Opkomen voor onze medemens in Afghanistan
Afgelopen maandagavond las ik het verhaal van Sharif. Sharif is een Afghaan en werkte jarenlang als tolk voor de Nederlandse politiemissie in Afghanistan. Hij vluchtte voor de Taliban maar wist niet hoe het verder moest. Het raakte me. Want het verhaal van Sharif is niet uniek. Na een turbulent weekend in Afghanistan werd de situatie met de dag erger en waren er tal van dit soort mensen die dringend wachtte op hulp.
Dinsdag en woensdag hebben we als Kamer gedebatteerd over onze inzet bij deze afschuwelijke situatie in Afghanistan. Ons standpunt was duidelijk: een ieder persoon die aantoonbaar Nederland heeft geholpen verdient onze bescherming. In mijn inbreng vroeg ik dan ook om zo snel mogelijk duidelijkheid over wat we kunnen doen om een ieder die daar is en ons heeft geholpen in bescherming te brengen. Het handelen van het kabinet verliep in die dagen moeizaam, evenals het debat. Het kabinet gaf eerder als standpunt aan dat ze terughoudend zouden willen zijn omdat het kabinet bang is dat bij het verruimen van de criteria 'een niet-beheersbare toename volgt in het aantal aanvragen'. "Het gaat immers om een zeer omvangrijke groep mensen.”
En dat stelt ons wat mij betreft voor de vraag welke waarden ons land ten diepste drijven. Gaat beheersbaarheid boven het redden van zo mogelijk mensenlevens? Staat de bureaucratische afwikkeling boven de morele plicht om een mens in nood en die zijn nek voor jou heeft uitgestoten te ondersteunen? In het handelen van het kabinet stond beheersbaarheid veel te veel centraal. Daarom heb ik in het debat er ook op aan gedrongen om juist nu op te komen voor de meest kwetsbaren. Laten we de moed tonen om te doen wat juist is.
Moed is niet strijdbaar handelen als er geen angsten of risico’s zijn. Nee, moed is strijdbaar handelen, ondanks angst en aanwezige risico’s. Omdat we geloven dat er iets belangrijks is, namelijke het bijstaan van een medemens in nood. En wat mij betreft betekent dat dat we de mensen beschermen die Nederland geholpen hebben, waaronder tolken, ngo-medewerkers, bewakers etc. Laten we de belofte dat we een land zijn dat mensenrechten belangrijk vindt waarmaken.
Ik ben dan ook blij dat het kabinet de motie om coulanter om te gaan met de asielaanvragen van Afghanen die voor de Nederlandse missie hebben gewerkt ‘naar letter en geest zal uitvoeren.’ In het debat is hier veel over gesproken – er was veel druk en tijd nodig – maar ik ben dankbaar dat het kabinet nu doorzet en alles op alles zet om zoveel mogelijk mensen te redden,
Natuurlijk houden we de situatie nauwlettend in de gaten. Ik dank alle mensen die dag in dag uit hard werken om veiligheid te bieden aan de mensen die dat nu het meeste nodig hebben. En mijn gedachten en gebeden zijn bij alle mensen daar die in onveiligheid en onzekerheid verkeren.
We hebben de morele plicht om recht te doen aan een ieder en met name onze medemensen in nood . Laat dat ons land ten diepste drijven.