Lieve mensen,
Als Genesis 1 bij de vijfde scheppingsdag komt, wordt het mysterieus. Daar staat iets waar wij als trouwe bijbelgebruikers en moderne mensen makkelijk overheen lezen. Die dag schept God drie typen levende wezens: grote zeemonsters, vissen en vogels. Daarvan zijn de vogels ons het meest nabij: zij vinden hun voedsel op aarde, net als wij. De vissen staan al wat verder van de mens: we lezen niet eens wat ze eten, dat valt buiten het blikveld, maar de mens wordt wel hun beheerder (ook van vogels en landdieren, vs. 26). Maar de grote zeemonsters vallen buiten dat beheer, in Genesis 1 maakt God ze niet ondergeschikt aan ons.
Wat is hun belang voor deze gebedsbrief? Dat is onverwacht veel, maar daartoe moeten we eerst naar het boek Job.
Ik denk dat u Job wel kent, de man die zo veel leed. En dat zijn vrienden niet goed spraken over God. Dat Job geen steun vond bij zijn vrienden (integendeel!). Job zag ook het leed dat andere mensen overkwam, hij wilde erover twisten met God. En dan komt God. Eerst met een scherp betoog. Het brengt Job tot stilte. En na Gods tweede betoog komt het hart van Job tot rust. In het eerste noemt God de schepselen die dichter bij Job staan. Ook die uit de vijfde dag. God doet dat met vragen, zoals in Job 38 vers 41: “Wie verschaft de raaf zijn voedsel, wanneer zijn jongen God aanroepen, wanneer ze zonder voedsel rondzwerven?” Ziet u hoe intiem de Heer met vogels is? Hij hoort ze! Bij de eerste vier scheppingsdagen werd telkens vermeld dat God zag dat er iets goed was, maar bij de vijfde dag komt er meer: Hij zegent zijn dieren! Hij spreekt hen aan en zegt: “wees vruchtbaar, wordt talrijk ...”. God is de Heer van alle levende wezens.
Job hoort dat van God zelf, daardoor stopt Job met spreken: “Ik leg mijn hand op de mond … zeg niets meer … doe het er zwijgen toe.”
Dat is het moment waarop God gaat spreken over de eerste levende wezens uit Genesis. Eerst de Behemot: “Hij is een van Gods eerste meesterwerken, tegen hem trekt alleen zijn maker het zwaard”. Dan de Leviatan, die krijgt veel meer aandacht: “Ik zal niet zwijgen over zijn machtige dijen, over zijn geweldige krachten en fraaie gestalte.” Als u tijd hebt om Job 40 en 41 te lezen kunt u zien hoe trots de Heer op deze dieren is. En ook dat ze onze macht te boven gaan. God bewijst dat met vragen: “Kun je met hem spelen als met een vogel? Hem aan een touw houden, voor je dochters?” Hier raakt het gesprek een diepe laag in Jobs hart. God spreekt over Jobs dochters alsof ze leven (en in het vers daarna ook over de dreiging van de dood). Voor Hem zijn die gestorven kinderen niet ver weg. En ook de kinderen die nog moeten komen, heeft Hij al in het vizier. God heeft een hoger overzicht. Dus gebruikt hij dat machtige leven uit het begin, om Job te versterken met hoop. Het werkt! Job zat in stof en as, maar als u daar doorleest, dan ziet u dat hij zich “van stof en as” bekeerde, zoals die uitdrukking ook vertaald mag worden. De NBV21 doet dat inderdaad zo. In die vertaling zegt Job: “…. nu vind ik troost voor mijn kommervol bestaan. (42:6)”
Job vindt troost. Hij krijgt het volle leven terug. Al zijn vroegere dieren krijgt hij opnieuw, en dan twee keer zo veel. En ook zijn kindertal verdubbelt: hij had er tien, dat blijven zijn kinderen, ook al zijn ze overleden, maar er komen tien bij, met -inderdaad- weer drie dochters: Jemima, Kesia en Keren-Happuch (Job 42:14).
In Genesis 1 liet God het water wemelen van levende wezens. Dat heeft een rol, ook in het pastoraat dat God geeft aan Job. Nadat God de eerste levende wezens beschreven heeft – wezens zo onstuimig dat ik ze me nauwelijks voor kan stellen – komt Job uit zijn rouw. En God herstelt Jobs eer, want Jobs oudste vriend moet Job een verzoek doen. Job krijgt van God een taak: voorbede doen voor zijn vrienden.
Zo blijkt de vijfde dag vruchtbaar voor de voorbede. Die dag is vol leven. God toont zich betrokken op alle levende wezens. Hij spreekt hen aan. Hij zegent hen. Zij ontvangen als eerste zijn zegen. Op die basis, op dat wat God zegt en doet en zegent, daarop kunnen wij blijven bidden. Net als Job. Misschien worden we bijna overmand door de chaos van onze tijd. Misschien haken we af. Mogelijk worden we bijna net zo boos als Job over het onrecht op aarde. Maar God wijst ons op het leven dat Hij schiep. Hij staat boven onze chaos. Als we dat vertrouwen terugvinden, komt er ook weer ruimte voor gebed. Zoals Job mocht bidden voor zijn tegenstanders. Nog wel zijn eigen vrienden. Zo kunnen ook wij blijven bidden. Omdat God het leven zegent.