Bijdrage Carola Schouten aan het algemeen overleg Belastingdienst

donderdag 13 oktober 2016

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carola Schouten aan een algemeen overleg met staatssecretaris Wiebes  van Financiën

Onderwerp:   Belastingdienst

Kamerstuk:    31 066          

Datum:           13 oktober 2016

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Voorzitter. Het was geen goede deal en dit had niet zo mogen gebeuren. Dat is in mijn woorden wat de Staatssecretaris vorige week heeft gezegd tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen. Laat ik zeggen dat het goed is dat de Staatssecretaris dat heeft onderkend en dat hij daar ook de politieke verantwoordelijkheid voor neemt, maar daarmee zijn nog niet alle vragen weg. In dit debat wil ik een aantal zaken wat duidelijker krijgen. Het spitst zich toe op twee zaken: 1) de vraag hoe dit zo mis kon gaan en 2) de vraag hoe nu verder.

Hoe kon het zo misgaan? Uit de stukken die we de afgelopen dagen hebben gekregen, blijkt inderdaad dat de afspraak die is gemaakt tussen de bonden en de Belastingdienst, niet is voorgelegd aan degenen die hiervoor politiek verantwoordelijk zijn. Mijn vraag is dan: hoe kan dat gebeuren? De Staatssecretaris begint met een heel groot reorganisatie-project, waarvan we allemaal weten dat daarmee veel geld is gemoeid. Dat wisten wij als Kamer ook. Hoe kan hij daarmee beginnen zonder zich af te vragen wat voor deal er vervolgens wordt gesloten? Dat bevreemdt mij. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom hij er zelf niet wat meer bovenop heeft gezeten?

 Vervolgens blijkt dat door de directie FEZ een aantal keren wordt gewaarschuwd: let op, dit wordt best wel een risico. Pas in maart dringt dit risico echt door tot de bewindspersonen. Dan duurt het behoorlijk lang voordat er daadwerkelijk een discussie op gang komt tussen de bonden en de Belastingdienst. Waarom heeft de Staatssecretaris niet geprobeerd – misschien heeft hij dit wel geprobeerd en kan hij toelichten waarom het is mislukt – om hier veel meer druk op te zetten? Als je in maart constateert dat iets veel te ruim is, maar de regeling pas in september wordt aangepast, moet je niet vreemd opkijken dat in de tussentijd nog honderden en misschien wel duizenden mensen instromen in de regeling. Het volgende punt betreft de opmerking van de Staatssecretaris dat het te wijten is aan de gesloten cultuur van de Belastingdienst. De Staatssecretaris kende de cultuur van de Belastingdienst. Hij wist ook dat de Belastingdienst een behoorlijk autonome organisatie was, en misschien nog wel steeds is. Sterker nog, het was bij zijn aanstelling zijn taak om daarin verandering aan te brengen. Waarom zou de Staatssecretaris zich achter dit argument kunnen verschuilen? Hij zegt immers dat dit de reden is dat deze deal is gesloten. Hij moest zich daarvan toch bewust zijn toen hij dit hele traject inging? Nogmaals, wat was zijn eigen rol dan in dit geheel?

Ik kom op de regeling an sich. Er is niet gekozen voor een van-werk-naar-werkregeling, maar voor een remplaçantenregeling met veel bredere mogelijkheden. Wanneer kwam de Staatssecretaris daar zelf achter? Heeft hij ook de juridische mogelijkheden onderzocht om de regeling alsnog om te buigen in een van-werk-naar-werkregeling, waarmee we situaties konden voorkomen dat 64-jarigen met € 70.000 de deur uit kunnen lopen?

Hoe moeten we nu verder? Wat betekent deze uitstroom voor de continuïteit van de onderneming? Er lopen nu mensen weg die misschien nog van grote waarde zijn voor deze organisatie. Hoe waarborgt de Staatssecretaris dat die cruciale taken niet in het gedrang komen? De collega’s hebben hierover ook al vragen gesteld. Kan het zo zijn dat mensen die nu gebruikmaken van die regeling, straks alsnog worden ingehuurd? Het zou toch wel heel cynisch zijn als wij dezelfde personen aan de ene kant geld meegeven bij hun vertrek en aan de andere kant moeten betalen om hun expertise in te huren. Wat zijn de mogelijkheden om dat te voorkomen? Kan met de betrokkenen worden nagegaan wat hieraan te doen is?

Wat mijn fractie betreft moeten we nagaan of de Algemene Rekenkamer niet eens een blik kan werpen op de vraag hoe het is gegaan en hoe we dit in de toekomst kunnen voorkomen. Is de Staatssecretaris bereid om de Algemene Rekenkamer hiernaar te laten kijken?

Kunnen wij een aantal indicatoren krijgen op grond waarvan wij de continuïteit van de organisatie kunnen monitoren? Neem het nalevings-percentage. Wordt dat straks nog gehaald? Op grond van die indicatoren kan de Kamer misschien sneller constateren «dit gaat goed en dat moet beter» en kan zij er dichter bovenop zitten. Is de Staatssecretaris bereid om een aantal van die indicatoren op te stellen en die mee te nemen in zijn aanstaande rapportages aan de Kamer?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl

« Terug