Inbreng Carola Schouten bij wijziging Wet Studiefin. ivm ten onrechte ontvangen uitwonendenbeurs.
Onderwerp: Wijziging van de Wet studiefinanciering2000 inverband met het treffen van diverse maatregelen ter bestrijding van het ten onrechte ontvangen van de uitwonendenbeurs
Kamerstuk: 32 770
Datum: 31 mei 2011
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de WSF2000 inverband met het treffen van diverse maatregelen ter bestrijding van het ten onrechte ontvangen van de uitwonendenbeurs. De leden van deze steunen maatregelen die studie-beursfraude verder terugdringen, zeker nu blijkt dat 1 op de 10 uitwo-nenden fraudeert met de uitwonendenbeurs. Het terugdringen van fraude draagt in belangrijke mate bij aan het behoud van het stelsel van studiefinanciering. Genoemde leden vragen wel of de nieuwe regels afschrikwekkend genoeg zijn voor frauderende studenten.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe wordt gecontroleerd dat een student feitelijk woont op het GBA-adres waaronder hij staat ingeschreven. Bovendien vragen de leden op welke manier wordt gecontroleerd of er meerdere uitwonende studenten ten onrechte staan ingeschreven op hetzelfde adres, aangezien deze frauduleuze handeling regelmatig voorkomt. Hoe wordt dit gecontroleerd? Kan deze vorm van fraude wel goed worden ondervangen met de twee genoemde verplich-tingen1 ? Zo ja, op welke manier, zo vragen deze leden.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom de regering niet kiest voor het direct ontnemen van het recht op een studiebeurs, wanneer onherroepelijk wordt geconstateerd dat fraude is gepleegd met de uitwonendenbeurs. Is de regering van mening dat deze sanctie afschrik-wekkend genoeg is, wanneer onherroepelijk vaststaat dat er fraude is gepleegd? Waarom kiest de regering niet voor het direct laten vervallen van het recht op studiefinanciering, wanneer is vastgesteld dat het om verwijtbaar handelen gaat? De leden wijzen bovendien op de problemen met het vaststellen hoe lang de fraude heeft plaatsgevonden. Het is immers moeilijk aan te tonen hoe lang al wordt gefraudeerd. In die gevallen komt de fraudeur weg met één of enkele maanden terugbetaling van de studiebeurs inclusief 50% boete. Is de regering van mening dat deze sanctie afschrikwekkend genoeg is na één of enkele maanden fraude? Op welke manier kan daadwerkelijk worden aangetoond dat een student voor langere tijd fraudeert? Welke problemen treden op dit moment op bij het aantonen van de periode van fraude, zo vragen de leden. De leden merken op dat er situaties kunnen zijn waarbij de studerende zich niet op het GBA-adres bevindt, maar tijdelijk ergens anders verblijft. Uitspraken van de rechter hebben aangetoond dat deze situaties niet-verwijtbaarheid voor de student zullen opleveren. Hoe wordt voorkomen dat dergelijke zaken tot aan de rechter moeten worden behandeld, wanneer overduidelijk sprake is van niet-verwijtbaarheid? Op welke manier wordt binnen de wettelijke regels deze ruimte toegepast, aangezien hier sprake is van afwijking van de twee verplichtingen voor aanspraak op een uitwonendenbeurs? De leden vragen op welke manier wordt gecontroleerd op medeplich-tigheid bij fraude. In de memorie van toelichting1 staat vermeld dat medeplichtigheid kan worden bestraft. Hoe vaak wordt medeplichtigheid aan fraude bij de uitwonendenbeurs nu bestraft? Om welke betrokkenen gaat het in de meeste gevallen, om ouders of huisgenoten? Op welke manier wordt medeplichtigheid opgespoord? Wordt hulp bij fraude in alle fraudegevallen gecontroleerd, zo vragen de leden. De leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre met de voorgestelde maatregelen het daadwerkelijke probleem van de moeizame handhaving 1 Kamerstuk 32 770, nr. 3, pagina 11, verholpen is. Deze leden vragen op welke manier het in praktijk en op locatie aantonen dat personen al dan niet uitwonend zijn vergemakkelijkt wordt. De leden constateren dat de hoogte van de boete wordt gekoppeld aan de duur van de overtreding. Deze leden menen dat het vanuit het oogpunt van rechtvaardigheid en de afschrikkende werking beter zou zijn dat ongeacht de duur van de fraude een vast bedrag aan boete betaald moet worden. Zij vragen waarom de regering niet voor dit model gekozen heeft. De leden vragen waarom bij recidive gekozen wordt voor de alternatieven van zowel bestuursrechtelijke als strafrechtelijke handhaving. Waarom verdient het niet de voorkeur om voor een eenduidige aanpak te kiezen, zo vragen zij.
Voor meer informatie zie ook: www.tweedekamer.nl.