Ieder kind verdient een thuis
Een mens bloeit op in gemeenschap, een kind groeit op in een gezin. Heel veel kinderen groeien op in stabiele gezinnen waar ze een goede basis meekrijgen voor de rest van hun leven. Bij tegenslag in het leven, wat ieder gezin op zijn tijd meemaakt, heeft een gezin soms 'krukken’ nodig ter ondersteuning. Het netwerk van familie, vrienden en buren kan hierin voorzien. Soms is een extra professionele steun in de rug nodig, waarbij de gemeente het eerste aanspreekpunt is. Daarbij moeten we waken voor de tendens van medicalisering en de gedachte dat elke situatie altijd om professionele hulp vraagt.
In de professionele jeugdzorg zetten veel hulpverleners zich met hart en ziel in voor goede zorg voor gezinnen, kinderen en jongeren. Tegelijkertijd kent de jeugdzorg ook een aantal forse uitdagingen die vragen om een passend antwoord.
1 op de 10 jongeren in Nederland, in 2020 bijna 430.000, heeft inmiddels te maken met jeugdzorg. En als we ons beperken tot de leeftijd 18 jaar dan is dat bijna 1 op 8[1]. Bijna 93% van deze jongeren krijgt (lichte) zorg en ondersteuning terwijl ze gewoon thuis wonen (jeugdhulp). De rest van de jongeren heeft complexere zorg nodig en/of woont in een instelling. Deze complexe zorgvragen bij jongeren kunnen sterk uiteenlopen: denk bijvoorbeeld aan multiproblematiek in huishoudens waar er sprake is ernstige psychiatrische klachten, verslavingen of een verstandelijke beperking. Het kan om kwetsbare jongeren gaan die steeds dieper in het criminele circuit worden gezogen of slachtoffers zijn geworden van loverboys en mensenhandel. Kortom: opgroeien in een kwetsbare omgeving kan voor veel ontwikkelproblemen bij jongeren zorgen en deze jongeren zouden de beste zorg moeten krijgen.
De toename van de vraag naar jeugdzorg vergroot ook de druk op gemeenten: van 2015 tot en met 2018 groeide het aantal jongeren dat jeugdhulp ontving met circa 50.000; een stijging van 13 procent. De gemeentelijke uitgaven aan jeugdzorg per jongere stegen in die jaren met 42 procent[2]. Daarnaast zijn er steeds meer signalen dat sommige zorg die geboden wordt niet altijd het gewenste resultaat heeft en zelfs tot schrijnende situaties leidt. (Zie bijv. het initiatief ‘Het vergeten kind’ rond de gesloten jeugdzorg.)
Al deze ontwikkelingen vragen om een kritische kijk op en een bijsturing van de visie van de overheid op jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering. Als er zoveel kinderen hulp nodig hebben dan vraagt dat ook om een eerlijke blik op de rol van gezin, familie, professionele hulp en roept dat de vraag op wat effectieve zorg voor kwetsbare kinderen is en wat niet. Het is belangrijk om te investeren in de veerkracht van een gezin. Tegelijkertijd hoort kwetsbaarheid bij het leven en ook problemen bij het dagelijks functioneren zijn hiervan niet uitgesloten. Een andere belangrijke vraag is daarbij: in hoeverre kunnen we als samenleving nog accepteren dat het leven niet altijd even perfect gaat? En kunnen we de sociale druk om kinderen aan een ideaalbeeld te laten voldoen verminderen?
We streven naar een samenleving waarin ieder kind veilig thuis opgroeit en zich gezond en stabiel kan ontwikkelen. En waar een kind, als dat om welke reden dan ook (even) niet kan, in ieder geval in een thuis opgevangen wordt. Daarvoor zijn volgens mij een aantal uitgangspunten en transformaties van belang. Dit heb ik opgeschreven in een zogenoemde startagenda. Ik ben gemotiveerd om hiermee aan de slag te gaan de komende periode. Want ieder kind verdient een thuis.