Bijdrage Carola Schouten aan een wetgevingsoverleg met betrekking tot Pakket Belastingplan 2017

maandag 31 oktober 2016

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carola Schouten aan een wetgevingsoverleg met staatssecretaris Wiebes van Financiën

Onderwerp:   Pakket Belastingplan 2017

Kamerstuk:    34 552          

Datum:           31 oktober 2016

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik spreek ook namens de SGP. Ik wil ook even melden dat het amendement dat zonet is rondgedeeld, niet namens mij is ingediend. Wat mij opvalt, is dat het ook niet door de SP is ingediend. Dit was toch het amendement waarover we bij de Financiële Beschouwingen nog wat discussie kregen, omdat er twee keer een dekking voor was gebruikt? Die expatregeling zou namelijk zowel voor het eigen risico als voor ontwikkelingssamenwerking worden gebruikt. De naam van de heer Smaling stond daar toen nog onder, maar die is opeens uit het geheel verdwenen. Dat moest ik toch even constateren.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ze willen het dus niet binnenhalen, maar wel uitgeven!

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ze willen het inderdaad niet binnenhalen, maar ze willen het wel uitgeven. Maar goed, dat laat ik maar even terzijde.

De heer Bashir (SP):
Ik wil nog even een kort punt maken. Ik zie dit amendement nu voor het eerst voor mij liggen. Het is niet aan mij voorgelegd, dus dan kan ik mijn naam er ook niet onder zetten.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Het was destijds ook niet voorgelegd aan de woordvoerder financiën van de SP en daarom ging het een beetje verkeerd. De naam van de heer Smaling stond eronder, zonder dat de woordvoerder van de SP bij de Algemene Financiële Beschouwingen daar kennis van had genomen. De naam van de heer Smaling stond er echter wel degelijk onder. Ik constateer nu dat er bij de SP inderdaad wel wordt uitgegeven, maar dat er niet wordt geïnd. Maar goed, dat gebeurt wel vaker.

Vandaag is het Hervormingsdag. Men kent de geschiedenis vast. 499 jaar geleden sloeg één man met 95 stellingen heel wat heilige huisjes omver. De hamerslagen van Maarten Luther op de deur van de slotkapel in Wittenberg zetten de toenmalige wereldorde op zijn kop en leidden tot een immense kettingreactie. Deze reformatiebeweging stempelde de cultuur, onder andere in onze contreien, met kenmerken zoals matigheid, vlijt, spaarzaamheid en rationaliteit, aldus de Duitse publiciste Christine Eichel. Dat protestantse stempel op onze cultuur, de andere tradities niet te na gesproken, komt deze staatssecretaris van belastingen goed uit. Nergens ter wereld vind je immers een hogere belastingmoraal, en dus ook een beperkt nalevingstekort, dan in Nederland, Nieuw-Zeeland en de Scandinavische landen.

Ik ga vandaag niet spreken over 95 stellingen, maar ik beperk mij tot 7 stellingen. Ik zal die een voor een nalopen. Ik zal ze eerst benoemen, om ze daarna allemaal toe te lichten. Ten eerste: staatssecretaris Wiebes is geen Luther. Anders gezegd: we wachten nog op de hervormingsdag van deze staatssecretaris. Ten tweede: het belastingstelsel mag niet langer tot scherpe tweedelingen leiden. Ten derde: de algemene heffingskorting is geen algemene heffingskorting meer. Ten vierde: consistentie is te verkiezen boven jojoën. Ten vijfde: kom eerst met argumenten en pas daarna met lastenverzwaringen. Met andere woorden: bega geen monumentale vergissing. Dat is al eerder benoemd. Ten zesde: familiebedrijven verdienen de toekomst, ook voor een volgende generatie. Ten zevende: de Belastingdienst kan barmhartiger. Mogelijk heb ik nog een kleine toegift, maar ik zal bekijken hoever ik kom.

Ten eerste: de staatssecretaris is geen Luther. Met het aantreden van deze staatssecretaris leek Hervormingsdag gekomen. Niet lang na zijn aantreden kwam er een veelbelovende brief onze kant op, waarin werd aangekondigd dat de rommelzolder van ons belastingstelsel hoognodig moest worden opgeruimd. Afgelopen jaar leek het moment daar. Er was immers 5 miljard voor lastenverlichting beschikbaar, een onvermijdelijk smeermiddel dat nodig is om überhaupt tot een belastingherziening te kunnen komen. Het adagium van de staatssecretaris werd zelfs: een lastenverlichting zonder een stelselherziening is een gemiste kans. Zoals we weten, hebben we met elkaar deze kans gemist. Mijn fractie kon daar geen verantwoordelijkheid voor nemen en heeft tegen het Belastingplan 2016 gestemd, temeer daar dit Belastingplan onrechtvaardige verhoudingen verder uitvergrootte.

Daarmee kom ik op mijn tweede stelling, namelijk dat het belastingstelsel niet tot tweedeling mag leiden. Dat doet het huidige stelsel wel degelijk, zeker na de lastenverlichting van vorig jaar. Mijn fractie stemt dan ook in met de analyse van bijvoorbeeld de heren Stevens en Lejour dat het huidige belastingstelsel verdeelt, dat een stelselherziening moet leiden tot verbinding en dus tot het dichten van kloven, tot het verkleinen van in ieder geval de tweedeling tussen jong en oud, werknemer en zzp'er, huurder in de vrije sector en woningeigenaar en dus ook tussen eenverdieners en tweeverdieners. De eerste drie kloven bestaan al veel langer en zijn de afgelopen jaren niet zozeer groter geworden als wel schrijnender tegen de achtergrond van een flexibiliserende arbeidsmarkt. De kloof tussen eenverdiener en tweeverdiener bestaat ook al veel langer, maar die is gedurende deze kabinetsperiode bij een modaal gezinsinkomen opgelopen van een factor twee tot bijna een factor zes voor het betalen van belasting.

Ons belastingstelsel dempt kortom de maatschappelijke verschillen niet langer, maar vergroot deze uit. Het stelsel dat de staatssecretaris een volgend kabinet nalaat, is verworden tot een megafoon van zorgelijke maatschappelijke trends, in plaats van tot een fluisterstille inkomstenbron. En de dienst die de inkomsten van de Staat moet ophalen, werkt ook al niet zo fluisterstil als voorheen. Maar ja, dat terzijde. Daarover komen we deze week nog te spreken. Dat het stelsel niet is hervormd, betekent niet dat het kabinet op stelselniveau heeft stilgezeten. Sterker: op sneaky wijze is een zeer grote wijziging doorgevoerd, een wijziging die budgettair gezien groter in omvang was dan de lastenverlichting van afgelopen jaar.

En daarmee kom ik op mijn derde stelling: de algemene heffingskorting is geen algemene heffingskorting meer. De algemene heffingskorting is door dit kabinet namelijk inkomensafhankelijk gemaakt. Dat is gebeurd tijdens de soap over de inkomensafhankelijke zorgpremie aan het begin van deze kabinetsperiode. Die kwam er niet. Wij zitten nu wel opgezadeld met iets wat nog erger is, maar tegelijk ook minder zichtbaar: een inkomensafhankelijke algemene heffingskorting. De aloude belastingvrije som per huishouden is definitief verleden tijd. Toen deze in 2001 werd omgezet in een overdraagbare algemene heffingskorting bleef deze de facto nog een aantal jaren in stand. Met eerst het inkomensafhankelijk maken en later het besluit om deze heffingskorting af te bouwen tot nul bij een inkomen van op dit moment €66.417, heeft het kabinet het principe dat de overheid met haar vingers van het eerste deel van het inkomen, een soort van bestaansminimum, dient af te blijven, losgelaten. Op de vraag van mijn fractie in het verslag of de algemene heffingskorting haar naam nog wel waard is, schrijft het kabinet: "De algemene heffingskorting wordt zo genoemd, omdat iedere belastingplichtige er recht op heeft. Nu de hoogte van de algemene heffingskorting bij een bepaald inkomen nul bedraagt, is de korting inderdaad minder algemeen geworden van vroeger." Minder algemeen. Voorzitter, het is nul. Hoe taxeert de staatssecretaris deze kabinetsmaatregel? Hoe kijkt hij eigenlijk aan tegen het principe dat de Staat het eerste deel van het huishoudinkomen dient vrij te laten van belastingheffing?

Dat het geen kleine ingreep van het kabinet betreft, blijkt wel uit het antwoord op onze vraag — ik ging er net bij mevrouw De Vries op in — hoeveel het zou kosten om de algemene heffingskorting weer inkomensonafhankelijk te maken, namelijk 6,3 miljard euro. De afbouw van de heffingskorting verloopt in het traject van de tweede en derde schijf met ongeveer 4,75%. Het vergt dus een verhoging van de tarieven in de tweede en derde schijf van 4,75% om het inkomensafhankelijk maken van de algemene heffingskorting zonder grote koopkrachteffecten ongedaan te maken. Zo blijkt ook uit het aan duidelijkheid niets te wensen overlatende antwoord. Waarvoor dank. Met andere woorden: dit kabinet heeft stilletjes de belastingtarieven voor de middeninkomens met bijna 5% verhoogd. Dat is ongekend, ook als je de lichte tariefdaling in het Belastingplan van afgelopen jaren eraf haalt.

Die afbouw van de algemene heffingskorting zien we ook terug in de ontwikkeling van de marginale druk in deze kabinetsperiode. Zo ligt als gevolg van het kabinetsbeleid het toptarief voor veel belastingplichtigen niet op 52%, maar op 55,6% in 2017. Als werknemer met recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting betaal je tot een inkomen van €20.650 helemaal geen belasting, niets. Daar staat tegenover dat een eenverdiener met twee kinderen en wonend in een huurwoning — het voorbeeld heb ik net ook al aangehaald — bij een bruto-inkomensstijging met €5.000, van €27.000 naar €32.000 netto — er €57 op achteruitgaat. Dat is dus een marginale druk van meer dan 100%. Hoezo werken moet lonen? Ziedaar het grote verschil tussen een- en tweeverdieners in beeld. Hoe beoordeelt de staatssecretaris het marginaledrukpad, zowel vanuit arbeidsmarktperspectief als vanuit het rechtvaardigheidsperspectief?

Dan stelling vier: consistentie is te verkiezen boven jojoën. Ik weet het, wij zijn niet altijd consistent en het beleid dat wij voeren derhalve ook niet. Als dit echter ergens zichtbaar wordt, is dat wel bij de belastingplannen waarin jaarlijks de koopkrachtontwikkeling wordt gefinetuned. Dit kabinet maakt het echter wel heel bont. Dat steekt mijn fractie, temeer daar er vorig jaar heel grote woorden zijn gebruikt en onwrikbare standpunten zijn ingenomen. De opeenvolgende belastingplannen van het kabinet vertonen namelijk een jojobeweging. Nadat vorig jaar de derde schijf werd verlengd, wordt deze nu weer beperkt. Nadat vorig jaar de arbeidskorting fors werd verhoogd, wordt deze nu weer verlaagd. Nadat vorig jaar alles op alles werd gezet om 35.000 modelmatige banen te creëren, waarbij ook alternatieven die bij de behandeling van het Belastingplan op tafel kwamen om die reden werden afgeschoten, worden nu door de plannen van de coalitie 21.000 banen vernietigd. Dit met het koopkrachtpakket dat bijna een factor 5 kleiner is dan het 5 miljardpakket van afgelopen jaar. Deze gegevens gecombineerd leiden ertoe dat een baan nu een fiscale kostprijs heeft die bijna een factor 3 hoger is dan afgelopen jaar. Dit maakt de halsstarrige houding bij het kabinet en de coalitie in afgelopen jaar extra pijnlijk. Waarom moest vorig jaar het laatste restje rechtvaardigheid jegens eenverdieners worden opgeofferd op het altaar van de modelmatige arbeidsmarktprincipes, terwijl nu zonder dat de coalitie moeilijk doet, 21.000 banen op papier worden weggespoeld? Hoe belangrijk is consistentie dan voor deze staatssecretaris?

De heer Bashir (SP):
Mevrouw Schouten heeft kritiek op de staatssecretaris. Dat mag, want de SP heeft die ook. Er is echter wel een verschil tussen de SP en de ChristenUnie, want de ChristenUnie stond iedere keer in de rij om een akkoord met dit kabinet te sluiten en dat vervolgens door de Kamer te krijgen. In 2013 was er bijvoorbeeld het woonakkoord, er zijn toen begrotingsafspraken gemaakt. Er was het pensioenakkoord en het akkoord over langdurige zorg in 2014, enz., enz. Al die keren heeft mevrouw Schouten blijkbaar de punten die zij nu naar voren brengt, vergeten in te brengen. De algemene heffingskorting is bijvoorbeeld niet in één keer zo naar beneden bijgesteld. Over de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting hebben wij vaker gediscussieerd. Was het niet handiger geweest als mevrouw Schouten die punten naar voren had gebracht op het moment dat het kon en niet pas achteraf, op het moment dat het laatste Belastingplan aan de orde is?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
De heer Bashir weet net zo goed als ik dat wij vorig jaar allerlei concrete voorstellen hebben gedaan om de algemene heffingskorting juist wel meer overdraagbaar te maken. Wij hebben ook tegen het laatste Belastingplan gestemd. Wij hebben daar dus niet de verantwoordelijkheid voor genomen, juist vanwege de punten die ik nu opbreng en die ik vorig jaar ook heb opgebracht. Wij hebben dat keer op keer benoemd. Wat dat betreft is het dus niet zo'n heel nieuwe inbreng voor de staatssecretaris. Er is inderdaad niet heel veel respons gekomen vanuit de Kamer, in ieder geval van een deel van de partijen die de plannen wel hebben gesteund. Het klopt dat wij gezamenlijk een amendement hadden ingediend. Ik zie wel, zoals ik net ook al heb geconstateerd, dat het amendement dat nu door de heer Bashir is ingediend, de beweging de andere kant op maakt. Dat geeft de eenverdieners eigenlijk weer een stomp op de neus, omdat zowel een beweging wordt gemaakt bij de arbeidskorting als het aangrijppunt bij het einde van de derde schijf verandert, waardoor de afbouw van de algemene heffingskorting steiler wordt. Dat is ook niet in het voordeel van de eenverdieners. Wij hebben dus concrete voorstellen gedaan. In die zin is deze bijdrage misschien een herhaling van zetten, maar daarmee niet minder belangrijk. De beweging die in dit Belastingplan wordt gemaakt, verergert deze situatie ook nog een keer.

De heer Bashir (SP):
Voor de transparantie is het wel van belang om op te merken dat de algemene heffingskorting helemaal aan het begin van deze kabinetsperiode inkomensafhankelijk is gemaakt. Dus toen is het grootste verschil tussen eenverdieners en tweeverdieners gecreëerd, op het moment dat de ChristenUnie bij de afspraken zat en daarvoor getekend heeft. Ik heb ze net al genoemd: het begrotingsakkoord in 2013, daarmee samenhangend het pensioenakkoord en het woonakkoord. Toen is de basis gelegd voor het enorme verschil tussen de belasting die de eenverdiener en de tweeverdiener moeten betalen. Uiteraard hebben wij vorig jaar tegengestemd. De ChristenUnie heeft ook tegengestemd, maar toen was het al te laat. De ChristenUnie had dit eerder moeten aankaarten en ertegen in moeten gaan. Nu is het een beetje te laat, zeg ik tegen mevrouw Schouten.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Bij het woonakkoord hebben wij het helemaal niet over de algemene heffingskorting gehad, omdat het over het woonakkoord ging. Ik constateer dat de SP in al die jaren ook niet tegen het Belastingplan heeft gestemd. De SP heeft daarbij dus ook steeds ingestemd met de bewegingen die in het kabinet zijn gemaakt. Sterker nog, het was volgens mij de SP zelf die zei: we moeten veel meer toewerken naar dit soort inkomensafhankelijke regelingen, bijvoorbeeld bij de zorgpremie. Die zouden de eenverdiener ook veel harder raken. Het is dus een beetje spreken met twee monden wat de SP nu doet.

De heer Bashir (SP):
Het is niet waar dat de SP al die jaren voor het belastingplan heeft gestemd. We hebben wel af en toe voor een belastingplan gestemd, maar niet voor belastingplannen waar we tegen waren. Toen de inkomensverschillen groter werden, hebben we tegengestemd.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Wij stemmen ook niet voor belastingplannen waar wij tegen zijn. Maar goed, dat terzijde.

Ik kom bij de scholings- en monumentenaftrek. Ik zit aan het einde van het rijtje woordvoerders en ik twijfel dus of ik alle argumenten zal herhalen. Ik wil in elk geval terugkomen op een punt dat ik al eerder heb aangeraakt, ook bij de Algemene Financiële Beschouwingen. Toen heb ik al opgemerkt dat het kabinet tegen zijn eerste begrotingsregel zondigt. Nadat het uitgavenkader al was overschreden, overschrijdt het kabinet ook nog eens de grens tussen inkomsten en uitgaven "voor de oplossing van rijksbrede begrotingsproblematiek", zo lees ik in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel voor de monumenten- en scholingsaftrek. In totaal gaat het om 131 miljoen euro; 25 miljoen op de lasten van eigenaren van monumenten en 106 miljoen ten laste van werkenden die door middel van scholing investeren in hun capaciteiten, uitgaande van het feit dat precies dezelfde doelgroepen recht krijgen op de nieuwe subsidie. We weten uit de stukken dat dat nog niet het geval is, al hebben we nog helemaal geen definitieve regeling gezien.

Ook opmerkelijk was, en daar kwamen we net achter in de schorsing, dat er een novum staat in de memorie van toelichting die precedentwerking kan hebben. Er vindt een kasschuif plaats op de bezuiniging die in 2018 gerealiseerd wordt. In 2018 hebben we bij de monumentenaftrek een bezuiniging ingeboekt, maar die wordt naar voren gehaald, naar 2017, om de problematiek op de begroting van OCW op te lossen. Ik zie oneindig veel mogelijkheden. Als we gewoon allerlei mogelijkheden voor 2040 gaan inboeken, dan gaan we die in 2017 of 2018 gebruiken met een kasschuif. Dat mag dus nu. Nou, bedankt. Ik kan me echter voorstellen dat de staatssecretaris daar zelf ook iets van vindt. Misschien kan hij toelichten wat hij daarvan vindt. In elk geval bedankt voor de tip. Het precedent is geschapen.

De heer Omtzigt (CDA):
Het vervelende van dit debat is natuurlijk dat alleen de woorden schriftelijk worden vastgelegd. Mag ook worden vastgelegd dat de staatssecretaris hier heftig ja knikte? Dat was ons allemaal heel duidelijk.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik kijk uit naar de beantwoording volgende week. Laat ik het daar maar op houden.

We kunnen kort en lang erop ingaan, maar dit wetsvoorstel is natuurlijk gewoon een ordinaire lastenverzwaring, nota bene ten nadele van ons cultuurhistorisch erfgoed en van een Leven Lang Leren in onze kenniseconomie. Is mijn fractie dan pertinent en principieel tegen het omzetten van deze belastinguitgave en subsidieregelingen? Nee. Mijn fractie voelt voor vereenvoudiging waar mogelijk en redelijk, en ik ken natuurlijk ook het rapport van de commissie-Dijkhuizen die de monumentenaftrek noemde als voorbeeld van een regeling die beter omgezet zou kunnen worden naar een subsidieregeling. Dat moet dan echter wel budgetneutraal. En daar wringt de schoen. Bovendien wil je als Kamer pas over een wet als deze stemmen als je precies weet wat je ervoor terugkrijgt. Waarom komt het kabinet vlak voor zijn missionaire einde plotsklaps met dit wetsvoorstel terwijl er in de afgelopen jaren alle tijd was voor het ontwikkelen van een degelijke visie, goede argumentatie en uitgewerkte subsidieregelingen? Het moge duidelijk zijn: met dit wetsvoorstel heeft mijn fractie zowel inhoudelijk als procedureel de nodige moeite.

Naast mijn algemene opmerkingen en vragen, heb ik specifiek wat vragen over de afzonderlijke punten. Allereerst de scholingsaftrek. Eerst maar de hoofdvraag: wat draagt dit voorstel bij aan een Leven Lang Leren, aan de behoefte om je bij, om en op te scholen? Inderdaad, dat is meer een vraag voor de collega van OCW dan voor deze staatssecretaris, maar wel een wezenlijke. Ze zit er volgende week bij, dus ik ga ervan uit dat deze vragen worden doorgeleid. Laat duidelijk zijn, mijn fractie is voor scholingsvouchers voor mensen met een beroepsopleiding — dat is zelfs een van de voorstellen in ons verkiezingsprogramma — maar dat is qua doelgroep geen alternatief voor de scholingsaftrek. Over doelgroepen gesproken: welke inkomensgroepen maken eigenlijk vooral gebruik van de scholingsaftrek? Dat werd mij nog niet helemaal duidelijk uit de nota naar aanleiding van het verslag. Mocht de hele regeling onverhoopt doorgaan, waar ik inmiddels wat vragen over heb, dan moet deze natuurlijk wel worden voorgehangen. Dat moeten we ook met de minister van OCW bespreken, maar ik neem aan dat de staatssecretaris deze mening met ons deelt.

Dan de monumentenaftrek. Het timingsvraagstuk is op dit punt nog een stukje onverteerbaarder dan bij het schrappen van de scholingsaftrek. Pas in 2019 gaat een nieuwe regeling in. Mijn inhoudelijke vragen zullen later ook nog aan de minister van OCW gesteld worden, maar laat ik nu vooral het volgende zeggen. De bezuiniging op deze regeling in vergelijking met het huidige fiscale regime komt op mij over als gokken met ons cultuurhistorisch erfgoed. De overgangsregeling biedt voor een beetje monument maar een fractie van de aftrekpost die nu kan worden genoten. Daarbij hebben we het dus niet alleen over rijksmonumentale woonhuizen maar ook over 7.500 agrarische gebouwen en ruim 1.000 kastelen, landhuizen en buitenplaatsen.

Ik kom bij mijn zesde stelling: familiebedrijven verdienen de toekomst. Mijn fractie is een groot fan van familiebedrijven, van ons Rijnlands model waarin familiebedrijven de ruggengraat van economie en samenleving vormen. Dan komen er toch wat vragen op in relatie tot de voorstellen van het kabinet over de BOR, de bedrijfsopvolgingsregeling. De staatssecretaris vindt het vertrekpunt voor zijn voorstel Bedrijven in de wet in de door de Hoge Raad afgekeurde praktijk van de Belastingdienst. Om een lang verhaal kort te maken: zijn oneigenlijke constructies niet op een andere en slimmere wijze aan te pakken dan met het rigide voorstel van de 5%-regel? Is reparatiewetgeving echt nodig, aangezien de wetgever nu al voorziet in een gelijke behandeling tussen directe en indirecte belangen? Leidt deze reparatiewetgeving niet tot overkill? Is het aan de kant schuiven van de vermogensetikettering niet in lijn met de gedachte achter de huidige bedrijfsopvolgingsfaciliteiten? Kortom, ik ben nog niet overtuigd van de noodzaak van de vormgeving van deze reparatiewetgeving.

Ik kom bij stelling zeven: de Belastingdienst kan barmhartiger. Oftewel: de overheid veroorzaakt nota bene soms armoede. Dat klinkt hard, maar dat is soms wel het geval. Afgelopen vrijdag was ik bij de presentatie van een rapport over de rol van de kerken bij armoedebestrijding. Die is overigens groter geworden in de afgelopen jaren, maar daar zal ik bij de collega van SZW verder op ingaan. Een veelgehoorde klacht betrof daar de complexiteit, met name bij de belastingen en de toeslagen. Die kan ertoe leiden dat er grote navorderingen komen waardoor mensen direct in de armoede terechtkomen. Deze staatssecretaris heeft nu een pakket aan maatregelen neergelegd om de invordering van belastingen en toeslagen te stroomlijnen en dat juich ik toe. Het helpt niet alleen de Belastingdienst maar ook de burger. Bovendien worden er meer maatregelen genomen zoals de toepassing van het breed moratorium, en dat is mooi. Toch heb ik wel een paar vragen naar aanleiding van het wetsvoorstel. In Nederland moet elke partij de beslagvrije voet respecteren. Ik heb het met de staatssecretaris al vaker erover gehad. Er is inmiddels een beslagregister en daar zijn alle deurwaarders bij aangesloten. De Belastingdienst is dat nog niet. De staatssecretaris zegt: dat gaat komen, maar het ligt allemaal nogal lastig in verband met de privacy. Kan de staatssecretaris mij uitleggen waarom deurwaarders wel met zo'n register kunnen en zelfs moeten werken, maar dat voor de Belastingdienst nog zo'n groot probleem is? Deurwaarders hebben toch ook te maken met privacyaspecten? Of heeft het meer met de prioriteitsstelling binnen de Belastingdienst te maken?

Er komt een standaardbetalingsregeling van twaalf maanden en een maatwerkregeling van 24 maanden. De grote vraag is echter: wanneer kom je in aanmerking voor die maatwerkregeling? Het maakt voor de maandelijkse terugvordering nogal uit of je onder de standaard of onder de maatwerkregeling valt. Ik krijg niet scherp hoe dat bepaald wordt. Wat is bijvoorbeeld een "laag inkomen"? Wat is "voldoende vermogen"? Kan en moet dat niet nader toegelicht worden om al dat soort discussies te voorkomen? De Belastingdienst wordt met dit voorstel nog preferenter dan zij nu al is. Mevrouw De Vries begon daar ook al over. Dat betekent nogal wat voor andere schuldeisers. Zij staan langer te wachten in de rij, wat ook maatschappelijke kosten met zich mee kan brengen, bijvoorbeeld als een huurder uit zijn huis wordt gezet en er vervolgens opvang geregeld moet worden. Wij zijn dus nog niet overtuigd van deze meer preferente positie van de Belastingdienst. Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen de positie van andere schuldeisers als dit voorstel wordt doorgezet? Hoe rechtvaardigt hij dat andere partijen straks nog langer op hun geld moeten wachten?

Ik kom richting het einde van mijn bijdrage in eerste termijn. Ik heb verder geen stellingen maar wel enkele vragen. Die hebben betrekking op de afkoop van pensioen in eigen beheer door directeur-grootaandeelhouders. In zijn commentaar legde het FD vanochtend de vinger op de zere plek en waarschuwde voor het bekende mattheuseffect: rijkere dga's kunnen volop profiteren van de fiscaal aantrekkelijke aankoop en krijgen op de koop toe ook nog eens een lagere Vpb-aanslag, terwijl minder rijke dga's — zij die minder dan 2 ton winst maken — achter het net vissen. Enkele vragen aan de staatssecretaris.

De heer Groot (PvdA):
Ik heb het commentaar ook gelezen, maar dat miskent een beetje dat dga's die niet afkopen, een heel eind geholpen zijn, omdat ze in ieder geval de oudedagsverplichting kunnen afstempelen en van die dividendklem af zijn. Dat is toch ook voor dga's die niet afkopen een enorme vooruitgang ten opzichte van de huidige situatie? Dus "achter het net vissen"? Het is ook in het belang van de dga's die niet afkopen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik ben ook positief over de voorstellen van de staatssecretaris. Misschien ben ik daarin wat te zuinig geweest, maar ik vind het goed dat we hierin nu eindelijk een oplossing vinden voor een lang slepend probleem. Alleen, ik wil wel dat het een effectieve maatregel is. Het klopt dat met het afstempelen al een eind tegemoet wordt gekomen aan de problemen van de dga's, maar we willen uiteindelijk dat het echt een effectieve regeling wordt, dus dat er ook kan worden afgekocht. Dat is de vraag die blijft staan. Als de maatregel op deze manier wordt vormgegeven, gaat dat dan wel daadwerkelijk gebeuren? Niet iedereen heeft het geld cash op de plank liggen om te kunnen afkopen, laat staan dat het fiscaal aantrekkelijk is.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Hoe voorkomt de staatssecretaris dat alleen dga's die voldoende middelen hebben, van de afkoopmogelijkheid gebruik zullen maken en de rest toch een beetje met lege handen staat? Moeten we misschien niet kijken naar een soort uitgestelde mogelijkheid voor afkoop? Iemand die op dit moment of de komende drie jaar de middelen niet heeft, kan dan toch nog een soort claim houden voor het geval dat hij later de middelen wel heeft.

Er is nog wel wat te zeggen over de dga-voorstellen van de staatssecretaris. Zo veronderstelt hij heel goede huwelijken. Of moeten we het fiscaal aantrekkelijke afkopen vooral zien als een soort luxe relatietherapie voor dga's? Daar zouden wij op zich niet tegen zijn, maar — even zonder dollen, voorzitter — er zijn nogal wat zorgen, bijvoorbeeld bij de NOB, op dit punt. Hoe moet de partner of de ex-partner geïnformeerd worden over alle consequenties? Dat lijkt mij toch wel een punt waarover helderheid moet komen. Is de staatssecretaris bereid om in gesprek te gaan met de NOB om na te gaan hoe deze onduidelijkheid kan worden weggenomen? In ieder geval moet voor iedereen duidelijk zijn hoe hiermee dient te worden omgegaan.

In de nota naar aanleiding van het verslag geeft het kabinet toe dat de innovatiebox niet het meest krachtige middel is om innovatie te bevorderen; de heer Groot begon er ook al over. Om er maar van af te zijn, wordt de versterking-van-het-vestigingsklimaatargument weer van stal gehaald, of, beter geformuleerd: het belastingontwijkingsklimaat. Past de innovatiebox eigenlijk in het beleid van het kabinet om belastingontwijking aan te pakken? Zo ja, is het dan niet een beetje vreemd om met een innovatiebox belastingontwijking te willen voorkomen? Is de staatssecretaris bereid om een regeling te onderzoeken die effectiever is voor innovatie dan de huidige innovatiebox? Bij de scholings- en monumentenaftrek was het argument opeens dat een subsidieregeling veel effectiever zou zijn dan een aftrekpost en dat we daarom toch maar van die aftrekpost af moesten. Als we die lijn doortrekken, denk ik dat er wel veel meer mogelijkheden zijn ten aanzien van innovatie. Wordt dit de nieuwe kabinetslijn en kunnen we dus verwachten dat voor innovatie straks wordt gekeken naar een subsidieregeling in plaats van naar een aftrekpost? Dat zou heel consequent zijn als we de lijn doortrekken.

Ik rond af. Over Hervormingsdag gesproken: dit kabinet begon de rit met een uitgesproken hervormingsagenda. De AOW-leeftijd moest versneld en verder omhoog, de groei van de zorguitgaven moest worden beheerst en de woningmarkt moest gezonder. Dat is allemaal gelukt, op z'n minst gedeeltelijk. Bij het belastingstelsel kwam de hervormingsmotor echter haperend tot stilstand. De urgentie bleek niet groot genoeg en de visies bleken te zeer tegengesteld. Wat mijn fractie betreft is dit een van de issues die een nieuw kabinet moet oppakken. Niet om over 500 jaar terug te kunnen blikken op een grootse belastingreformatie, wel om een stelsel te creëren dat eerlijker en eenvoudiger is dan het huidige, een stelsel dat er minstens tien jaar, en hopelijk meer, tegenaan kan.

De heer Groot (PvdA):
Mevrouw Schouten constateert terecht dat er heel veel is hervormd. Het belastingstelsel stond niet in het regeerakkoord. Dat hebben we proberen te doen met de oppositiepartijen. Dan zie je dat dat inderdaad niet meevalt. Om dan te zeggen dat het kabinet niet goed heeft geacteerd, zoals ik mevrouw Schouten een beetje hoor zeggen … Ik zou willen zeggen: de oppositiepartijen hebben evenmin goed geacteerd. Het bleek immers niet mogelijk om afspraken te maken over zo'n belastinghervorming. Hadden we dit maar meegenomen bij de kabinetsformatie, dan waren we een stuk verder opgeschoten.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Zonder te vervallen in jij-bakken, wijs ik erop dat ik net iets heb gezegd over de inconsistentie van de argumenten toen en nu. Wij hebben ontzettend hard meegedacht met voorstellen — dat weet de heer Groot ook — om iets tot stand te brengen waardoor er een wijziging zou kunnen plaatsvinden. Maar inderdaad, rechtvaardigheid was voor ons een groot principe. Zoals ik al aangaf, zijn destijds 35.000 papieren banen en allerlei voorstellen in één klap van tafel geveegd, terwijl er nu met één maatregel 21.000 banen verloren gaan. Ik wil niet jij-bakken, voorzitter, maar ik denk dat de heer Groot een klein beetje naar zichzelf kan kijken op dit punt.

De heer Groot (PvdA):
Voldoende materiaal om bij een volgende kabinetsformatie de belastinghervorming op de agenda te zetten.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Mag ik hieruit opmaken dat de heer Groot nu inziet dat het toch wel rechtvaardiger is om in ieder geval het verschil tussen een- en tweeverdieners substantieel te verkleinen?

De voorzitter:
Laten we die vraag als cliffhanger bewaren voor volgende week. Hiermee dank ik u allen voor uw inbreng, ook namens de staatssecretaris, kan ik misschien wel zeggen.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl

« Terug