Jesaja 50:10a
Lieve mensen,
Bartiméus – het blindeninstituut – heeft een oefenruimte voor mensen die kunnen zien. Het is als een normale werk- en leefruimte, maar er is geen licht. Zo kunnen medewerkers ervaren wat het is om te vertrouwen op de aanwijzingen van anderen, zonder dat je ziet.
Soms is ons leven als die donkere belevingsruimte. De situatie is niet gewenst, maar het gebeurt en dan kan je er niet omheen. In Jesaja staat een vers dat daarover gaat. Jesaja treedt niet in discussie over het feit of dit wel past bij een gelovige. Hij gaat er juist van uit dat het bij ons geloof hoort, want hij schrijft dat als het gebeurt de gelovige vertrouwt op de naam van de Heer.
Lees maar in Jesaja 50 vers 10. Daar vraagt Jesaja zich af wie ontzag heeft voor de Heer. Het antwoord volgt onmiddellijk: dat is hij die “door de duisternis gaat en geen licht meer ziet, en die dan vertrouwt op de naam van de HEER en vertrouwen stelt in zijn God”.
Vertrouwen op de naam? Ja, want God heet: “ik ben” en “ik ben er bij” en “ik zal er zijn”. Dat zie je niet altijd, dan ga je door het duister – om wat voor reden dan ook – maar het is wel waar.
Zelfs ons gebedsleven kan een donkere ruimte lijken. Je denkt misschien: “dit past niet; er zou toch altijd licht zijn?” Ja, dat is de belofte waar we hoop uit putten, “er zal geen nacht meer zijn”, maar momenteel geldt nog Romeinen 13 vers 12: “de nacht loopt ten einde, de dag nadert al.”
Het licht dat we zoeken komt van ver en verlicht de tekens van hoop waarmee we ons omgorden. In Jesaja’s tijd zochten de mensen vals licht, dichterbij: “jullie ontsteken vuur en wapenen je met brandpijlen”. Kennelijk vielen de mensen nog wanhopig terug op verkeerde praktijken. Paulus wil dat we die praktijken juist afleggen en dan zo eerzaam leven als past bij de dag. Het is als in die oefenruimte: je leert gewoon beschuit smeren en de kinderen eten geven, zelfs al zie bijna niets.
Laten we er een voorbeeld aan nemen en trouw zijn in onze voorbeden, ook voor de politiek.