Bijdrage Stieneke van der Graaf aan het plenair debat inzake Wet experiment gesloten coffeeshopketen

donderdag 17 januari 2019 00:00

Bijdrage Stieneke van der Graaf aan een plenair debat met minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid en minister Bruins voor Medische Zorg

Kamerstuknr. 34997

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Voorzitter. Het huidige gedoogbeleid dat we in Nederland kennen, heeft ervoor gezorgd dat Nederland als poort van Europa een heel gunstig vestigingsklimaat heeft voor de illegale drugshandel. We plukken hier dan ook al jarenlang de wrange vruchten van, op het gebied van de bescherming van de volksgezondheid, overlast, onveiligheid, georganiseerde criminaliteit en ondermijning. Het huidige gedoogbeleid kent dan ook behoorlijke gebreken in onze ogen. De illegale productie en handel leiden tot grote maatschappelijke en bestuurlijke problemen. Een groot deel van die problemen wordt juist veroorzaakt door de spanning tussen de ongereguleerde achterdeur en de gedoogde voordeur. De zorgen zijn de afgelopen jaren alleen maar bevestigd. Maar anders dan een groot deel van de Kamer verwacht de ChristenUnie-fractie niet dat het de oplossing is om nog meer te gaan gedogen en nog meer te gaan reguleren. Als voorbeeld noem ik daarbij het prostitutiebeleid. Regulering heeft ook daar niet geleid tot bijvoorbeeld minder mensenhandel. Sterker, die is juist toegenomen.

Voorzitter. Het mag duidelijk zijn: als het aan de ChristenUnie ligt, moeten we juist af van een gedoogbeleid, moeten we radicaal breken met ook die Nederlandse drugscultuur, met een duidelijke norm over drugs en adequaat overheidsoptreden, en moeten we niet langer spreken over softdrugs, want softdrugs bestaan niet. Veel gezinnen in Nederland hebben van dichtbij meegemaakt hoe verwoestend het drugsgebruik kan zijn. Jongeren raken in de knel en vergooien hun toekomst. Volwassenen zitten vast in een verslaving. Mijn fractie heeft twee jaar geleden dan ook uit overtuiging tegen het initiatiefvoorstel gestemd dat voor de gehele keten de achterdeur wilde reguleren.

Dat het huidige beleid niet houdbaar is, is ook helder. Een groot deel van de Kamer kiest daarin een andere weg dan de ChristenUnie. Ook dat is evident. Dat maakt dat we vandaag ook spreken over het experiment van de gesloten coffeeshopketen. Het is duidelijk, dit experiment kwam niet uit de koker van de ChristenUnie. Toch zijn wij wel geïnteresseerd in de resultaten, want het experiment kan ons wel van informatie voorzien. En dat is dan ook voor de ChristenUnie de kern van het experiment, niet een eerste stap naar een nieuwe situatie, zo u wilt opmaat naar legalisering, maar juist een proefopstelling, om tot nieuwe kennis te komen die we kunnen gebruiken. Het experiment moet laten zien of het daadwerkelijk mogelijk is om een gedecriminaliseerde gesloten coffeeshopketen te hebben en welke effecten dat heeft op de criminaliteit, veiligheid, overlast en volksgezondheid. Mede naar aanleiding van onze vragen in de schriftelijke ronde is het wetsvoorstel ook nog aangepast, zodat er ook een maximale looptijd is gesteld aan de verlenging van het experiment. En ook dat is in het wetsvoorstel opgenomen. Het experiment is helder ingekaderd, zowel in tijd als in het aantal gemeenten die meedoen. Kan de minister bevestigen dat het door deze beperkingen in omvang en tijd uitgesloten is dat er een onomkeerbare situatie zal ontstaan? Graag een bevestiging daarvan van de minister.

Voorzitter. De wietsector is verstrengeld met de onderwereld. Jaar op jaar laten rapporten zien dat ons land een groot doorvoerland is voor drugs en worden we dagelijks geconfronteerd met de ernstige gevolgen daarvan. Criminaliteit, ondermijning en overlast zijn aan de orde van de dag. Collega Van Toorenburg sprak al over Brabant, maar we kennen het ook in Zeeland en Limburg. Kan de minister toelichten op welke wijze wordt voorkomen dat binnen het experiment geproduceerde hennep en hasj via het illegale circuit in het buitenland terechtkomen? Dit is ook een grote zorg van de buurlanden om ons heen. En kan worden voorkomen dat die drugs terechtkomt bij de coffeeshops die niet meedoen aan het experiment? Kan de minister toelichten hoe de integriteit van de telers wordt getoetst? Kan de minister uitsluiten dat een teler zowel voor het experiment als voor de illegale markt zal produceren?

Voorzitter. Verder mag de tijd voor het experiment geen verloren tijd zijn in het aanpakken van de drugscriminaliteit. Kan de minister mijn fractie ook verzekeren dat de inzet op de aanpak van drugscriminaliteit onverminderd blijft? Een punt dat daaraan raakt, is de veiligheid. Mevrouw Van Toorenburg vroeg daar ook naar. Zijn kweeklocaties en coffeeshops met een weekvoorraad niet heel aantrekkelijk voor de harde, georganiseerde criminaliteit? En waar ligt de verantwoordelijkheid voor de veiligheid nou precies? Is dat bij de teler en de coffeeshopeigenaar in het kader van een bedrijfsrisico? Hoe moeten wij dit zien? We weten dat we schaarse politiecapaciteit hebben. Moeten we die dan straks allemaal gaan inzetten om onze hennepplantages te gaan bewaken, of wellicht zelfs het ministerie van Defensie daarvoor benaderen? Graag duidelijkheid van de minister op dit punt.

Voorzitter. Ik wil het graag hebben over preventie. Dat is voor de ChristenUnie een heel belangrijk aandachtspunt als we dit wetsvoorstel bespreken. We weten hoe schadelijk drugs kunnen zijn, in de eerste plaats voor jongeren. Er zijn gezondheidsrisico's, ook bij wiet. Zo is er gevaar voor blijvende psychische schade, zijn er effecten op het onderwijs en het werk en bestaat het risico van verslaving en het gebruik van andere verslavende middelen. De commissie-Knottnerus wijst er ook op dat het experiment mogelijk een aantrekkingskracht zal hebben op het gebruik van cannabis en dat daarom ook aanvullende preventieve maatregelen nodig zijn. En hoe gaat de minister voorkomen dat de experimenten eigenlijk zullen leiden tot het normaliseren van drugsgebruik? Wat zal daaraan worden gedaan?

Voorzitter. Slechts een deel van de problematische cannabisgebruikers klopt aan bij de verslavingszorg, vaak na jarenlang problematisch blowen. Er zijn ongeveer 11.000 cannabiscliënten in de verslavingszorg. Dat zijn relatief vaak jongeren, zoals ook het Trimbos-instituut schrijft. Daarbij zijn er ook extra kwetsbare groepen: jongeren die in het speciaal onderwijs zitten, jongeren die in de jeugdhulpverlening zitten en jongeren met een lichte verstandelijke beperking. Afgelopen vrijdag was ik op werkbezoek bij een justitiële jeugdinrichting in het land. 60% tot 70% van de jongeren die daar vastzitten, kampt met een verslaving. Het is mij duidelijk geworden dat dit geen verslaving is aan harddrugs, maar aan de zogenaamde softdrugs. Daar moeten we extra oog voor hebben.

Het is dan ook terecht dat de minister de verslavingszorg betrekt bij de vormgeving van de experimenten. Wat vindt de minister van het idee om naar Canadees voorbeeld via een uitgebreide bewustwordingscampagne burgers, met name jongeren, te informeren over de gezondheids- en veiligheidsrisico's van cannabisgebruik? De minister heeft ook gesproken met de Moedige Moeders. Welke aandachtspunten hebben zij meegeven? Hoe worden zij betrokken bij het vervolg? Vorig jaar heeft het Trimbos-instituut een overzicht gemaakt van de cannabisprevalentie en de stand van zaken van preventie. Vervolgens zijn denkrichtingen verkend om problematisch cannabisgebruik te voorkomen bij jongeren en jongvolwassenen. Betrekt de minister deze aanbevelingen ook bij de vormgeving van de experimenten? Is de minister bereid om in overleg met het Trimbos-instituut te komen tot een preventieplan?

Het Trimbos stelt ook dat de kans van slagen mede afhangt van de investering in tijd en geld in de randvoorwaarden voor de cannabispreventie. In dat kader doet de commissie-Knottnerus een hele interessante aanbeveling. De commissie-Knottnerus adviseert namelijk om de optie te onderzoeken van het heffen van een opslag, waarmee een landelijk fonds voor preventie van cannabisgebruik, -misbruik en -verslaving, inclusief het onderzoek dat daarvoor nodig is, kan worden gevoed. De betreffende toeslag op wiet kan een buffer vormen tegen de te hoge marges tussen kostprijs en verkoopprijs. Ik vraag de minister of hij bereid is om hier onderzoek naar te doen en deze aanbeveling van de commissie-Knottnerus op te volgen.

Voorzitter. Dan het onderwerp internationaal recht. De Raad van State heeft eerder aangegeven dat een algehele gereguleerde legalisering van cannabis, zoals in het initiatiefwetsvoorstel een plek had, evident in strijd is met het internationaal recht. Ook nu stelt de Raad van State dat het beoogde experiment vermoedelijk in strijd is met het internationaal en het Europees recht. Binnen het Europees recht hebben we ook nog het Schengenakkoord, dat de lidstaten verplicht tot het nemen van bestuurlijke en strafrechtelijke maatregelen om de verkoop, verstrekking en aflevering van verdovende middelen en stoffen tegen te gaan. Dat is niet niks. De Raad van State geeft wel aan in zijn advies dat het experiment verschilt van het initiatiefwetsvoorstel, omdat het nu gaat om een afgebakend experiment dat een tijdelijk karakter heeft. Welke risico's brengt de strijdigheid met het internationaal recht en het Europees recht nu met zich mee, zo vraag ik de minister. Ik vraag hem om toe te lichten hoe het overleg met de buurlanden en de andere Europese lidstaten precies verloopt. Is de minister het met de ChristenUnie eens dat, als het experiment niet voldoende is afgebakend en het tijdelijke karakter zou worden losgelaten, dit evidente strijd met het internationaal recht oplevert? En is de minister het met de ChristenUnie eens dat echte regulering, mocht je daar een voorstander van zijn, alleen Europees geregeld kan worden? Graag een reactie.

Voorzitter. Er zijn wetsvoorstellen van deze regering waar het hart van de ChristenUnie vol van wordt, waar onze mond van overloopt. Maar dat is dit voorstel niet. Dat mag duidelijk zijn. De ChristenUnie verwacht niet dat reguleren dé oplossing is. Wij willen dan ook geen onomkeerbare stappen zetten, maar wij hebben in het kader van het regeerakkoord ingestemd met een beheersbaar experiment dat eindig is in tijd. Dat kan zinvolle informatie opleveren over de geslotenheid van de keten en over de effecten op de volksgezondheid, criminaliteit, veiligheid en overlast. Ook zijn die inzichten relevant in internationaal en Europees verband. De voorgestelde opzet biedt in onze ogen daarvoor voldoende ruimte.

Wij vinden het daarnaast van belang dat we veel aandacht hebben voor preventie en voor die kwetsbare doelgroepen van de jongeren en hun ouders en gezinnen. Met deze opmerking wil ik graag afsluiten in eerste termijn.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Graaf.

Meer informatie

« Terug

Archief

« Vorige Volgende »

februari 2021

januari

december 2020

november