Bijdrage Carola Schouten aan plenair debat over eindrapport Parlementaire Enquête Financiëel Stelsel
Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carola Schouten aan een plenair debat met Commissie-De Wit
Onderwerp: Debat over het eindrapport van de Parlementaire Enquête Financiëel Stelsel (Commissie-De Wit) (debat met de commissie)
Kamerstuk: 31 980
Datum: 26 juni 2012
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Het wordt bijna eentonig, maar het is niet minder welgemeend. Ik complimenteer de commissie met het opgeleverde rapport en het vele werk dat is verzet. Ik wil ook de ambtelijke ondersteuning niet onbenoemd laten. Ook zij hebben er vele uren, dagen en weken werk in gestoken. Dank voor al het verzette werk.
Vandaag behandelen wij het sluitstuk van de Parlementaire Enquêtecommissie Financieel Stelsel. Waar deel een van de enquête met name keek naar de oorzaken van de kredietcrisis, gaat deel twee over het politieke crisismanagement en de rol van de Kamer. Daarmee houdt het ons ook een spiegel voor en geeft het nuttige aanbevelingen. Centraal staat, zoals de titel van het rapport vermeldt, het herwinnen van vertrouwen, in de financiële sector maar zeker rondom de politieke keuzes die worden gemaakt. Dit blijft actueel. De verwevenheid tussen banken en overheden is nog steeds een achilleshiel van de Europese economie. De situatie in Spanje toont dat eens te meer aan. Ook de rol van de Kamer en het budgetrecht blijven een punt van discussie, bijvoorbeeld bij steunverleningsoperaties. Het rapport van de commissie ziet dan wel terug, de lessen die wij kunnen en moeten trekken zijn actueler dan ooit.
Kern van het dilemma is het belang van vertrouwelijkheid en snel handelen enerzijds en het belang van goede informatievoorziening en democratische controle anderzijds. Het gehele rapport ademt dit dilemma. Daarin kan ook nu, vijf jaar na het ingrijpen, nog een hoop verbeterd worden.
Eerst een opmerking over de rol van de toenmalige minister van Financiën. De commissie-De Wit prijst de daadkracht van de toenmalige minister van Financiën bij de aanpak van de financiële crisis, maar legt ook op een behoorlijk kritische manier de vinger bij een aantal genomen maatregelen en de betrokkenheid van de Kamer daarbij. Na de presentatie van het rapport ontstond het beeld in de media van een minister van Financiën die de Kamer onvolledig en te laat informeerde. De Kamer werd zogezegd buiten spel gezet en beslissingen werden erdoor gedrukt. Dat zijn grote woorden. De fractie van de ChristenUnie heeft behoefte aan een toelichting op dit punt, juist vanwege de context waarin de toenmalige minister Bos moest optreden. Op welke manier heeft de commissie de volgende zaken in zijn oordeel meegewogen? Ten eerste dat de fouten niet primair bij de minister lagen, maar bij de financiële instellingen. Die veroorzaakten de problemen. De minister van Financiën was verantwoordelijk voor de daarna genomen stappen, maar niet voor het ontstaan van de situatie. Ten tweede de unieke situatie. Wij waren hier nooit geweest. Er ontbrak een precedent en men kon niet bogen op oude manieren van werken of verschaffen van informatie. Ten derde de spanning tussen de vertrouwelijkheid en de informatievoorziening, waarbij het voor minister en Kamer zoeken was. Er was immers geen informatieprotocol. Dat is er trouwens nog steeds niet. Alles afwegende is de conclusie dat het beter had gekund absoluut terecht. Het moet in de toekomst zeker beter. De gebruikte woorden in de perspresentatie over minister Bos vindt mijn fractie dan ook erg zwaar.
Ik kom bij de rol van het parlement. Tevens blijkt dat de Kamer ook steken heeft laten vallen. Beschikbare controle-instrumenten werden onvoldoende benut, aldus de commissie. Voor de toekomst bieden de aanbevelingen houvast om het debat hierover aan te gaan. De informatiepositie van de Kamer moet ook versterkt worden. Niet voor niets spreken wij morgen, zoals verschillende sprekers al hebben gezegd, over de betrokkenheid van de Kamer bij besluiten over EFSF en ESM.
Een belangrijke aanbeveling voor de verbetering van de informatievoorziening aan de Kamer vooraf is het vastleggen van de werkwijze in een informatieprotocol, zodat onduidelijkheid weggenomen kan worden. De commissie oppert om aan te sluiten bij de werkwijze van artikel 100 van de Grondwet, zoals die ook gebruikt wordt bij de inzet van de krijgsmacht. Dat is geen onlogische gedachte, maar roept wel een aantal vragen op. Welke elementen moet een dergelijk protocol volgens de commissie in ieder geval bevatten? Verder maakt artikel 100, tweede lid, een voorbehoud. Het stelt dat het eerste lid niet geldt indien dwingende redenen het vooraf verstrekken van inlichtingen verhindert. In dat geval worden inlichtingen zo spoedig mogelijk verstrekt. Is de commissie van mening dat een dergelijk voorbehoud ook moet kunnen worden gemaakt bij een informatieprotocol voor een eventuele financiële crisis? Zo ja, wat zijn volgens de commissie, terugkijkend op het onderzoek, dwingende redenen die vooraf informatie verstrekken over de financiële crisis verhinderen? Dat is uiteraard de crux van de gehele discussie.
Hoe voorkomen wij dat er te gemakkelijk naar een verantwoordingsmemorandum wordt gegrepen in plaats van dat er vooraf wordt geïnformeerd? Ik vermoed dat de heer Harbers ook al hiernaar vroeg. Ziet de commissie daarom aanleiding voor een wettelijke borging van het informatieprotocol? Zij pleit immers ook voor een wettelijke borging van het verantwoordingsmemorandum. Graag een antwoord op deze vragen.
Ik kom te spreken over de rol van de Nederlandsche Bank. De commissie adviseert om de afzonderlijke verantwoordelijkheden van de Nederlandsche Bank ten tijde van de crisis duidelijk te benoemen en daarin een scheiding aan te brengen, met name wat betreft de rol als financieel toezichthouder enerzijds en adviseur van de minister van Financiën anderzijds. Ik kan mij voorstellen dat de commissie tot een dergelijke conclusie komt. Mijn vraag daarbij is echter: is dat zo scherp met een schaartje te knippen? Waar houdt de ene rol op en begint de andere? En hoe voorkom je dat de informatievoorziening jegens het ministerie van Financiën juist dan niet op orde is? De heer Koolmees vroeg daar ook al naar. Dit was een van de redenen voor de onduidelijkheid over, bijvoorbeeld, ABN-AMRO. Bepaalde informatie bleek wel beschikbaar, maar niet op het ministerie van Financiën. Ook de commissie heeft bepaalde informatie niet ontvangen van de Nederlandsche Bank. Minister De Jager heeft vanochtend een brief geschreven waaruit blijkt dat hij de Nederlandsche Bank streng heeft aangekeken en deze heeft gemeld dat dit niet meer zou moeten gebeuren. Is daarmee voor de commissie ook de kous af? In principe is het strafbaar om informatie achter te houden. Is de commissie van plan om verdere stappen te zetten? En, misschien nog wel belangrijker, ziet zij aanleiding om voor de toekomst beter te borgen dat dit niet meer kan gebeuren? Zo ja, wat zou daarvoor nodig zijn?
Ik kom bij een deel van de aanbevelingen, ten eerste het depositogarantiestelsel. De commissie beveelt aan om het huidige garantiebedrag in het depositogarantiestelsel in Europees verband omlaag te brengen naar €50.000. Mijn fractie kan zich daarbij iets voorstellen; daarover heeft zij al eerder vragen gesteld. Deze aanbeveling komt echter in een tijd waarin het vertrouwen in het financiële stelsel erg laag is. Een van de redenen voor het optuigen van een robuust depositogarantiestelsel is juist het herwinnen van het vertrouwen. Waarom komt de commissie dus op dit moment met deze aanbeveling? En als de commissie vindt dat daarmee nog even moet worden gewacht, wanneer is het dan wel het moment om dit te effectueren?
Ik ga verder over de aanbeveling met betrekking tot de splitsing van nuts- en zakenbanken. De commissie doet opnieuw de aanbeveling om nutsbankactiviteiten van zakenbankactiviteiten te scheiden, om het risico voor spaargeld in het depositogarantiestelsel te beperken. Ook de ChristenUnie is van mening dat
nutsbankactiviteiten geen risico mogen ondervinden van relatief risicovolle zakenbankactiviteiten. Maar de Nederlandsche Bank en de minister vinden een strikte scheiding onwenselijk en onhaalbaar. Desondanks herhaalt de commissie de aanbeveling. Kan de commissie aangeven hoe zij het oordeel van de Nederlandsche Bank hierin heeft meegewogen? En waarom heeft zij deze aanbeveling opnieuw opgenomen? Kennelijk vindt de commissie dat er onvoldoende is gebeurd op dit punt, dus graag krijg ik toegelicht wat er verder moet gebeuren.
Nu het grensoverschrijdend toezicht. In haar zesde aanbeveling pleit de commissie voor het opzetten van grensoverschrijdend toezicht. Het probleem zit volgens de commissie in een gebrek aan wederzijds vertrouwen tussen nationale toezichthouders. De commissie adviseert in dit verband om een Europees toezicht op te zetten. Maar wat doen we in dat geval met toezicht op iets wat buiten de EU valt? De casus-Icesave is misschien wel het beste voorbeeld. Had een Europese toezichthouder tot betere resultaten en een beter toezicht geleid? Icesave viel namelijk niet onder dergelijk toezicht. En hoe ziet de commissie haar voorstel voor Europese toezicht in het kader van alle ontwikkelingen die op dit moment gaande zijn in Europa? Hoe zou de Europese toezichthouder zich in het voorstel van de commissie komen te verhouden tot de nationale toezichthouder? Daarvoor zijn namelijk nogal wat stappen nodig; het is gemakkelijker opgeschreven dan gedaan. Graag meer toelichting hierop van de commissie, juist ook omdat deze discussie zeer actueel is. Hoe ziet zij dit voor zich?
De Kamer gaat nog in debat met de regering over de bevindingen van de commissie-De Wit. Wij zijn inmiddels jaren verder en de zaken die wij zelf kunnen regelen, zijn nog niet geregeld. Het is dan ook zaak, haast te maken om te komen tot een bestendige crisisstructuur en tot duidelijke afspraken over de rol en de rechten van het parlement, juist in tijden van crisis. Daarvoor vormen de aanbevelingen van de commissie een waardevol en nuttig uitgangspunt. Daaraan voeg ik toe, met de woorden van Spreuken 15: wie luistert naar de lessen van het leven, schaart zich onder de wijzen. Dat moeten wij ons als Kamer ter harte nemen.
Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.
Archief > 2012 > juni
- 28-06-2012 - Inbreng verslag (wetsvoorstel) Carola Schouten inzake Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II
- 27-06-2012 - Bijdrage Carola Schouten aan het algemeen overleg Pensioenonderwerpen
- 26-06-2012 - Bijdrage Carola Schouten aan plenair debat over eindrapport Parlementaire Enquête Financiëel Stelsel
- 21-06-2012 - Inbreng schriftelijk overleg Carola Schouten inz. Initiatiefnota De Mos, Van Dekken en Çörüz
- 20-06-2012 - Bijdrage Carola Schouten aan plenair debat Wet uitwerking fiscale maatregelen begrotingsakkoord 2013
- 18-06-2012 - Bijdrage Carola Schouten aan fiscaal wetgevingspakket en Wet uitwerking fiscale maatregelen 2013
- 14-06-2012 - Inbreng Carola Schouten inzake Wijziging Wet financieel toezicht ivm gebruik burgerservicenummer
- 14-06-2012 - Inbreng Carola Schouten inzake Wijzigingswet financiële markten 2013
- 12-06-2012 - Inbreng Carola Schouten inzake de Wet uitwerking fiscale maatregelen begrotingsakkoord 2013
- 12-06-2012 - Bijdrage Carola Schouten aan het plenair debat over het bericht dat mensenhandel fors is toegenomen
- 11-06-2012 - Inbreng verslag van Carola Schouten inzake de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd
- 07-06-2012 - Bijdrage Carola Schouten aan het plenair debat inzake Wijziging Wet studiefinanciering 2000