Bijdrage Carola Schouten aan een plenair debat inzake wijziging Wet arbeid vreemdelingen en Vreemdelingenwet 2000 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider

dinsdag 18 april 2017

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carola Schouten met betrekking tot een wijziging van de de Wet arbeid vreemdelingen en de Vreemdelingenwet 2000 tijdens een plenaire vergadering met minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Onderwerp:   Wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen en de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/36/EU betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider

Kamerstuk:    34 590          

Datum:           18 april 2017

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Ook van mijn zijde allereerst de hartelijke felicitaties aan de collega's Wiersma en Özdil voor hun uiteenlopende maidenspeeches. Ik adviseer hun om eens een borrel met elkaar te gaan drinken. Ik denk dat dat de verhoudingen ten goede zou kunnen komen. Misschien krijgen we dan de volgende keer een heel andere inbreng van de heren naar elkaar toe. Ik zie uit naar de samenwerking.

We spreken over een richtlijn die geïmplementeerd moet worden, waarbij de vraag is: wat zijn we nou precies aan het doen? Het kabinet heeft de implementatie van deze richtlijn behoorlijk lang geprobeerd tegen te houden. Het heeft er ook tegen gestemd in Europa, onder de noemer van subsidiariteit: het is een regel die niet noodzakelijkerwijs in EU-verband gesteld zou moeten worden, op een terrein dat ook prima aan de nationale overheden kan worden overgelaten. Laat ik duidelijk zijn: dat uitgangspunt delen wij. Wij hebben het hier weleens gehad over lijstjes die in Europa worden opgesteld van zaken die we eigenlijk niet vanuit Europa zouden moeten willen regelen. Als een regeling niets toevoegt, zouden we die niet in Europees verband moeten opstellen wat ons betreft. Bij dit wetsvoorstel is de grote vraag waarop we nu precies een wijziging aanbrengen. Dat zijn gelijk de vragen die ik heb aan de minister. Het kabinet stelt namelijk dat wij alles wat in de richtlijn staat, behalve het punt van de vijfjaarstermijn, al hebben geregeld en dat deze richtlijn dus de facto niets verandert. Klopt dat? Ik vraag het nog maar een keer. Zijn we hier nu gewoon iets aan het implementeren wat eigenlijk allang bestaat en wat dus niets toevoegt? Klopt het dan ook dat wij iets alleen maar aan het doen zijn omdat het nu eenmaal in Europa is afgesproken?

Klopt het dat wij met deze regeling ook niets doen tegen het misbruik van arbeidsmigratie binnen de Europese Unie? Het gaat hier over derde landen, niet over het misbruik binnen de Europese Unie. De vraag is dus of we daarin misschien nog iets verbeteren met het wetsvoorstel, of eigenlijk ook niet. En klopt het dat we nu twee soorten regimes gaan krijgen binnen de Wet arbeid vreemdelingen? Is er dus een route waarin een tewerkstellingsvergunning met verblijfsvergunning ineen wordt geregeld, en een andere route waarbij die twee zaken gewoon nog naast elkaar blijven bestaan zoals dat nu het geval is? Waarom zou dit op deze manier wenselijk zijn volgens het kabinet?

Het punt van het aanwijzen van de sectoren is voor mij ook een groot vraagteken. We hebben nu alleen bepaald dat deze richtlijn van toepassing zal zijn op de land- en tuinbouwsector en niet op meer sectoren. Waarom alleen op deze sectoren? Het kabinet zegt dat er sinds 2011 voor mensen uit derde landen al geen tewerkstellingsvergunningen meer zijn afgegeven. Dan zou ik bijna vragen: waarom wijzen we dan überhaupt een sector aan? Kennelijk moet dat dan van de richtlijn. Maar waarom dan alleen deze sector? Stel nou dat een barvrouw uit Oekraïne op een heel speciale manier mixen kan maken die helemaal niemand anders binnen Europa zo kan maken. Dan mag zij hier aan het werk gaan. Waarom valt zij onder het oude regime, namelijk de weg van de tewerkstellingsvergunning en de verblijfsvergunning, en valt degene die in de tuinbouw komt werken, onder het nieuwe regime? Ik kan dat niet verklaren, maar misschien weet de minister wel waarom dit te rechtvaardigen is. Het feit dat het de afgelopen jaren niet heeft plaatsgevonden, kan niet het argument zijn. Dat was in de land- en tuinbouwsector sinds 2011 namelijk ook niet het geval. Graag krijg ik dus een toelichting.

Ik sluit mij aan bij het amendement van de heer Jasper van Dijk. Hij heeft aangegeven dat de lijst van sectoren nu door de sociale partners wordt vastgesteld. Ik vind het prima dat dit in overleg met de sociale partners gebeurt, maar ik denk dat het ook belangrijk is dat wij als parlement zelf erbij betrokken zijn, zodat wij kunnen bekijken welke wijzigingen er op die lijst plaatsvinden. Ik zag dat het een verzwaarde voorhang is. Ik weet niet of het ook met een verlichte voorhang kan. Ik weet niet of de heer Van Dijk daar erg aan hecht. Het lijkt mij belangrijk dat wij met elkaar bekijken op welke wijze wij een vinger aan de pols kunnen houden; dus van mijn zijde in elk geval steun voor het amendement.

Tot slot. Als wij nou besluiten om deze richtlijn hier niet te implementeren en dus zeggen dat wij het niet gaan doen, omdat Europa hier niet over hoeft te gaan, kan deze richtlijn dan toch een directe werking hebben? Klopt dat? Volgens mij staan wij daarom dit debat te voeren. Mochten wij nu hier met elkaar zeggen dat wij deze richtlijn niet gaan implementeren, is die richtlijn dan toch op Nederland van kracht, omdat die in Europees verband is afgesproken, mocht dit ook bij de rechter komen? Het is misschien van belang dat wij daar zelf nog een klap op geven, omdat het anders linksom of rechtsom toch gaat gebeuren. Dit zeg ik ook tegen de heer De Jong, die veronderstelt dat we helemaal geen route meer hoeven te hebben om deze regeling van toepassing te verklaren, als wij dit niet doen. Ik betwijfel dat. Misschien kan de minister daar ook nog enig licht op werpen.

De heer De Jong (PVV):
Het enige wat ik veronderstel, is dat dit kabinet buigt voor de Europese Commissie, zodra die een dreigbrief met een boete stuurt. Daarom implementeren wij dit. Mijn vraag aan mevrouw Schouten is of zij en haar fractie ook risico's zien aan het implementeren van deze richtlijn.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Het enige punt dat wijzigt — dat ik heb gezien — is het vijfjaarsregime. Dat betekent dat er een soort administratieve actie gedaan moet worden als je binnen vijf jaar vanuit een derde land opnieuw als seizoenarbeider in Nederland gaat werken. Dan moet er bekeken worden of je gegevens hier al dan niet beschikbaar zijn. Daar heb ik een vraag over gesteld. Is dat een groot risico? Nou, dat lijkt me nou niet het grootste risico dat er bestaat in de discussie over het vrije verkeer. Het kabinet stelt dat wij alles wat er in deze richtlijn staat, allang geïmplementeerd hebben. In die zin zal de situatie niet veranderen ten opzichte van nu. Het is meer de principiële vraag — die deel ik met de heer De Jong — of Europa hierover moet gaan of niet. Kunnen wij dat niet zelf doen als land? Wij hebben dat al gedaan, want wij hebben het grotendeels al geïmplementeerd. Het inhoudelijke risico wordt naar mijn mening dus niet groter, behalve die vijfjaarstermijn. Maar dat is meer een administratieve handeling. Ik vind het meer een teken of een voorbeeld van regelgeving die volgens mij niet vanuit Europa zou hoeven te komen, omdat wij dat ook prima zelf kunnen.

De heer De Jong (PVV):
Zou het risico niet kunnen zijn dat wij met het implementeren van deze richtlijn het signaal afgeven aan de Europese Commissie dat wij het prima vinden? Zodra er allerlei seizoenarbeiders van buiten de EU naar bijvoorbeeld Spanje gaan — dat zou kunnen — kunnen wij niet meer zeggen: hallo, dat vinden wij niet zo leuk. Nederland kan daar dan niets meer tegen doen, omdat het zelf immers voor de implementatie van deze richtlijn is geweest. Zou dat niet een groot risico kunnen zijn? En buiten dat, is mevrouw Schouten het ermee eens dat er op het moment dat wij zo'n signaal afgeven, ook een groot risico is dat wij een stuk van onze beleidsvrijheid weggeven aan de Europese Commissie? Dat zouden wij toch juist niet moeten willen?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik heb gezien dat het kabinet ook tegen deze richtlijn heeft gestemd. Ik ga het nu een klein beetje opnemen voor het kabinet, ook al zal dat wat verwonderlijk zijn. Dat heeft in Europa aangegeven ertegen te zijn. Op het moment dat er een meerderheid is in Europa, komt de richtlijn hier weer terug. Dat gebeurt nu. Mijn vraag aan het kabinet is ook of deze toch van kracht zal zijn, op het moment dat wij deze gaan implementeren, omdat er directe werking is. Dan heb je misschien symbolisch gezegd dat je het er niet mee eens bent, maar dan zal deze regeling materieel gewoon van kracht zijn. Dat zal het verschil zijn. Ik vind daar van alles van. Juist om het draagvlak te behouden, vind ik dat wij in Europa moeten uitkijken dat we ons op dit soort punten gaan richten, maar we moeten ook niet doen alsof we allerlei bevoegdheden aan het weggeven zijn, want het is al zo dat wij deze regels hebben geïmplementeerd.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl

« Terug