor nieuwe gevallen wordt de hypotheekrenteaftrek gelijk beperkt tot 42 procent (belastingpercentage derde schijf van box 1). Vervolgens start over 10 jaar (vanaf 2020) de afbouw van dit percentage met 1 procent per jaar en loopt deze mee met de hiervoor beschreven geleidelijke beperking van de hypotheekrenteaftrek, totdat een aftrek van 30 procent is bereikt.
- Starters mogen niet de dupe van deze maatregelen worden. Daarom wil de ChristenUnie, zodra deze maatregelen van kracht worden, de overdrachtsbelasting voor starters schrappen. Op termijn wil de ChristenUnie de overdrachtsbelasting geheel afschaffen.
De huurwoning, de huurtoeslag en de woningcorporatie
Hoe houden we de huurwoningmarkt gezond.
Nederland kent al jaren een uniek systeem van sociale woningbouw en huurtoeslag. Woningcorporaties spelen daarbij een cruciale rol. Hierdoor kunnen veel huurders prettig en betaalbaar wonen. Maar de huurtoeslag staat al enkele jaren onder flinke druk door de gestegen huren van de afgelopen tien jaar en de opgelopen bouwkosten voor nieuwbouwwoningen. De huurtoeslag wordt steeds vaker gebruikt als een verkapte objectsubsidie.
De ChristenUnie vindt dat een huurwoning bereikbaar en betaalbaar moet blijven voor iedereen met een laag inkomen. Er is geen ruimte voor liberalisering van de sociale huursector, zolang het woningtekort nog niet is opgelost, huurders door de hoge huizenprijzen niet kunnen doorstromen naar de koopsector en de huur- en woonlastenquotes onverminderd hoog zijn.
De ChristenUnie wil dat woningcorporaties zich de komende jaren concentreren op hun kerntaak, namelijk het bouwen en verhuren van betaalbare en kwalitatief goede woonruimte aan mensen met een laag inkomen. Er blijft ruimte voor sociaal ondernemerschap, maar de ChristenUnie vindt het van wezenlijk belang dat woningcorporaties zich niet ontwikkelen tot projectontwikkelaars.
Mede vanwege de noodzakelijk bezuinigingen denkt de ChristenUnie wel dat het nodig is om de overheidsregulering op de huurwoningmarkt te herzien. De ChristenUnie stelt voor dat de woningcorporaties de huurtoeslag gaan uitvoeren en deze geleidelijk zelf gaan betalen, in ruil voor een huurprijs gebaseerd op het inkomen en de woz-waarde, de mogelijkheid de huur voorspelbaar en beperkt te laten stijgen en de doorberekening van investeringen in energiebesparing in de huurprijs. De huur mede baseren op het inkomen is tevens een wapen in de strijd tegen scheefwonen.
Overige actiepunten
- De nieuwbouw wordt meer toegesneden op de woningbehoefte. Dit betekent meer goedkope en middeldure (eengezins)woningen om de kansen voor starters en gezinnen te vergroten. Ook wordt rekening gehouden met de toekomstige bevolkingssamenstelling. In veel regio’s zal sprake zijn van voortgaande verkleining van huishoudens en vergrijzing/groei in zorgvraag. Bij nieuwbouw staat het belang van de toekomstige koper of huurder voorop.
- Nieuwbouwwijken worden opgeleverd met een redelijk voorzieningenniveau van openbaar vervoer, weginfrastructuur en publieke voorzieningen. Dit betekent dat exploitatieverliezen in het openbaar vervoer de eerste jaren acceptabel zijn. Het is reëel dat een deel van de winsten op woningbouw gebruikt worden voor de financiering van maatschappelijke en infrastructurele voorzieningen. De instrumenten uit de Grondexploitatiewet bieden daarvoor mogelijkheden.
- Gezien de precaire staat van de overheidsfinanciën zullen de subsidies voor het grotestedenbeleid en de woningbouw kritisch worden doorgelicht. De relatie tussen stedelijke opgaven en de verdeling van het gemeentefonds wordt opnieuw bezien. Daarbij wordt recht gedaan aan de (groot)stedelijke opgaven van alle steden; niet alleen van de grote steden. Factoren als sociaaleconomische positie en groei versus krimp worden daarbij verrekend.
- Eenzijdige samenstelling van wijken wordt zo veel als mogelijk voorkomen door bestaande wijken op te knappen en te zorgen voor een divers aanbod van woningen. Verder komt er meer aandacht voor preventie, zodat het ontstaan van nieuwe ‘krachtwijken’ wordt tegengegaan. Om huisuitzettingen te vermijden zijn verhuurders en hypotheekverstrekkers alert op betalingsachterstanden.
- Verbouw van lege kantoorruimte naar woningen of andere voorzieningen, dat door fiscale onaantrekkelijkheid nu nog nauwelijks plaatsvindt, wordt bevorderd. Dit kan door verhoging van de boete op leegstand (leegstandswet) en invoering van een leegstandsheffing, het wegnemen van wettelijke belemmeringen voor tijdelijk gebruik voor andere functies, en door beperking van de fiscale verrekenbaarheid van leegstandsverlies tot drie jaar.
- Investeringen in de uitbreiding van ruimte voor speelplekken en sportvoorzieningen zijn nodig. Voldoende groen binnen de stad is van groot belang, omdat dit een positief effect heeft op het welzijn van de bewoners. Uitgangspunt is ten minste 75m2 groen per (nieuwe) woning in bestaand bebouwd gebied.
- Er komt een innovatieprogramma stedelijk wonen, dat nieuwe woonvormen stimuleert in hoge dichtheden én met veel buitenruimte, een veilige/fietsvriendelijke woonomgeving en veel groen.
Groene daken, dakterrassen, binnenhoven op parkeergebouwen en andere vormen van duurzaam dubbel grondgebruik worden opgenomen in een kwaliteitslabel binnenstedelijk wonen.
- Op weg naar energieneutrale woning- en utiliteitsbouw worden de normen voor duurzaam en energiezuinig bouwen stapsgewijs aangescherpt. Hierbij wordt de kwaliteit van het binnenklimaat van woningen bewaakt. EPC 0 is nu al goed bereikbaar in de nieuwbouw, maar nog niet ambitieus genoeg, want het gaat met name over warmte. Ook bij de bestaande gebouwen worden betere isolatie en vormen van duurzame energieopwekking geleidelijk ingevoerd. Particuliere huiseigenaren worden blijvend gestimuleerd tot energiebesparing.
- Particulier opdrachtgeverschap en consumentgericht bouwen wordt gestimuleerd. Welstandseisen worden eerder in het bouwproces betrokken; dit scheelt burgers en bedrijven ergernis en komt de kwaliteit van de bouwplannen ten goede.
- Gelet op de grote woningbouwopgave worden de mogelijkheden van nieuwe contractvormen die samenwerking tussen overheden en bedrijfsleven bevorderen (bijvoorbeeld alliantiecontracten) krachtig gestimuleerd.
Naar inhoudsopgave
Ruimte
De inrichting van Nederland is vrijwel geheel gevormd door menselijk ingrijpen. De overheid heeft een belangrijke ordenende en ontwikkelende taak. Zij draagt zorg voor de kwaliteit van leven in zowel de kleine kernen als de grootstedelijke gebieden, voor verbetering van gebieden met economische achterstanden, en (met name in grootstedelijke gebieden) voor een positieve binding van mensen met hun dagelijkse leefomgeving én met hun medebewoners.
Nederland is te divers voor één blauwdruk. Inrichting van de ruimte vergt aansluiting bij het eigen karakter van landschappen en steden. Ruimtelijke beslissingen horen genomen te worden op het bestuurlijk niveau dat het meeste aansluit bij het niveau waarop ruimtelijke functies zich het sterkst ontwikkelen. De provincies kunnen een sterke regisserende rol spelen, zodat gemeenten in een regio elkaar ruimtelijk versterken en niet beconcurreren. De rijksoverheid moet zich beperken tot (financiële) steun van projecten met een nationale uitstraling. Het rijk draagt bij aan gewenste ontwikkelingen op decentraal niveau door subsidies, kennisdeling en nieuwe instrumenten aan lagere overheden te verstrekken.
In delen van Nederland is de komende jaren geen sprake meer van bevolkingsgroei, maar van bevolkingskrimp. Dit heeft grote gevolgen voor de leefbaarheid; voorzieningen komen onder druk; de bedrijvigheid loopt gevaar. Aan de andere kant, zo laten de ervaringen in bijvoorbeeld Duitsland zien, kan de krimp kansen bieden:kansen voor de ontwikkeling van leefomgeving en milieu, nieuwe bestemmingen voor oude wijken en industriegebieden. Lokale overheden moeten in staat worden gesteld die kansen te grijpen. Krimpgemeenten en -regio's moeten niet voor opgaven komen te staan die hun financiële en organisatorische draagkracht te boven gaan. Om die reden wordt de omstandigheid of regio's of gemeenten krimp te wachten staat, één van de factoren die bepalend zijn voor de verdeling van rijksmiddelen over gemeente- en provinciefonds.
Een aantrekkelijke leefomgeving is van belang voor het welzijn van de bewoners, voor het waardebehoud van de gebouwen, voor toerisme en recreatie, en het maakt ons land aantrekkelijk als vestigingsplaats van internationaal opererende bedrijven. Gemeenten moeten worden gestimuleerd om duurzaamheid en kwaliteit in de gebouwde omgeving te bevorderen, in nauwe samenwerking met bewoners en ondernemers.
Voorkomen moet worden dat open landschappen via de kaasschaafmethode steeds kleiner worden. Verrommeling, versnippering en bouwen op opdringerige zichtlocaties langs wegen moeten worden tegengegaan. Bedrijfsterreinen, agrarische bebouwing en andere gebouwen moeten zoveel mogelijk landschappelijk worden ingepast door middel van kwalitatieve streekeigen beplanting.
Voor gemeenten moet het aantrekkelijker worden om binnenstedelijk te bouwen in plaats van in het volgende weiland naast de snelweg, waar het rijk verantwoordelijk is voor de aanleg van extra wegcapaciteit. Binnenstedelijk bouwen is ook duurzamer want het beperkt de groei van de mobiliteit.
De samenhang tussen ruimtelijke ordening en infrastructuur moet worden verbeterd. Door te bouwen bij bestaande stations en een slimmere verdeling van ruimtelijke functies over knooppunten kan het aantal files worden beperkt en het rendement van het openbaar vervoer worden verbeterd.
- Er komt een nieuwe Nota ruimte en mobiliteit, met een visie op de ontwikkeling van Nederland tot 2040. Deze nota geeft richting aan integrale gebiedsontwikkeling en een klimaatbestendige inrichting van ons land.
- Er komt meer aandacht voor de ruimtelijke inpassing van nationale infrastructuur. Geluidswallen worden bij voorkeur ‘groen’ uitgevoerd.
- Om het gebruik van verschillende vervoermiddelen aantrekkelijk te maken, wordt geïnvesteerd in transferia bij knooppunten en uitbreiding van de OV-chipkaart tot een mobiliteitskaart die ook gebruikt kan worden voor taxi, deelauto en OV-fiets.
- Verstedelijking en bedrijvigheid worden gebundeld rond bestaande kernen en daarbinnen bij OV-knooppunten. De mogelijkheden van verdichting rond stations in de brede Randstad en bundeling van ruimtelijke ontwikkelingen langs haltes van hoogwaardig regionaal openbaar vervoer, worden onderzocht.
- Prioriteit wordt gegeven aan binnenstedelijk bouwen en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. Om het landschap in de Randstad te sparen, wordt de huidige ambitie van 40 procent binnenstedelijk bouwen verhoogd naar 60 procent. Dat is goed voor het draagvlak van voorzieningen en het openbaar vervoer. Compact bouwen en slim verdichten zijn uitgangspunt, omdat intensief ruimtegebruik niet ten koste mag gaan van schaars groen. Een stevig investeringsbudget van de rijksoverheid is nodig.
- Uitbreidingen van steden en dorpskernen (‘rode functies’) worden op regionaal niveau afgewogen. Plattelandsgemeenten krijgen voldoende ruimte om te bouwen voor de eigen bevolkingsaanwas. Daarbij wordt gewaakt voor overproductie in krimpregio’s en voor het bebouwen van waardevolle landschappen. Clustering van voorzieningen in deze regio’s is nodig om het voorzieningenniveau in krimpgebieden op peil te houden.
- Waardevolle landschappelijke eenheden, zoals het Groene Hart, worden beschermd. Om versnippering te voorkomen stuurt de provincie bindend de bovenlokale samenwerking bij de bouw van woningen of de aanleg van bedrijventerreinen, bijvoorbeeld door grondexploitatievergunningen of door een fonds voor regionale kostenverevening in te stellen.
- Behoud van het karakter van landschappen, door verrommeling en horizonvervuiling, zoals opvallende reclame-uitingen langs wegen, tegen te gaan.
- Om de groene ruimte open te houden, wordt het bouwen in de open ruimte belast (open ruimteheffing). De opbrengst wordt deels gebruikt voor bouwen in de stad en investeringen in landschap.
Sneller, beter, anders
Jaarlijks worden er miljarden besteed aan aanleg en onderhoud van infrastructuur en ruimtelijke projecten. De besteding van dit geld kan efficiënter. Bij de besluitvorming over projecten speelt de bepaling van maatschappelijke kosten en baten een belangrijke rol.
- Er komt één budget komt voor infrastructuur (wegen, spoor en vaarwegen) en ruimte, zodat de ruimtelijke, milieu- en mobiliteitsproblemen integraal worden afgewogen en aangepakt.
- De kosten van infrastructuur en externe kosten zoals milieuvervuiling komen niet langer voor rekening van de gemeenschap, ze worden doorberekend aan de gebruiker. De huidige methodiek van kosten baten analyse voor infrastructurele werken is niet goed genoeg. Voor het wegverkeer wordt nu rekening gehouden met de opbrengst van het wegvervoer in accijns en belastingen; het openbaar vervoer heeft deze voordelen niet. De afweging wordt evenwichtiger wanneer bijvoorbeeld de kosten van de uitstoot van broeikasgassen en de vermindering van reizigerskilometers worden meegenomen.
- Voorstellen om de besluitvorming rond infrastructuur (advies commissie Elverding) aanmerkelijk te versnellen en te vereenvoudigen, worden snel omgezet in wetgeving. Dit met inachtneming van goede consultatie en mogelijkheden van bezwaar en beroep voor burgers en bedrijven. Gewaarborgd wordt dat ook alternatieven (anders dan infrastructuur) worden meegenomen in de besluitvorming.
- Sommige onderdelen van de tijdelijke Crisis- en Herstelwet moeten structureel in wetgeving worden verankerd. Het is met name belangrijk om te komen tot een nieuwe omgevingswet waarin de huidige wetten worden geïntegreerd.
- De kosten van beheer en onderhoud krijgen meer aandacht bij de besluitvorming over projecten. Niet de laagste aanlegkosten zijn bepalend, maar de laagste kosten over de hele levenscyclus van een project. Aannemers worden geprikkeld om de duurzaamheid van asfalt te verbeteren.
Naar inhoudsopgave
Mobiliteit
Schoon en zuinig, vlot en veilig
Mobiliteit brengt mensen bij elkaar. De mobiliteit blijft echter groeien. Als we hier niet bewust mee omgaan, gaat dit ten koste van veiligheid, milieu en leefbaarheid. Er moeten daarom keuzes gemaakt worden. De ChristenUnie kiest voor leefbaarheid en veiligheid en daarom voor een ombuiging van de groei van het personenvervoer naar het openbaar vervoer en de fiets en stimulering van duurzaam transport over water en spoor. Veel projecten voor zowel weg, spoor als water staan klaar voor uitvoering, het werk moet nu beginnen.
De afgelopen jaren heeft de ChristenUnie als regeringspartij het mobiliteitsbeleid mede bepaald. Meer dan door enig kabinet hiervoor is er geïnvesteerd in (regionaal) openbaar vervoer, fietsverkeer en binnenvaart. Daarnaast is het gelukt om meer integraal te gaan werken; het gaat bij investeringen in infrastructuur niet langer alleen over een weg of een tramlijn, maar over de ontwikkeling van een gebied als geheel.
De komende jaren zal een periode van financiële krapte zijn. Dat vereist scherpe prioriteitstelling. De ChristenUnie geeft voorrang aan beheer en onderhoud van wegen, spoorwegen, vaarwegen en dijken. Dat betekent dat de komende jaren, waar dat mogelijk en verantwoord is, met name de aanleg van wegen wordt getemporiseerd. Met een innovatieve aanpak kunnen aanlegprojecten zo veel als mogelijk doorgaan: marktpartijen worden uitgedaagd de kosten over de levenscyclus significant te verlagen, bijvoorbeeld met langjarige DBMO-contracten (ontwerp, bouw, onderhoud en beheer).
De kilometerheffing: eerlijk wapen tegen files én voor een beter milieu
Niet méér betalen, maar anders betalen. Wanneer een automobilist niet langer betaalt voor het bezit van z’n auto maar voor het gebruik van de weg, wordt hij gestimuleerd bewuste keuzes te maken: wanneer en waar ga ik met mijn auto de weg op. Hierdoor wordt onnodige en maatschappelijk extra belastende mobiliteit (in de spits op volle wegen) beperkt. Op deze manier kunnen ook de maatschappelijke kosten (belasting van milieu en woonomgeving) in rekening worden gebracht. Door hogere tarieven in de spits op drukke plaatsen, worden files teruggedrongen. Slechts een paar procent minder auto’s is op de grootste knelpunten al goed voor een veel betere doorstroming. Ondanks miljarden investeringen in nieuwe snelwegen en verbreding van bestaande snelwegen kunnen betrouwbare reistijden in 2020 niet gehaald worden wanneer er geen kilometerprijs wordt ingevoerd. Zonder kilometerprijs is er sowieso nog eens 7 miljard euro extra nodig. Ook komen de doelstellingen voor schonere lucht en minder CO2-uitstoot dan onder druk te staan.
- Betalen voor gebruik in plaats van bezit
In plaats van het bezit van de auto te belasten, wordt het gebruik belast door invoering van een kilometerheffing die gedifferentieerd is naar tijd, plaats en milieukenmerken. Gelijktijdig worden de motorrijtuigenbelasting en de BPM afgeschaft.
- Eerlijke tarieven
De hoogte van basis- en spitstarief worden zó vastgesteld dat de te verwachten inkomsten daaruit op het moment van omzetting gelijk zijn aan de totale vaste lasten voor mobiliteit. De opbrengst wordt ingezet voor het Infrafonds. Overwogen wordt het basistarief in dun bevolkte gebieden (waar de afstanden groter zijn en de verkeersdruk geringer) lager te stellen dan in dichtbevolkte gebieden.
- Snel invoeren
De kilometerheffing is een complexe hervorming die zorgvuldig maar ook zo snel mogelijk moet worden ingevoerd. Bij een start in 2013 moet de invoering uiterlijk in 2018 zijn afgerond.
- Privacy waarborgen
In de landelijke administratie wordt alleen het totaal aantal kilometers geregistreerd voor een beperkte tijd; niet de individuele ritgegevens.
|
Automobiliteit
De auto blijft in veel gevallen het belangrijkste vervoermiddel. Hiervan uitgaande wordt er ingezet op verduurzaming van de automobiliteit.
- Technische mogelijkheden om voertuigen zuiniger te maken, overlast en vervuiling te beperken en de veiligheid te bevorderen worden maximaal benut. Nederland zet zich in voor het aanscherpen van de Europese CO2-normen voor personenauto’s naar 80 gr/km in 2020. Dit mogen geen theoretische waarden zijn, ze worden getoetst via een test die de praktijk goed nabootst.
- Als doel wordt vastgesteld voor de verkeerssector 10 procent reductie van de CO2 uitstoot in 2020 ten opzichte van 1990, oplopend tot 80 á 90 procent in 2050.
- Elektrisch rijden is voor Nederland een interessante toekomst. Hiervoor zijn onder andere de volgende stimuleringsmaatregelen nodig: realisatie voldoende oplaadpunten; handhaving vrijstelling motorrijtuigenbelasting; 0 procent bijtelling zolang de elektrische auto in de introductiefase zit; aantrekkelijk maken voor de leasemarkt door bijvoorbeeld een restwaardegarantie voor accu’s of een aantrekkelijk afschrijvingsregime.
- De bijtellingregeling voor een auto van de zaak, die geldt als er jaarlijks meer dan 500 kilometer privé wordt gereden, wordt niet alleen gedifferentieerd naar zuinigheid maar ook naar het verreden aantal kilometers.
- De onbelaste vergoeding voor woon-werk- en zakelijk verkeer wordt verlaagd; daarmee worden mensen gestimuleerd om dichterbij hun werk te gaan wonen.
- Het wegwerken van de onderhoudsachterstand van bruggen en viaducten heeft prioriteit; hierop wordt niet bezuinigd.
- Om knelpunten op de weg op te lossen wordt er eerst gekeken welke winst kan worden geboekt door beter benutten, door mobiliteitsmanagement en door invoering van de kilometerprijs. Pas waar er daarna nog een structureel knelpunt is, is weguitbreiding een optie. In het kader van de heroverwegingen worden weginfrastructuurprojecten waarover nog geen definitief besluit is genomen, heroverwogen op basis van deze criteria.
- Bij nieuwe weginfrastructuurprojecten wordt standaard gekeken in hoeverre deze gecombineerd kunnen worden met verbetering van het openbaar vervoer. De miljarden investeringen in het oplossen van de wegknelpunten rond Rotterdam en Utrecht moeten gelijk opgaan met een kwaliteitssprong in het OV.
- Bij maatregelen die de automobiliteit direct dan wel indirect bevorderen moet steeds bezien worden of alternatieve maatregelen gevonden kunnen worden in het openbaar vervoer. Financiële prikkels om het gebruik van openbaar vervoer te bevorderen zullen nader worden uitgewerkt.
- Lichthinder (‘lichtvervuiling’) in natuurgebieden wordt voorkomen door terughoudend te zijn met nieuwe wegverlichting en door de toepassing van nieuwe verlichtingstechnieken. Dit gebeurt zonder in te leveren op sociale en verkeersveiligheid (bijvoorbeeld met LED’s in het wegdek en LED-verlichting die inschakelt bij nadering van voertuig). Bij vervanging wordt gekozen voor duurzame lampen.
Goederenvervoer
Nederland heeft een sterke positie in het internationale goederenvervoer. Rotterdam zou nooit tot de top van de wereldhavens behoren zonder het totaalpakket van aanvoer, (gedeeltelijke) bewerking, logistieke dienstverlening en doorvoer. Die positie is het waard om te behouden, maar wel met verbetering van de luchtkwaliteit en de veiligheid, en een betere benutting van milieuvriendelijke vervoersmogelijkheden.
- De zeehavens werken samen om sterk te staan tegenover buitenlandse concurrenten. Nederland maakt zich in Europa sterk voor gelijke regels voor overheidsfinanciering van haveninfrastructuur.
- De vollopende achterlandverbindingen krijgen meer mogelijkheden. De A15 wordt aangepakt, maar daarnaast is met name bevordering van de binnenvaart en het spoor nodig.
- Nederland maakt zich internationaal sterk voor aanscherping van de emissie-eisen voor SOx, NOx, CO2 en fijnstof voor de zeevaart en binnenvaart. De Europese Commissie en de Lidstaten voeren een heffing in op bunkerbrandstof bij zee- en binnenschepen, afhankelijk van de milieuprestatie van die brandstof. Ook wordt het concept van de ‘groene havens’ standaard praktijk in Europa; schone schepen worden sneller afgehandeld en/of betalen minder havengeld.
- In de binnenvaart komen nieuwe technieken op de markt die de NOx reduceren tot -90 procent. De bestaande subsidies daarvoor worden uitgebreid.
- Omdat de zeescheepvaart met mondiale concurrentie te maken heeft, wordt de fiscale faciliteit voor schepen en zeevarenden voortgezet om uitvlaggen te voorkomen.
- Het vaarwegennet kan meer worden gebruikt voor distributie van goederen voor het midden- en kleinbedrijf. De realisatie van overslagterminals voor water, weg en spoor wordt gestimuleerd en er komt een actieplan voor de kleine vaarwegen en de kleine binnenvaartschepen.
- Het achterstallig onderhoud van de vaarwegen is in 2016 weggewerkt. De overheid probeert, binnen de wettelijke kaders, de gevolgen van de crisis voor de binnenvaart samen met de branche en de banken te bestrijden, zodat sanering van de vloot, die na de crisis hard nodig is, wordt voorkomen.
- De belasting van bestelwagens en vrachtwagens wordt geleidelijk verhoogd totdat ze een evenredig deel betalen van de kosten die zij veroorzaken (wegenonderhoud, vervuiling) als personenwagens.
- Zoals dat in andere Europese landen reeds het geval is komt een verbod op vrachtvervoer over de weg op zondag.
Luchtvaart
De luchtvaart is van belang voor het intercontinentale vervoer. Binnen Europa wordt het netwerk van hogesnelheidslijnen echter een steeds beter en vooral ook duurzamer alternatief. Daarin moet worden geïnvesteerd. Verdere uitbreiding van regionale luchthavens is niet nodig en onrendabel. Schiphol kan niet koste wat kost blijven groeien. De bescherming van de regio tegen geluidsoverlast en het halen van de klimaatdoelen hebben prioriteit. De luchtvaart moet daarom, net als andere transportwijzen, gaan betalen voor de vervuiling die zij veroorzaakt.
- Uiterlijk in 2012 is er een nieuw transparant handhavingstelsel om het vliegverkeer bij Schiphol binnen de perken te houden. Dit stelsel is qua beschermingsniveau gelijkwaardig aan de huidige wettelijke normen voor geluid, veiligheid en emissie. Het beschermt ook de woongebieden die wat verder liggen van de luchthaven (het zogenaamde buitengebied). Bewoners weten ook voor de toekomst waar ze aan toe zijn.
- De uitstoot van broeikasgassen van de inkomende, uitgaande en binnenlandse luchtvaart mag in 2050 niet hoger zijn dan het niveau van 2005, net als in Engeland. Onderzocht wordt hoe de luchtvaart binnen dit klimaatdoel kan passen.
- Nederland maakt samen met Europese koploperlanden een start met het doorrekenen van de externe kosten van het vliegverkeer, zodat het concurrentievoordeel van vliegen in vergelijking met van andere vervoerwijzen wordt opgeheven. Er komt daarom in overleg met de ons omringende landen een NOx heffing per vliegtuig. Op internationaal niveau zet Nederland in op het heffen van accijns op kerosine.
- De plannen voor uitplaatsing van vluchten van Schiphol naar regionale luchthavens worden geschrapt. Regionale luchthavens blijven gesloten tussen 23.00 en 07.00 uur. Om omwonenden zekerheid en bescherming te bieden worden bij deze luchthavens lokale geluidsnormen vastgesteld voor alle woonwijken waar een substantiële geluidsbelasting kan optreden.
- Luchthaven Twente is niet winstgevend te exploiteren als burgerluchthaven. Bovendien is er vlak over de grens in Duitsland reeds een luchthaven. De voormalige militaire luchthaven wordt daarom geen nieuwe regionale luchthaven.
- Er komt een specifieke heffing voor de recreatieve luchtvaart (sportvliegtuigen) en er worden strengere geluidseisen gesteld aan circuit- en parachutevluchten.
Fietsen
Fietsen en wandelen worden als duurzame, goedkope en gezonde vorm van mobiliteit krachtig gestimuleerd. Hierdoor worden steden leefbaarder en bereikbaarheidsproblemen beperkt. De ChristenUnie streeft naar 25 procent meer fietsgebruik in 2020 en 50 procent minder dodelijke fietsslachtoffers. Hiervoor zijn investeringen in fietsvoorzieningen nodig. Deze kosten relatief weinig.
- Het netwerk van fietssnelwegen tussen woon- en werklocaties wordt uitgebreid. Er komen twintig nieuwe routes in de periode 2010-2014. Uiteindelijk moet dit leiden tot een samenhangend netwerk van doorgaande hoofdfietsroutes in het gehele land.
- De mogelijkheid van fietsparkeren bij voorzieningen en bedrijventerreinen wordt opgenomen in ruimtelijke ordeningsvoorschriften.
- Bij stations komen voldoende en kwalitatief goede fietsparkeerplekken. Bewaakte stallingen zijn open tot de laatste trein. Er komt in samenwerking met gemeenten en provincies een programma om de 100.000 extra plaatsen te realiseren die nodig zijn tot 2020.
- Fietsenstallingen zijn bij voorkeur gratis, met uitzondering van langdurige stalling; dit om te voorkomen dat achtergelaten weesfietsen de stallingen verstoppen. Financiering kan uit parkeeropbrengsten en een bijdrage van de vervoerders.
- Het OV-fietssysteem wordt uitgebreid tot alle belangrijke vervoerknooppunten.
- Nederland zet zich in voor strengere Europese emissie- en geluidnormen voor brom- en snorfietsen.
Openbaar Vervoer
Het openbaar vervoer moet aantrekkelijker worden. Openbaar vervoer is niet overal een bruikbaar alternatief voor de auto, maar ook op het platteland is door een slimmere organisatie een aanzienlijke verbetering mogelijk. De ambities voor het openbaar vervoer moeten en kunnen hoger. De ChristenUnie zich zal inzetten voor het bevorderen en het sterk verbeteren van het openbaar vervoer, zowel qua dekking van het vervoersnet als qua frequentie en aansluiting van de diverse vervoermiddelen op elkaar.
- Groeiambitie
Na de succesvolle vijftig spoedprojecten in het regionaal openbaar vervoer, moet het regionaal openbaar vervoer verder groeien. Samen met provincies en stadsregio’s stelt het rijk hiervoor een visie en actieplan op. Vervoerders worden verplicht bezetting en klanttevredenheid te rapporteren aan de overheid om de kwaliteit en de concurrentiepositie van het OV ten opzichte van ander vervoer te borgen (o.a. zitplaatsen op lange afstanden).
- Investeren in lightrail en busbanen
In stedelijke regio’s wordt geïnvesteerd in de aanleg van nieuwe lightrailverbindingen en busbanen om een betrouwbaar en snel alternatief te bieden voor het al maar groeiende autogebruik. Gemeenten en provincies kunnen dit alleen met steun van het rijk betalen. In de Randstad leidt dit tot een herkenbaar en samenhangend Randstadnetwerk dat als drager fungeert voor de stedelijke ontwikkeling. Hierbij kan worden voortgebouwd op het succes van metro en tramplus in Rotterdam, Randstadrail in Den Haag en de Zuidtangent in de regio Amsterdam.
- Duurzaam
Uiterlijk in 2015 wordt 100 procent van het elektrisch openbaar vervoer voorzien van duurzame energie. Hierover maakt het rijk afspraken met NS en de overheden die opdrachtgever zijn van het regionale OV.
- Reiziger centraal
De OV-chipkaart wordt meer klantgericht in plaats van vervoerdergericht, bijvoorbeeld bij het overstappen. In overleg met de vervoerders worden de tarieven van de OV-chipkaart afhankelijk van de kilometers hemelsbreed in plaats van de afgelegde kilometers. De NS krijgt als marktleider de verplichting op te komen voor de bredere OV-belangen.
- Reizigersrechten
Er komt een vervoersautoriteit als onafhankelijke beroepsinstantie. Deze beslist wanneer consumentenorganisaties, vervoerders en concessieverleners het niet eens worden, en kan bij concessiegrensoverschrijdende vraagstukken zo nodig knopen doorhakken. Als vervoersmaatschappijen te weinig capaciteit bieden gaat de reiziger minder betalen.
- Aanscherping regels straattaxi
De taxi, ook in de grote stad, word een aantrekkelijke en betrouwbare manier van vervoer waar je als klant met een gerust hart instapt. De nieuwe Taxiwet wordt daarom snel van kracht.
Actieplan spoor
Dankzij de ChristenUnie geldt er nu een groeiambitie van 5 procent per jaar op het spoor. Deze ambitie, opgenomen in het coalitieakkoord, heeft veel dynamiek losgemaakt. Met een aantal korte termijn acties is het gebruik van de trein gepromoot en de kwaliteit verbeterd. Er is voor de langere termijn 4,5 miljard euro beschikbaar gekomen voor uitbreiding van de infrastructuur op belangrijke corridors in de Randstad en het Noorden. De plannen zijn uitgewerkt, nu is het tijd dat ze voortvarend worden uitgevoerd.
De 5 procent groeidoelstelling blijft ook voor de komende vier jaar uitgangspunt. De korte termijnacties worden daarom onverminderd voortgezet. Daarnaast worden in de nieuwe kabinetsperiode in het eerste jaar plannen gemaakt en budget gereserveerd voor extra investeringen tot 2028.
- Capaciteitsuitbreiding
Inhaalsporen of spoorverdubbeling, extra perronsporen en ongelijkvloerse kruisingen zijn op een aantal punten noodzakelijk. In de Randstad wordt het kernnet viersporig, zodat niet alleen intercity’s maar ook sprinters zes keer per uur kunnen rijden. De enkelsporige regionale spoorlijnen worden opgewaardeerd, inclusief de grensoverschrijdende spoorlijnen. Om de capaciteit verder te vergroten wordt het nieuwe Europese beveiligingssysteem ERTMS snel ingevoerd, zodat treinen korter op elkaar kunnen rijden.
- Kortere reistijden
De hoofdverbindingen in het kernnet van de spoorwegen worden waar mogelijk geschikt gemaakt voor hogere snelheden. De maximum snelheid wordt verhoogd van 140 naar 160 km per uur. Onderzocht wordt waar reistijd kan worden verkort door het inzetten van treinen met snelheden tot 250 km per uur. Kansrijke trajecten hiervoor zijn Amsterdam-Utrecht-Eindhoven-Luik/Aken, Utrecht-Arnhem-Keulen en Breda-Eindhoven-Keulen.
- Kortere routes
Bij de verbreding van de A27 wordt rekening gehouden met een toekomstige spoorlijn Breda-Utrecht, zodat bij de aanleg hiervan honderden miljoenen kunnen worden bespaard. Revitalisering van niet meer in gebruik zijnde spoorverbindingen wordt onderzocht. Nu de regio vrijwel zeker de spoorlijn Groningen-Heerenveen realiseert, moet in de toekomst ook de verbinding Lelystad-Heerenveen als onderdeel van de Zuiderzeelijn worden aangelegd. Bij de groei van Almere richting het westen wordt voorzien in een tweede OV-verbinding over het IJmeer.
- Meer stations
Er worden de komende kabinetsperiode vijftien nieuwe stations geopend. Waar nodig wordt geïnvesteerd in optimalisering van de OV-aansluiting van en naar stations. De bouw van stations wordt niet meer afhankelijk gesteld van de beschikbare capaciteit, maar wordt juist benut als kans om de spoorcapaciteit uit te breiden, bijvoorbeeld door het aanleggen van inhaalsporen.
- Scherpere eisen aan NS
De voor reizigers belangrijke criteria van snelle en betrouwbare reistijden, optimale aansluitingen, hoge frequenties en kans op een zitplaats worden opgenomen in de NS vervoersconcessie voor het hoofdrailnet, gekoppeld aan een prijsprikkel (maximaal toegestane prijsverhoging). In de concessie wordt ook uitbreiding van het nachtnet geregeld. Als grootverbruiker van energie gaat de spoorsector het goede voorbeeld geven. Er komt een actieplan dat zorgt voor een substantieel lager energieverbruik.
- Toegankelijk voor iedereen
In 2020 is al het spoormaterieel toegankelijk voor gehandicapten en voorzien van toiletten.
- Goed onderhoud, robuuste knooppunten
Op spooronderhoud wordt niet bezuinigd. Engelse toestanden worden voorkomen. De capaciteit op knooppunten zoals Utrecht Centraal wordt vergroot, zodat grote storingen makkelijker kunnen worden opgevangen.
- ProRail opheffen
ProRail wordt een onderdeel van Rijkswaterstaat, zodat er één beheerder ontstaat voor alle rijksinfrastructuur. Hierdoor wordt synergie afgedwongen tussen weg- en spoorprojecten en wordt de minister beter aanspreekbaar op het spoorbeheer.
- Goederencorridors
Bij groeiend transportvolume is aandacht nodig voor de veiligheid en leefbaarheid bij passages van steden en dorpen. Aparte corridors voor het goederenvervoer zijn aan te bevelen wanneer de drukte van het personenverkeer toeneemt. Dit kan door viersporigheid of aparte trajecten voor het goederenvervoer.
|
Naar inhoudsopgave
Waterbeheer: veilig en duurzaam
Leven met water: dat is voor ons Nederlanders vanzelfsprekend. Meer dan de helft van ons land is blootgesteld aan overstromingsrisico’s. Meer dan een kwart ligt onder de zeespiegel. Achter onze dijken en duinen wonen ongeveer 10 miljoen mensen en ligt 2000 miljard euro aan geïnvesteerd vermogen.
Maar veilig en duurzaam leven met water is allerminst een vanzelfsprekendheid. Het onderhoud van duinen en dijken vereist onze voortdurende aandacht en zal de komende jaren veel extra geld vergen. De normering van onze dijken stamt uit 1960 en is dringend aan herziening toe. En de uitdagingen waar ons land voor staat zijn immens: voortgaande verzilting versus de beschikbaarheid van voldoende zoet water, grotere pieken en dalen in de rivierwaterafvoer, een langzaam maar zeker stijgende zeespiegel en dalende bodem, nattere winters en drogere zomers met intense piekbuien.
Nederland is de best beveiligde delta ter wereld. Dat wil de ChristenUnie zo houden. Dat het in Nederland zo veilig wonen en werken is, heeft alles te maken met hoe we in ons land het waterbeheer hebben georganiseerd. De waterschappen spelen daarbij een niet te onderschatten rol. Toch kan het waterbeheer in Nederland nog altijd beter en efficiënter. Het aanbod van de waterschappen om te komen tot een doelmatig waterbeheer vormt daarbij een belangrijk impuls.
Het stempel van de ChristenUnie op het waterbeleid
De ChristenUnie heeft met een bewindspersoon op Verkeer en Waterstaat in de afgelopen kabinetsperiode haar stempel op het waterbeleid gedrukt. Zwakke plekken in onze kust zijn versterkt, de veiligheid langs de rivieren is vergroot en de waterkwaliteit gaat erop vooruit.
Verder zijn er via een visie op het waterbeleid, de instelling van de Deltacommissie, de kabinetsreactie op het rapport van die Deltacommissie en uiteindelijk de totstandkoming van het Nationaal Waterplan en de Deltawet met daarin verankerd een Deltaprogramma, een Deltafonds en de Deltacommissaris die van start is gegaan, grote stappen gezet op weg naar een veilig en duurzaam Nederland.
Daarnaast is dankzij de ChristenUnie de blik niet alleen op onze eigen waterveiligheid gericht, maar neemt Nederland internationaal verantwoordelijkheid door andere, veelal arme laaggelegen deltagebieden in de wereld te helpen met onze ‘waterkennis’.
- Doorpakken met de Deltawet en het Deltaprogramma
Het voorkomen van een watersnoodramp: daarop zullen alle inspanningen gericht zijn. In dat licht is er een drievoudige opgave. Ten eerste worden alle dijken en keringen aangepast aan de wettelijke normen. Ten tweede wordt het huidige beschermingsniveau, dat dateert uit 1960, herzien; de nieuwe veiligheidsnormering wordt niet alleen bepaald door economische waarden maar ook door de geriskeerde maatschappelijke ontwrichting en bedreiging van mensenlevens. Ten derde wordt er geanticipeerd op de gevolgen van de klimaatverandering, die consequenties zal hebben voor de zoetwatervoorziening en de veiligheid van ons land.
Om deze grote opgaven aan te pakken, wordt de door het kabinet voorgestelde Deltawet snel van kracht, wordt de waterveiligheidsopgave waarvoor ons land staat exact in kaart gebracht, en komt er een Deltaprogramma dat financieel gevoed wordt uit een Deltafonds waarop niet bezuinigd kan worden. De door het kabinet aangestelde Deltacommissaris zorgt voor snelheid en eensgezindheid in de aanpak van de grote wateropgaven waarvoor ons land staat. Voor een aantal gebieden in Nederland is op relatief korte termijn duidelijkheid gewenst, zoals het Rijnmondgebied, het gebied rond het IJsselmeer, en hoe bijvoorbeeld de zoetwatervoorziening is gegarandeerd als het Volkerak Zoommeer in Zeeland weer zout wordt.
- Waterveiligheid: huis op orde
Om voor wat betreft de waterveiligheid ‘het huis op orde te krijgen’, lopen er uitvoeringsprogramma’s, zoals Ruimte voor de Rivier en het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Deze worden onverkort doorgezet. In 2011 worden de resultaten van de derde toetsingsronde bekend, de APK van onze dijken en keringen. Tot 2020 zijn er miljarden extra nodig, alleen al om de dijken en keringen te laten voldoen aan de huidige, verouderde veiligheidsnormering. De slechte toestand van de overheidsfinanciën noodzaakt tot herprioritering: geld dat is gereserveerd voor de aanleg van wegen waarover nog geen besluit genomen is, wordt deels gebruikt voor het onderhoud van dijken. De waterschappen leveren een extra bijdrage en inspanning bij het op orde houden van onze dijken en keringen.
- Nederland werkt wereldwijd met waterkennis
Nederland wordt het belangrijkste kennis- en innovatieknooppunt op het gebied van delta- en watervraagstukken ter wereld. Als welvarend land met veel kennis op het gebied van waterbeheer hebben we een verantwoordelijkheid waterkennis te delen met minder welvarende Deltagebieden in de wereld, zoals Indonesië en Bangladesh. Bovendien is het bevorderen van duurzame ontwikkeling in kwetsbare mondiale delta’s goed voor het Nederlandse bedrijfsleven.
- Effectiever en efficiënter waterbeheer
Het waterbeheer in Nederland kan veel effectiever en efficiënter door het beter organiseren van de watertaken die over de verschillende overheden zijn verdeeld, en door verdergaande samenwerking en opschaling van het aantal waterschappen in de richting van (deel)stroomgebieden (minimaal tien waterschappen minder de komende kabinetsperiode). Zo lang de ministeries van Verkeer en Waterstaat en VROM beide bestaan, moet al het rijksbeleid met betrekking tot waterbeheer en de (drink)waterketen bij Verkeer en Waterstaat in één hand worden ondergebracht.
Waterschappen en gemeenten sluiten snel een deal over een efficiënter beheer van de afvalwaterketen. De provincies nemen stevige regie in het ruimtelijke domein inclusief de afweging van waterbelangen, maar worden ontlast van waterbeheertaken, zodat dubbel werk wordt voorkomen.
- Geen vierde verdieping van de Westerschelde
De Westerschelde is een zeearm die zowel economisch als ecologisch van groot belang is. Het telkens weer verdiepen van de Westerschelde heeft zijn sporen nagelaten. Na zo veel verlies aan kostbare polders en natuur is het genoeg geweest. De Westerschelde mag niet voor een vierde keer worden verdiept.
Naar inhoudsopgave
Landbouw, visserij en natuur
Landbouw
De ChristenUnie is een politieke partij met een sterke betrokkenheid bij de Nederlandse boeren. Wij zetten in op een sterke agrarische sector, nu en morgen, en zoeken daarbij een goede balans tussen economie en ecologie. De ChristenUnie streeft naar een ondernemende agrarische sector die een gezonde economische basis heeft, medekoploper is op gebied van innovatie, dierenwelzijn en milieu, mogelijkheden heeft om externe milieukosten te beprijzen en bijdraagt aan behoud van karakteristiek landschappen.
- De overheid stimuleert innovaties met onderzoeks- en ontwikkelingsgeld, investeringssubsidies en fiscale stimuleringsmaatregelen, zodat ondernemers kunnen voldoen aan vergaande (maatschappelijke) eisen ten aanzien van milieu en dierenwelzijn. De overheid blijft de koppeling tussen onderwijs, praktijk en beleid versterken.
- Maatschappelijke eisen ten aanzien van productie worden, door samenwerking in ketenverband, verrekend in de consumentenprijs. Dit leidt tot een hogere prijs voor primaire producent: de boer wordt beloond voor extra inspanningen ten aanzien van dierenwelzijn, milieu en landschap. En de consument betaalt voor wat hij vraagt.
- Nederland zet zich in Europa krachtig in voor een landbouwbeleid dat de voedselzekerheid hoog in het vaandel voert.
Marktwerking en liberalisatie
De ChristenUnie blijft terughoudend ten aanzien van verdere liberalisering van het landbouwbeleid. Verdergaande liberalisering van de huidige marktordening dwingt boeren tot het produceren tegen zo laag mogelijke kosten. Daardoor komt de zorg voor milieu, dierenwelzijn en landschap in het gedrang en wordt verdere schaalvergroting noodzakelijk. Dat is een kant die de ChristenUnie niet op wil. De ChristenUnie wil daarom dat de internationale werking van vrije markt wordt verbeterd, het Europese landbouwbeleid wordt aangescherpt en maatschappelijke prestaties van agrariërs beter wordt beloond.
- Een Europees Landbouwbeleid, inclusief substantieel budget, blijft nodig. Meer diensten (natuur- en waterbeheer, dierenwelzijn, innovatieve methodes, biologische landbouw) met bijbehorende vergoeding vallen onder het gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Het GLB stimuleert innovatief en duurzaam ondernemerschap
- Het GLB geeft toeslagen per hectare. Dit gaat verdere intensivering van de landbouw tegen en maakt het halen van milieueisen realistischer. Er komt een overgangsregeling voor boeren die hierdoor ernstig worden gedupeerd.
- Een publieke noodvoorziening blijft behouden (voor in ieder geval granen en zuivel, incl. boter) in de vorm van een Europees vangnet voor ernstige marktverstoringen. Europese exportsubsidies worden afgeschaft.
- In de WTO wordt gepleit voor de mogelijkheid om eisen te stellen aan import ten aanzien van duurzaamheid en dierenwelzijn.
Veehouderij
Nederland heeft een beperkte fysieke en milieugebruiksruimte. Doordat het principe van grondgebondenheid is losgelaten, lopen we aan tegen een mestoverschot en een grote behoefte aan veevoer van buiten Europa. Tegelijk groeit het maatschappelijk ongemak over het toenemend aantal dieren in een klein land als Nederland. Dit vraag om regulering.
- Het dierrechtensysteem blijft na 2015 gehandhaafd. Ook blijft een vorm van melkquotum behouden. Wordt het melkquotum toch afgeschaft, dan vallen ook melkkoeien onder een dierrechtensysteem.
- Grondgebondenheid en regionale productie van veevoer wordt gestimuleerd. Soja die wordt geïmporteerd moet voldoen aan duurzaamheidcriteria. Regionale kringlopen worden door duurzame innovaties zo veel mogelijk gesloten. Transparante productie richting de consument is noodzakelijk voor maatschappelijke acceptatie en draagvlak.
- De veehouderij verkleint de milieudruk door het toepassen van de best beschikbare technieken voor de gecombineerde reductie van fijn stof, ammoniak, stikstof en CO2 door energiebesparing en productie van duurzame energie.
- Nederland volgt het preventieve EU-diergezondheidsbeleid: om besmettelijke ziekten als MKZ, vogelpest, Q-koorts te bestrijden wordt de veestapel gevaccineerd. Gevaccineerde dieren hoeven niet geruimd te worden. Hun producten komen voor consumptie beschikbaar.
- Risico’s voor de volksgezondheid worden beheerst door in navolging van de provincie Noord-Brabant beperkingen te stellen aan uitbreidingen van stallen voor de intensieve veehouderij. Stallen mogen niet meer dan één bouwlaag hebben en het bouwblok mag niet groter worden dan 1,5 ha (inclusief groen). In landbouwontwikkelingsgebieden hebben de provincies de bevoegdheid om ontheffing te verlenen tot maximaal 2,5 ha.
- In de veeteelt worden antibiotica niet preventief en niet in een te grote groep dieren gebruikt. Het convenant tussen boeren en dierenartsen om het antibioticagebruik terug te dringen moet leiden tot een kwaliteitsrichtlijn en systeem van toezicht op het voorschrijfgedrag. Als de betrokkenen zelf niet voor 2012 zorgen voor een systeem van controle, is de ChristenUnie voorstander van wettelijke maatregelen om te zorgen dat er een rem komt op het veterinaire antibioticagebruik, daarbij een voorbeeld nemend aan de maatregelen die eerder in Denemarken zijn getroffen.
Dierenwelzijn
De ChristenUnie ziet dieren als schepselen van God, waarvoor de mens als rentmeester zorgdraagt. Uitgangspunt voor de ChristenUnie is een ambitieuze, maar haalbare basisnormering door de overheid. De plus op wettelijke dierenwelzijnseisen komt vanuit de markt, zodat vraag, aanbod en prijs bij elkaar komen en de primaire producent betaald wordt voor de extra eisen van de consument. Ook wordt de ondernemer tijd gegund om investeringen in milieu of dierenwelzijn terug te verdienen. De consument wordt via fiscale en financiële regelingen of via het inkoopbeleid van detailhandel gestimuleerd tot duurzame en diervriendelijke aankopen.
- De overheid stimuleert innovaties en investeringen voor verbetering van dierenwelzijn, zowel qua stal(inrichting), behandeling als foklijnen. Focus voor innovatie komende jaren is verbetering dierenwelzijn die hand in hand gaat met verlaging van milieudruk.
- Nederland behoort qua dierenwelzijn tot Europese kopgroep. Ingezet wordt op het verhogen van de Europese standaarden, zodat Nederlandse ondernemers niet te ver voor de troepen uitlopen en concurrentienadeel ondervinden.
- Diertransport wordt beperkt tot een maximum van 500 kilometer of acht uur. Vermindering van de transportafstand komt ook ten goede aan risicovermindering van verspreiding van dierziekten.
(Glas)tuinbouw
- De energieproducerende kas wordt fiscaal gestimuleerd. Tevens wordt het winnen van aardwarmte ondersteund vanuit een garantiefonds en met investeringssubsidies
- Ondernemers krijgen meerjarige zekerheid voor een verlaagd energietarief. Dit wordt gekoppeld aan ambitieuze neerwaartse CO2- vereveningsdoelen, waardoor de glastuinbouw een sterke prikkel heeft om te investeren in klimaatneutrale of energieleverende kassen.
- Een plantgezondheidsfonds op initiatief van de sector wordt ondersteund via artikel 68 van het GLB. Premiesubsidie is onder voorwaarde van goede preventieve maatregelen.
GGO en kwekersrecht
De ChristenUnie staat kritisch tegenover de toepassing van genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s).
- Een breed afwegingskader voor import en teelt van ggo’s wordt ontwikkeld met aandacht voor het doel van het ggo, de veiligheid voor mens, dier en milieu, sociaal-economische gevolgen van ggo’s, alternatievenonderzoek.
- Consument en producent behouden keuzevrijheid. EU-lidstaten krijgen het recht om teelt op eigen bodem te weren.
- Er komt meer ruimte voor nieuwe technieken die geen inbreuk maken op de soorteigenheid van planten. Klassieke veredeling wordt ondersteund.
- Door toenemende octrooiverlening op plantgerelateerde eigenschappen staat de toegang tot genetische bronnen onder druk. De balans tussen kwekersrecht (met kwekersvrijstelling) en het octrooirecht (met slechts onderzoeksvrijstelling) wordt daarom (inter)nationaal hersteld, zodat innovatie en ontwikkeling in plantveredeling niet wordt belemmerd. Het octrooirecht wordt hierop aangepast met tenminste een beperkte kwekersvrijstelling (vgl. Duitsland en Frankrijk). Betreffende regelgeving op Europees niveau wordt in dit licht geëvalueerd.
Visserij
Verduurzaming van de visserij is vanuit ecologisch én economisch perspectief dringend gewenst. Oorzaken zijn de dalende visstanden door klimaatverandering en overbevissing, kleinere quota, minder zeedagen en hoge (gas)olieprijzen. De ChristenUnie is bezorgd over de druk op onze eeuwenoude visserij en de dalende visstanden. Lichtpunt is dat de bestanden van de voor Nederland belangrijke commerciële vissoorten Tong, Schol en Kabeljauw een positieve trend vertonen. Het is een bewijs dat goed beheer positief kan bijdragen aan de visstand.
Verduurzaming moet plaatsvinden in internationale context. Het (Europese) visserijbeleid moet gericht zijn op het scheppen van stabiele randvoorwaarden en volop inzetten op handhaving. De Nederlandse werkwijze kan hiervoor als voorbeeld dienen. De eigen verantwoordelijkheid en kennis van de beroepsgroep speelt een belangrijke rol in inrichting van het Europese visserijbeleid. Een belangrijke uitdaging voor de visserijsector is gelegen in de vermarkting van het duurzaam gevangen eigen Noordzeeproduct.
- De Nederlandse vloot is over vijf jaar volledig duurzaam door de uitvoering van het masterplan Transitie Visserijvloot en heeft een goede marktpositie in Nederland vanwege goede ketensamenwerking en een positieve onderscheiding van de wildgevangen Noordzeevis in de Europese markt.
- Binnen vier jaar zijn alle schepen Msc gecertificeerd. De overheid ondersteunt indien nodig bij certificering.
- Meerjarige beheerplannen worden opgesteld voor een duurzame exploitatie van de zee en een verantwoord evenwicht tussen visserijbelangen en natuurbelangen. Visserijsector en wetenschap werken samen in bestandsopnamen en het opstellen van beheerplannen.
- Om de verduurzaming kans van slagen te geven wordt ingezet op opleiding van de jonge generatie vissers. Een duurzaam opleidingsschip, waarop door de visserijsector wordt samengewerkt met WNF, retail- en kwaliteitsopleidingen, wordt in de vaart gebracht.
- De visserij dient gericht te zijn op het zoveel mogelijk terugdringen van de omvang van bijvangsten. De industrievisserij, die gericht kleine vis vangt om te verwerken tot vismeel, wordt verboden.
- Nederland blijft zich sterk maken voor een internationale samenwerking op het gebied van visserijbeheer, bescherming van de traditionele visgebieden van ontwikkelingslanden, een verbod op de walvisvangst en een algeheel verbod op het gebruik van drijfnetten.
- Bij alle voorstellen voor ruimtelijke ordening, Natura 2000-gebieden op de Noordzee en natuurcompensatie wordt rekening gehouden met de belangen van de visserijsector.
Natuur
De ChristenUnie hecht grote waarde aan goed natuurbeleid en zorgvuldige omgang met het landschap. Mooie landschappen en natuur dragen bij aan het welzijn van mensen en zijn cruciaal voor het behoud van biodiversiteit. Biodiversiteit is het natuurlijk kapitaal van deze wereld, en behalve mooi ook erg nuttig. Biodiversiteit is de basis van ons voedsel en de grondstoffen die we gebruiken voor kleding, brandstof en medicijnen, en draagt bij aan een stabiel klimaat. De EHS en Natura 2000 zijn belangrijke pijlers voor een goed natuurbeleid. Dit vraagt om goede ruimtelijke sturing, om passende beloning voor geleverde diensten, om samenwerking tussen overheid, terreinbeherende organisaties, boeren en particulieren, en om langjarige kaders qua doelen en vergoeding.
Onderhoud en beheer van ons landschap kost veel geld. Dit hoeft niet alleen met subsidie te worden gerealiseerd, maar vraagt om de ontwikkeling van alternatieve financieringsconstructies, zowel per regio als op rijksniveau.
- De bijdrage van de landbouw aan natuur- en landschapsprestaties wordt actief bevorderd. Daarom wordt ingezet op langjarige subsidiekaders gericht op gebiedsbescherming, zodat de boer zich in zijn bedrijfsvoering echt kan richten op deze taak. Landbouwkoepels en agrarische natuurverenigingen worden gestimuleerd tot betere invulling van de zorgplicht voor weidevogels.
- Regionale ontwikkelingsplannen (op maat) combineren de bevordering van waterberging (veiligheid) en waterkwaliteit, extensivering van landbouwactiviteiten, duurzame energie (wind, biomassa, covergisting, aardwarmte etc.) en behoud van natuur met versterking van de biodiversiteit. De ontwikkeling van klimaatadaptieve landschappen op deze wijze wordt (fiscaal) gestimuleerd.
- De rijksoverheid zet in op het ontwikkelen van financiële mogelijkheden waar provincies, gemeenten, projectontwikkelaars en/of particulieren gebruik van kunnen maken en geeft zo invulling aan het rapport Landschap verdient Beter van de Taskforce Rinnooy Kan (ingesteld naar aanleiding van een motie van de ChristenUnie).
De ChristenUnie onderschrijft het belang van Natura 2000 als netwerk van Europees waardevolle natuur. De uitvoering blijkt in de praktijk weerbarstig. Er is veel onduidelijkheid over de mogelijkheden voor omringende bedrijven, en over hoe en op wat voor termijn de doelen gehaald kunnen worden. Het opstellen van beheerplannen blijkt erg gecompliceerd. Inzet van de overheid om de Natura2000 plannen te laten slagen is dus hard nodig: heldere regels, goede communicatie, snel handelen en boter bij de vis. De gedachte dat Natura2000 kostenneutraal is, is verleden tijd. Natuur kost geld, en de rekening daarvoor kunnen we niet op het bordje van enkele ondernemers leggen. Belangrijk uitgangspunt voor de beheerplannen is het zoveel mogelijk laten samengaan van bedrijvigheid en natuur.
- De overheid ondersteunt bij het opstellen van beheerplannen, met name lokale betrokkenen die geen grote organisatie achter zich hebben.
- Rijk en provincies maken op korte termijn afspraken over de financiering van Natura2000: zowel aankoop als beheer.
- Professionele beheerders (boeren, rietsnijders, particulieren, terreinbeherende organisaties) worden betaald voor het beheer dat zij uitvoeren.
De ChristenUnie zet daarnaast in op een robuuste Ecologische Hoofdstructuur (EHS), als belangrijke schil rondom internationaal kwetsbare Natura 2000-gebieden. Dit draagt niet alleen bij aan biodiversiteit maar zorgt er ook voor dat benodigde milieu- en watercondities en natuurkwaliteit van Natura 2000-gebieden gemakkelijker kan worden bereikt. Grote aaneengesloten gebieden krijgen voorrang, kleinere snippers EHS kunnen worden afgestoten. Ook komt er meer ruimte voor zelfrealisatie als natuurdoeltypen daarvoor geschikt zijn: boeren behouden eigen grond en krijgen betaald voor geleverde diensten. Bovendien is flexibiliteit in de EHS-gebieden mogelijk: hoe verder af van de Natura 2000-kern, hoe meer ruimte in beheer en begrenzing. Op deze manier vormgegeven heeft de EHS de meeste impact op behoud biodiversiteit, een relatief kleinere impact op omringende ondernemers, en kan ze rekenen op meer draagvlak onder bewoners. De investeringen worden gericht op het kosteneffectief veiligstellen van de EHS. Langzamerhand is gebleken dat voor de feitelijke realisatie van een hoge natuurkwaliteit meer tijd nodig is dan tot 2018.
- Blijvende inzet om de EHS in 2018 te realiseren. Tenminste 80 procent van de doelen moet in 2018 zijn gerealiseerd. Het nog resterende deel is uiterlijk 2025 gereed.
- Nieuw aan te leggen robuuste verbindingszones worden planologisch vastgelegd en op gunstige momenten gerealiseerd.
- De hoeveelheid te verwerven grond wordt kritisch onderzocht. Voorwaarden voor aankoop zijn: de verwerving is noodzakelijk voor het behouden van de meest kwetsbare natuur; ontbrekende schakels voor afronding van een robuust EHS-gebied krijgen voorrang; en er is voldoende budget beschikbaar voor inrichting en beheer.
Naar inhoudsopgave
2.5 Rechtvaardige toekomst
Een rechtvaardige toekomst is een toekomst waarin ook volgende generaties kunnen voorzien in hun levensbehoeften, kunnen genieten van natuur en toegang hebben tot voldoende grondstoffen. Deze toekomst is niet vanzelfsprekend. Daar is verstandig handelen voor nodig, internationaal, nationaal, regionaal, lokaal en individueel. De ChristenUnie vertaalt dit toekomstperspectief terug naar handelen hier en nu. De ChristenUnie houdt daarbij de handelsbalans in het oog, maar zet ook stevig en vastberaden koers naar een duurzame economie. De benodigde omschakeling zal een inspanning vragen van de hele maatschappij. Een samenwerking tussen overheid, ondernemers, onderwijs, onderzoek en burger.
Naar inhoudsopgave
Energie en Klimaat
Onze energievoorziening is voor een aanzienlijk deel gebaseerd op verbruik van fossiele energiebronnen. Deze bronnen zijn eindig, en verbranding veroorzaakt onwenselijke emissies. Toename van de mondiale energievraag leidt tot prijsstijgingen. Op termijn kunnen deze prijsstijgingen ontwrichtend werken voor de wereldeconomie. De emissies veroorzaken problemen in luchtwegen, schade aan de schepping en mogelijk een verandering van het klimaat. Hoewel de omvang van de invloed op het klimaat niet met 100 procent zekerheid is vast te stellen, moet de politiek uit voorzorg tijdig handelen.
De huidige energieprijs wentelt de kosten van mogelijke toekomstige effecten (economische ontwrichting door schaarste, dijkverhogingen, etc.) af op de toekomst. Verduurzaming van de energievoorziening rendeert door grotere energiezekerheid, prijsstabiliteit, een gezond leefmilieu, welvaart (vanuit een verbreed welvaartperspectief), een goede concurrentiepositie, onafhankelijkheid van instabiele regio’s, export en banen.
De liberalisering van de energiemarkt bemoeilijkt een broodnodige omschakeling. Om de omschakeling toch te realiseren kiest de ChristenUnie voor:
- Reductie van 80-95 procent van de emissie van broeikasgassen in 2050.
- Reductie van 30 procent broeikasgassen in 2020 ten opzichte van 1990, 20 procent hernieuwbare energie in 2020, en in de periode 2011 tot 2020 gemiddeld jaarlijks minstens 2 procent energiebesparing.
- Nederland in de top vijf van de Europese Unie op gebied van energie-efficiënte technologie en duurzame energie.
- Energieneutrale overheidsgebouwen in 2030.
Correctie falen energiemarkt
De marktwerking voor energie faalt. Toekomstige kosten maken geen onderdeel uit van de energieprijs. Eerste stap is daarom dit te herstellen. De ChristenUnie doet dit door niet-duurzame energie anders en meer te beprijzen en de stimuleringsregeling voor duurzame energie te verbeteren.
De ChristenUnie wil een geleidelijk stijgende inputheffing op niet-duurzaam opgewekte stroom, met name bij kolen. Tegelijkertijd komt er een geleidelijk op te voeren verplichting voor bij- en meestook van duurzame biomassa of biogas (tweede generatie) bij kolen- en gascentrales. De inputheffing wordt lager naarmate het aandeel duurzaam in de energieopwekking toeneemt. Het streven is dit op Europees niveau in te voeren. Door deze maatregelen zal de kWh-prijs stijgen. De ChristenUnie wil dit compenseren door het vastrecht voor consumenten fors te verlagen. Deze combinatie van een hogere kWh-prijs en een lager vastrecht maakt energiebesparing in woningen aantrekkelijker, zonder dat de koopkracht van mensen wordt aangetast.
Daarnaast past de ChristenUnie de SDE-regeling aan. De effectiviteit wordt verhoogd door per duurzame optie (windenergie, zonne-energie, biomassa, blue energy, etc.) grenzen te stellen aan de op te voeren maximale productiekosten. De aantrekkelijkheid van duurzame investeringen wordt verhoogd door zekerheid in terugleververgoedingen te bieden voor de feitelijke levensduur van het duurzame project. Er bestaat een kans dat dit leidt tot een onacceptabele winstgevendheid wanneer de energieprijs sterk stijgt; in dat geval wordt onmatige winst afgeroomd.
De ChristenUnie wil energieleveranciers verplichten om een vast aandeel duurzame energie te leveren, zodra de productie van duurzame energie concurrerend is met de niet-duurzame opties.
Verder zet de ChristenUnie op Europees niveau in op:
- Het creëren van schaarste in emissierechten, waardoor emissierechten duurder worden;
- Een verplichting voor een aandeel duurzaam in energieopwekking;
en op nationaal niveau:
- Verhoging van de energiebelasting voor alle tarieven;
- Een eerlijk warmtetarief voor duurzame warmte (grootschalige warmte- en koudeopslag, aardwarmte). Het tarief mag niet hoger zijn dan andere warmtetarieven. Als het warmtetarief lager kan zijn dan andere tarieven, dan moet het tarief ook lager zijn.
Stimulering energietransitie
Doordat correctie van het marktfalen worden energiebesparende maatregelen aantrekkelijk. De terugverdientijden worden korter. Energiebesparing, duurzame energie en innovatie worden verder gestimuleerd door een combinatie van maatregelen. Aan de voorkant wil de ChristenUnie een regenererend investeringsfonds voor de voorfinanciering van energiebesparing en duurzame energie en fiscale vergroening. Aan de achterkant een scherp en innovatief inkoopbeleid en een verplichte energiebesparing voor energieleveranciers met een systeem van onderlinge handel in behaalde energiebesparing (witte certificaten).
De realisatie van de energietransitie wordt bevorderd door:
- Aanscherping van normen, zoals verhoging van de grens voor terugverdientijd voor het verplicht treffen van energiebesparingsmaatregelen door bedrijven en instellingen van 5 jaar naar 7 jaar, in combinatie met een meer gerichte fiscale regeling.
- Opvolgen van meerjarenafspraken met verplichtingen.
- Beloningsbeleid voor koplopers.
- Verbetering van vergunningtrajecten energiebesparing.
- Een rijksstructuurvisie Ruimte voor windenergie en biomassa (tweede generatie).
Innovatie energie-infratructuur
Verduurzaming van de energievoorziening vraagt ook een transitie in energietransport. We moeten van de huidige simpele netten overschakelen naar slimme, regionale netten van de toekomst. Hierdoor verlaagt de drempel voor innovatieve regionale en kleinschalige duurzame opwekking:
- Eenergieproducenten betalen zelf een deel van kosten van netuitbreiding.
- Decentrale slimme netten (smart grids), warmtenetwerken en WKK.
- Regulering in de bouw van netten ter voorkoming van een centraal net dat ongunstig is voor decentrale opwekking en opslag van elektriciteit (Powerhouse scenario).
- Realisatie op korte termijn van de afgesproken 950 MW windenergie op zee; voor 2020 inzetten op 6000 MW windenergie en een stopcontact op zee.
- Bij het aanpakken van grote infrastructurele werken de mogelijkheden voor duurzame energie benutten. Zo liggen er bij het opknappen van de Afsluitdijk en de Brouwersdam grote kansen voor blue energy.
Gedrag
Voor het besparen in energiegebruik is een omslag in gedrag nodig. Dit vraagt verantwoord consumeren. De overheid draagt hieraan bij door het:
- Introductie van energiebesparingsaftrek voor particulieren.
- Ondersteunen van maatschappelijke duurzame initiatieven.
- Bevorderen van transparantie over productieprocessen en productkwaliteit.
- Een breed scala aan overheidsmaatregelen, zoals goede fietsvoorzieningen, een sterk verbeterd openbaar vervoer, duurzame energie etc.
Emissiereductie
Bijvoorbeeld door verplichte bij- en meestook van tweede generatie biomassa in elektriciteitscentrales, vooral bij nieuwgebouwde kolencentrales. Verder zou de overheid op de wat langere termijn het opslaan van CO2 kunnen stimuleren door dit te verplichten voor nieuwgebouwde centrales.
Bio-energie
De ChristenUnie wil bio-energie sterk bevorderen door het bieden van langjarige duidelijkheid over de te gebruiken reststromen. Voorwaarden zijn wel dat het gaat om duurzame bio-energie die
- geen verder verlies veroorzaakt van habitat voor zeldzame dieren en planten;
- geen voedsel benut als brandstof;
- geen vormen bevat die nauwelijks broeikasgasreductie per eenheid energiedrager opleveren.
Een gelijk speelveld op Europees niveau is hierbij van groot belang.
Kernenergie
De ChristenUnie wil geen nieuwe kerncentrales, zolang er geen duurzame en betrouwbare oplossing is gevonden voor de problemen van veiligheid en afval.
Klimaat en ontwikkelingssamenwerking
De ChristenUnie ziet in het klimaatbeleid mogelijkheden voor het versterken van de agenda voor ontwikkelingsamenwerking:
- Toezicht op de bijdrage van het klimaatfondsbeleid aan projecten in ontwikkelingslanden, die bijdragen aan de CO2-emissiereductie van Nederland;
- Een duurzaamheidfonds gebaseerd op CO2-uitstootrechten; dit genereert gelden voor duurzame ontwikkeling in ontwikkelingslanden.
Naar inhoudsopgave
Milieubewust produceren
Een goed en gezond milieu is van groot belang voor een prettige leefomgeving. Nederland is een druk bewoond land waar verantwoord omgegaan moet worden met bodem, water en lucht. Overheid, burgers en bedrijven dragen ieder op hun eigen plaats verantwoordelijkheid voor de bescherming van deze leefomgeving.
Nederland is aantrekkelijk voor het internationale bedrijfsleven. Scherper aan de duurzame wind varen kan dus. De normstelling in Nederland loopt soms vooruit op normstelling in andere landen. Dat maakt onderdeel uit van ons vestigingsklimaat en kan ook de innovatie bevorderen. Tegelijkertijd wensen wij de administratieve regeldruk voor bedrijven te beperken. Bij sterke vermoedens van een schadelijk effect op het milieu moet de overheid preventief handelen.
De ChristenUnie wil dat de overheid duurzame innovatie bevordert langs de route van eco-efficiënt en eco-effectief produceren. Eco-efficiënt door het leveren van goederen en diensten met minder niet-herbruikbare energie en minder materialen, leidend tot minder afval, minder vervuiling en minder kosten. Eco-effectief door het maken van producten die aan het eind van hun leven biologisch afbreekbaar zijn, of die technologisch weer kunnen worden hergebruikt.
Bij veel menselijke activiteiten ontstaat afval. Dat kan hinderlijk zijn en schadelijk voor het milieu. Afval dat ontstaat moet zoveel mogelijk worden hergebruikt. Overheid, bedrijven en burgers hebben daarnaast een taak in het bestrijden van zwerfafval. De ChristenUnie hanteert het principe dat de vervuiler betaalt en is voorstander van uitbreiding van het statiegeldsysteem naar kleine PET-flesjes en blikjes.
Door de hoge stedelijke bevolkingsdichtheid en de aanwezigheid van grote kassencomplexen wordt het ’s nachts steeds minder donker. Dit heeft zijn weerslag op de dierenwereld. De overheid zal een actief beleid voeren om lichtvervuiling tegen te gaan
- Door materiaalketenbeleid worden producten vaker hergebruikt en materialen gerecycled. Door productgerichte milieuzorg kunnen milieubelastend materiaal en verpakkingen worden teruggedrongen (dematerialisatie).
- De voorlichting aan bedrijven en consumenten over de materiaalketens en het hergebruik van producten en materialen wordt verbeterd.
- Verouderde vuilverbrandingsinstallaties met een laag rendement worden gesloten.
- Om lichtvervuiling tegen te gaan worden kassencomplexen geïsoleerd en autowegen spaarzamer verlicht waar dit de verkeersveiligheid niet nadelig beïnvloed.
Het MVO-beleid (zie 2.2.8) zet de kaders voor milieubewust produceren. Nederland maakt onderdeel uit van een internationale markt. De rol van Europa op het gebied van het milieubeleid is groot. Op Europees niveau wil de ChristenUnie afspraken maken over:
- Het stoppen of afbouwen van milieuschadelijke subsidies en niet-duurzaam stimuleringsbeleid, zoals de subsidies op energie- of watergebruik.
- Het bevorderen van transparantie door uitbreiding van de productlabeling.
- Het weren van niet-duurzame producten.
- Het via een milieuheffing doorberekenen van de milieukosten van producten en diensten in de kostprijs.
- Het verlagen van BTW-tarieven voor milieuvriendelijke producten en diensten.
Op nationaal niveau wil de ChristenUnie een op innovaties gerichte marktvraag creëren door een duurzaam inkoopbeleid van overheidsinstanties. Doel is het bereiken van een top-vijf positie in Europa als het gaat om toepassing van duurzame technologie. De overheid versterkt de samenwerking tussen onderzoek en bedrijfsleven om te komen tot innovatie op het gebied van duurzame technologie.
De overheid reduceert regelgeving en legt meer verantwoordelijkheid bij het bedrijfsleven. Zij vraagt van bedrijven dat deze zich in hun productieprocessen bewegen binnen de grenzen van de milieuruimte. Deze algemene maatregelen worden gecombineerd met een stevig toezicht- en handhavingsbeleid voor maatschappelijke milieu- en veiligheidsrisico’s. Door handhaving van de vigerende Wet Milieubeheer - waarbij bedrijven verplicht zijn om alle besparende maatregelen te nemen die zich binnen 5 jaar terug verdienen - valt veel winst te behalen.
De consument bepaalt uiteindelijk of de inspanningen van bedrijven op het gebied van milieubewust produceren worden beloond. De milieudruk van onze bestedingen ligt een factor drie boven het niveau dat onze aarde duurzaam aankan als iedere wereldburger hetzelfde bestedingsniveau en -patroon zou hebben. De ChristenUnie wil dit zichtbaar maken. Dit sluit aan bij ons streven om naast het BNP een breder welvaartsbegrip te introduceren waarin het omgaan met ons milieukapitaal is opgenomen. De ChristenUnie wil hiervoor een nationale doelstelling formuleren die in lijn is met de milieudoelen voor 2020 en 2050, en die terugvertaald wordt naar individuele doelstellingen. Er zijn nu al producten en diensten waarvan de milieudruk zichtbaar is bij aankoop. Deze ontwikkeling moet krachtig worden bevorderd.
- Bedrijven worden verplicht de inzichtelijkheid van de milieu- en gezondheidseffecten van producten en processen te verstrekken.
- Handhaving en controle op de naleving van milieu- en veiligheidsnormen hebben hoge prioriteit. De terugverdientijd van de Wet Milieubeheer wordt verhoogd van 5 naar 7 jaar, zodat nog meer rendabele maatregelen onder de wet vallen. Hier hoort wel een stevig vergunningenbeleid en controle- en handhavingsbeleid bij.
- De import van en handel in illegaal hout wordt verboden. Het gebruik van duurzaam hout wordt gestimuleerd. De overheid geeft daarbij het goede voorbeeld door in haar aanbestedingsbeleid 100 procent legaal en duurzaam hout te eisen.
- Duurzaamheid op regionaal niveau wordt bevorderd door samenwerkingsverbanden tussen lokale overheden, ondernemers, onderzoeksinstellingen, onderwijs en burgers te stimuleren en ambitieuze doelen te formuleren.
Naar inhoudsopgave