Bijdrage Gert-Jan Segers aan plenair debat inzake Wijziging Wetboek Strafvordering ivm de regeling van het vastleggen en bewaren van kentekengegevens door de politie
Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Gert-Jan Segers als lid van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie aan een plenair debat met minister Opstelten van Veiligheid en Justitie
Onderwerp: Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van het vastleggen en bewaren van kentekengegevens door de politie
Kamerstuk: 33 542
Datum: 3 april 2014
De heer Segers (ChristenUnie):
Mevrouw de voorzitter. Collega Oskam is vanwege zijn lidmaatschap van een parlementaire enquêtecommissie niet aanwezig. Ik zal een aantal vragen namens hem stellen. Het ingewikkelde is dat de CDA-fractie het wetsvoorstel iets minder kritisch bejegent dan de ChristenUnie-fractie, dus er zit een lichte spagaat in mijn bijdrage. Ik zal echter luid en duidelijk aankondigen als ik een vraag namens de heer Oskam stel en aangeven als mijn eigen betoog weer verdergaat.
Elk Kamerlid zal blij zijn als meer criminelen sneller worden opgepakt. De technologie biedt hiervoor steeds meer mogelijkheden. Wij moeten echter ook kijken naar de keerzijde daarvan, zoals de gevolgen voor de privacy. In feite is dat in een notendop het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken. Nu al worden kentekens geregistreerd met camera's. Het wetsvoorstel biedt een wettelijke basis om deze gegevens vier weken te bewaren, zodat de politie achteraf kan zien of bijvoorbeeld de auto van een verdachte rond het tijdstip van een overval in de buurt was. Op die manier zou onderzoek in theorie veel efficiënter kunnen. Ook in het buitenland zijn er positieve ervaringen met dit systeem, zoals al is gememoreerd. Invoeren dus, zou je zeggen.
Op basis van het wetsvoorstel gaan wij echter een enorme berg aan data van vervoersbewegingen van veelal onschuldige mensen verzamelen. Het is de vraag hoe wenselijk dat is. En hoe groot wordt die dataverzameling? De minister is op dit punt niet duidelijk. Enerzijds wil de minister de ANPR-camera's heel gericht inzetten, anderzijds sluit hij een landelijk dekkend netwerk van camera's, waarmee volledige reisbewegingen kunnen worden nagegaan, niet uit. Wij stellen vast dat er sprake is van een glijdende schaal. Gaan wij bijvoorbeeld dit systeem straks ook op lokale wegen toepassen? Het College bescherming persoonsgegevens was uitermate kritisch over het wetsvoorstel. Zowel proportionaliteit als subsidiariteit zou onvoldoende aangetoond zijn. Het wetsvoorstel is daarop aangepast en aangescherpt, maar mijn fractie vindt dat dit nog niet voldoende is gebeurd om te kunnen instemmen met het wetsvoorstel.
Ik ga eerst in op de subsidiariteit. De minister schermt met enkele onderzoeken, maar in feite weten wij niet hoe groot de toegevoegde waarde van het bewaren van kentekengegevens zal zijn ten opzichte van de huidige bevoegdheden van de politie. Het is dan een heel grote stap om zoveel data te gaan bewaren. De minister stelt daarom voor om de wet na drie jaar te evalueren, wat heel redelijk klinkt. De vraag is echter wanneer de wet succesvol is en wanneer niet. Waar ligt de grens voor de minister? Wanneer zegt hij dat men weliswaar een paar zaken heeft kunnen oplossen, maar dat dit niet opweegt tegen de privacyeffecten en dat hij de maatregel derhalve intrekt? De minister zegt nergens zwart-op-wit wat zijn toetsingscriterium is. Hij zegt alleen dat hij naar de effectiviteit van de strafrechtketen zal kijken en dat hij zal nagaan of de risico's van het privacy impact assessment zich hebben voorgedaan. Het kan dus nog alle kanten uitgaan bij de evaluatie. De criteria zijn wat de ChristenUnie-fractie betreft niet smart geformuleerd. Is de minister het eens met mijn fractie dat bij de evaluatie niet alleen de effectiviteit, maar ook de noodzaak van de maatregel opnieuw dient te worden aangetoond, zoals ook het College bescherming persoonsgegevens stelt?
Op verzoek van collega Oskam van de CDA-fractie vraag ik of bij de evaluatie niet alleen expliciet aandacht zal worden besteed aan de duur van de bewaartermijn, maar ook aan de bewaartermijn in andere landen en de betekenis daarvan voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten, ook op de langere termijn.
De minister gaat in de periode voorafgaande aan de evaluatie bijhouden hoe vaak het ANPR-systeem geraadpleegd wordt en wat er met de desbetreffende gegevens is gedaan. Tegelijkertijd stelt de minister dat in dossiers vaak niet terug te vinden is of ANPR-gegevens een rol hebben gespeeld. De vraag is dus hoe de minister straks zal onderzoeken wat er met de gegevens is gedaan. Moet dan voor elke keer dat gegevens worden opgevraagd een heel strafdossier worden geanalyseerd? Dat lijkt mij ondoenlijk. Kunnen wij niet vooraf regelen dat ook wordt geregistreerd of de opgevraagde gegevens een toegevoegde waarde hebben gehad en, zo ja, in hoeverre? Ik overweeg een amendement in te dienen waarin wordt geregeld dat in de voorgestelde AMvB ook regels kunnen worden opgenomen over de verdere verwerking van de opgevraagde gegevens, zodat het resultaat op een standaard wijze kan worden vastgelegd en wij over drie jaar een zinnige evaluatie kunnen hebben.
De minister stelt voor om bij een positieve evaluatie de AMvB via Koninklijk Besluit permanent te maken. Natuurlijk kan de Kamer bij de evaluatie op de rem gaan staan, maar mijn fractie heeft liever dat de minister een dergelijk besluit pas neemt als het eerst expliciet aan de Kamer is voorgelegd. Om die reden heb ik een amendement ingediend — collega Oosenbrug refereerde er al aan — waarin een lichte voorhangprocedure wordt geregeld.
Dan kom ik bij de proportionaliteit. Met dit wetsvoorstel komt het opslaan en bewaren van kentekengegevens los te staan van gepleegde misdrijven als zodanig. Het achteraf in gegevens kijken, kan altijd toegevoegde waarde hebben. De vraag is echter of dit zo'n zwaar instrument waard is. Het antwoord op deze vraag kan wat de fractie van de ChristenUnie betreft per locatie en periode verschillen. Als er rond een grote stad bovengemiddeld veel overvallen zijn, kan het nuttig zijn om een tijdje de kentekengegevens op te slaan om meer zaken te kunnen oplossen. Dat is echter wat anders dan het structureel bewaren van Nederlandse kentekengegevens van veel locaties. Met andere woorden: wat de fractie van de ChristenUnie betreft moeten in het wetsvoorstel de opsporing en de proportionaliteit meer centraal staan dan de registratie als zodanig, die nu de boventoon voert. Om die reden heb ik ook een amendement ingediend. Dit amendement regelt dat wegen waarvan passagegegevens worden opgeslagen, expliciet moeten worden aangewezen door de hoofdofficier van justitie, en voor een afgebakende periode. Hierbij moet bovendien sprake zijn van een opsporingsbelang. Het moet dus heel proportioneel zijn. Dit past meer bij de zwaarte van het voorgestelde opsporingsinstrument en garandeert een meer selectieve toepassing. Nu zal de minister wellicht opmerken dat het gericht opslaan van gegevens in het kader van opsporing nu al kan. Hij geeft zelf in de memorie van toelichting aan dat dit kan op grond van artikel 3 van de Politiewet. Artikel 3 is echter een heel algemeen artikel over de taak van de politie. Wat betreft de fractie van de ChristenUnie horen opsporingsmethoden zoals ANPR daar niet aan te worden opgehangen. Opsporingsmethoden horen in het Wetboek van Strafvordering. Is de minister dat met mij eens? Mijn amendement regelt dit en het betekent ook een kleine verruiming van de huidige mogelijkheden op grond van artikel 3, omdat het daarmee ook mogelijk wordt om een aantal wegen in een regio aan te wijzen, bijvoorbeeld omdat deze regio slecht scoort in overvalstatistieken, zonder dat er direct een indicatie is dat deze overvallen met elkaar te maken hebben.
Na dit wat meer fundamentele punt wil ik nog ingaan op enkele specifieke onderdelen die raken aan de proportionaliteit en het bewaren van kentekens. Allereerst kom ik bij het gebruik van de gegevens. De minister gaat hier uitvoerig op in. Het College bescherming persoonsgegevens vond dat de formulering voor welke misdrijven het kentekenregister mag worden geraadpleegd te ruim. De minister heeft dit beter gespecificeerd en het na het advies van de Raad van State nog verder aangescherpt. Ik dank hem daarvoor. Ook mogen gegevens niet zomaar worden ingezien. Hiertoe is een verzoek nodig aan een geautoriseerde opsporingsambtenaar. De ChristenUnie is blij met de toezegging van de minister dat elke keer dat het register wordt geraadpleegd, dit zal worden opgenomen in een logboek, en dat duidelijker is vastgesteld dat gegevens na vier weken worden vernietigd.
De heer Bontes (Bontes):
Is wat de heer Segers zei over het tijdelijk plaatsen aanwijzen als er meer overvallen zijn in bepaalde gebieden iets van hemzelf of is dat iets van het CDA?
De heer Segers (ChristenUnie):
Dat is van de fractie van de ChristenUnie.
De heer Bontes (Bontes):
Hoe kijkt de ChristenUnie-fractie aan tegen rondtrekkende bendes, die van stad naar stad in de grensstreek actief zijn? Hoe pak je die aan met ANPR? Hoe ziet de heer Segers dat voor zich?
De heer Segers (ChristenUnie):
Als een grensregio, of welke regio dan ook, daarvan buitensporig en dus bovengemiddeld veel last heeft, zou je die regio kunnen aanwijzen en zeggen: nu is het proportioneel en nu is het toegestaan om dit middel daarvoor in te zetten. Dan is het proportioneel en dat is echt van een andere orde dan het opslaan van alle gegevens van alle automobilisten.
De heer Bontes (Bontes):
Die bendes houden zich echter niet aan een regio. Zij trekken dwars door het hele land heen. Hoe los je dat dan op? Dan is er toch sprake van onderbenutting van de kwaliteit van het systeem?
De heer Segers (ChristenUnie):
Dat is precies de afweging: heiligt het doel elk middel? Wat de fractie van de ChristenUnie betreft is dat niet zo. Het moet proportioneel zijn, je moet het gericht kunnen inzetten, met een bevel van de hoofdofficier, in een bepaalde regio en in een bepaalde periode. Je hebt het dan echt over een andere toepassing dan het algemeen opslaan. Nogmaals, wij weten niet of het opslaan van alle gegevens effectief is; dat zal echt nog moeten blijken. Maar als je het doet, moet het veel gerichter dan wat met het wetsvoorstel nu wordt voorgesteld.
Qua formele waarborgen lijkt het wetsvoorstel dus aanmerkelijk verbeterd, maar hoe gaat het in de praktijk? Ook bij het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie, kortweg het CIOT-systeem van de politie, waren er allerlei waarborgen. Toch bleek dit systeem vaak ongeautoriseerd te worden gebruikt. Wij wachten dan ook nog steeds op verbeteringen. Ik krijg graag de toezegging van de minister dat bij de evaluatie ook nadrukkelijk naar het functioneren van de autorisatie en de login wordt gekeken. Dus: wie komt er in dat systeem?
Tweede specifieke punt is de hoeveelheid camera's. Momenteel zijn er zo'n 200 ANPR-camera's. In een bijzin meldt de minister dat er 200 flitspalen bij komen, die ook deze functionaliteit krijgen. De minister brengt dit alsof het sober is, omdat er in totaal 600 flitspalen zijn. Maar met 400 camera's kun je in vier weken erg veel auto's registreren. De aantallen worden nergens onderbouwd. De minister geeft geen antwoord op de vraag hoe vaak een gemiddelde autorijder straks in het bestand voorkomt. Dat zal per regio verschillen, omdat er in Rotterdam waarschijnlijk meer camera's komen als in een provincie als Drenthe, maar kan de minister dan ten minste voor verschillende regio's een indicatie geven?
Er komen ook wegingsfactoren voor de plaatsing van camera's. Ik ben blij dat de minister heeft toegezegd dat hierbij ook naar netwerkeffecten zal worden gekeken. Voor de proportionaliteit maakt het namelijk uit of je spreekt van één camera of een netwerk van camera's. Eerst zouden de wegingsfactoren in een ministeriële regeling worden opgenomen. Naar aanleiding van de inbreng van de Kamer wordt dit een Algemene Maatregel van Bestuur. Maar dan heeft de Kamer er nog geen invloed op. De ChristenUnie-fractie stelt via een amendement voor om de AMvB voor te hangen bij de Tweede Kamer, aangezien met deze wegingsfactoren pas concreet zichtbaar wordt hoe vaak de camera's zullen worden ingezet.
Mijn vierde punt betreft de bewaartermijn. Ook hier geldt een lichte spagaat tussen de bijdragen van de CDA- en de ChristenUnie-fractie. Laat ik beginnen met de vragen van collega Oskam.
De CDA-fractie wil weten waarom niet is gekozen voor een langere bewaartermijn, met name ook gezien de langere termijnen die het Verenigd Koninkrijk hanteert. Kan de minister aangeven wat in het Verenigd Koninkrijk de winst is van een bewaartermijn van vijf jaar ten opzichte van de kortere termijn die in Nederland gaat gelden? Kan hij aangeven of, en zo ja, welke problemen zich, met name bezien naar privacyaspecten, in het Verenigd Koninkrijk voordoen als gevolg van de daar geldende bewaartermijnen? Hoe verhoudt de Engelse situatie zich tot de uit het EVRM voortvloeiende eis van noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit.
Omgekeerd heeft de ChristenUnie-fractie vragen die zich meer richten op de kortere termijn. Het CBP, het College bescherming persoonsgegevens, merkt op dat de bewaartermijn van vier weken niet wordt onderbouwd. Feitelijk is voor het gemak aangesloten bij de bewaartermijnen van gemeentelijk cameratoezicht. De minister gaat niet in op de kernvraag van het college: moet en kan het niet gewoon korter dan die vier weken?
De vorige minister van Justitie was in 2010 van plan om een vergelijkbaar voorstel in te dienen met een bewaartermijn van tien dagen. Dat is een groot verschil. De minister verdedigt zich door te stellen dat gemeentelijk cameratoezicht voor de privacy feitelijk ingrijpender is dan het registreren van kentekens en dat daarbij ook een termijn van vier weken geldt. Dat is nog geen overtuigend argument waarom de bewaartermijn niet omlaag kan. Ik heb daarom ook een amendement ingediend dat de termijn stelt op twee weken.
Ik rond af. Het gevaar van het opslaan van kentekengegevens is dat we het voor steeds meer doelen zullen gaan gebruiken. De SP-fractie sprak al over function creep. De minister verzekerde steeds dat dit niet het geval is, omdat het gebruik strikt wordt ingekaderd door deze wet. Zo is datamining, het graven in data, niet toegestaan. Er mag alleen gezocht worden op specifieke kentekens op specifieke locaties, als er sprake is van een verdenking. Voor gebruik van andere doelen is een wetswijziging nodig. Maar door nu akkoord te gaan met het opslaan van gegevens is de stap naar wettelijke verruiming wel makkelijker te zetten. We hebben die gegevens toch. Waarom zouden we die dus niet ook voor andere doeleinden gebruiken? Verschillende fracties dringen hier in de schriftelijke ronde ook op aan. Dit punt baart mijn fractie zorgen. Het is een extra reden om kritisch naar het wetsvoorstel te kijken.
Ik heb veel vragen gesteld en een aantal voorstellen gedaan voor verbetering van de wet. Het zal duidelijk zijn dat mijn fractie kritisch is, maar we zien hoe dan ook uit naar de reactie van de minister.
Mevrouw Helder (PVV):
Ik zat de positie van de ChristenUnie af te wegen aan de hand van de ingediende amendementen en met name vanwege de proportionaliteit. De minister heeft geoordeeld dat het middel proportioneel is. De amendementen lezend, kom ik tot de conclusie dat er volgens de ChristenUnie-fractie sprake is van proportionaliteit als aan de voorwaarden is voldaan die zij in de amendementen heeft opgenomen. Ik verwijs nu even expliciet naar het amendement op stuk nr. 11, als de wegingsfactoren dus in de wet zijn opgenomen.
De heer Segers (ChristenUnie):
Dat is een belangrijk amendement. Als dat uw vraag is, dan is dat absoluut waar. Er moet inderdaad veel proportioneler worden ingezet, waarbij ik denk aan aspecten als regio, tijd en bevel hoofdofficier. Dat zijn heel belangrijke voorwaarden.
Mevrouw Helder (PVV):
De ChristenUnie zal dus voor het wetsvoorstel stemmen als de amendementen worden aangenomen, en anders niet.
De heer Segers (ChristenUnie):
De finale afweging komt nog, maar het amendement op stuk nummer 11 is voor ons heel belangrijk.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage, en voor uw collegialiteit jegens het CDA.
Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.
Archief
september 2021
- 22-09-2021 - Algemene Politieke Beschouwingen
- 07-09-2021 - Debat over het eindverslag van de informateur
juni
- 30-06-2021 - Doorstroom van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs
- 23-06-2021 - Debat over het eindverslag van de informateur
- 22-06-2021 - Debat over de Europese Top van 24 en 25 juni 2021
- 17-06-2021 - Tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken (CD 16/6)
- 07-06-2021 - Onderwijs en corona - primair en voortgezet onderwijs
mei
- 20-05-2021 - Raad Buitenlandse Zaken
- 19-05-2021 - Debat over de Europese Top van 24 en 25 mei 2021
- 12-05-2021 - De dreigende executie van een Egyptische monnik
- 03-05-2021 - Invoer van producten uit de Westelijke Sahara via Marokko naar de EU
april
- 29-04-2021 - Debat over het bericht dat het kabinet informatie over de toeslagenaffaire voor de Tweede Kamer achterhield
- 26-04-2021 - Het bericht dat Iran is verkozen als lid van de Commissie voor Vrouwenrechten van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties
- 23-04-2021 - De veroordeling van een monnik in Turkije voor het geven van brood aan Koerdische bezoekers
- 06-04-2021 - Debat over aanwijzen van en opdracht verlenen aan de informateur
- 01-04-2021 - Debat over de ontstane situatie in de verkennende fase van de kabinetsformatie