Lieve mensen,
Nu ik voor u mijn laatste gebedsbrief mag schrijven*, doe ik dat graag voor de derde keer in drie maanden vanuit het grote gebod. Daarover stelde een schriftgeleerde ooit aan Jezus een vraag: "Wie is mijn naaste?" Jezus antwoordt dan met de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan. Dat is niet zo verwonderlijk, want in de wet van Mozes zegt de Heer twee keer tegen zijn volk dat ze anderen moeten liefhebben als henzelf en de tweede keer gaat dat inderdaad over mensen die niet bij je eigen volk horen, maar wel in jouw land verblijven (Leviticus 19:33,34). Een Samaritaan woonde in Israël en hoorde niet bij het Joodse volk. Die moest men dus liefhebben als zichzelf. Is zo'n vreemde dan ook je naaste? Leviticus gebruikt dat woord niet bij vreemdelingen, maar Jezus laat zien hoe een vreemdeling - die je volgens het gebod niet mag onderdrukken, maar lief moet hebben - ook nog je naaste kan worden.
Het verhaal uit Lucas 10 is bekend. Een man is onderweg en ontmoet rovers, die hem uitkleden. Let op de schande die ze hem aandoen. Dan slaan ze hem. Let op het kwaad dat ze hem aandoen. Dan gaan ze weg, ze laten hem halfdood liggen. Let op hun onverschilligheid. Dan passeert er een priester die hem ziet en met een boog om hem heen loopt. Vervolgens een Leviet, die evenzo met een boog om hem heen loopt. En dan de Samaritaan. Ook hij is onderweg. Maar als hij het slachtoffer ziet, gebeurt er iets in zijn binnenste. Hij raakt werkelijk bewogen. Hij gaat naar hem toe, verzorgt zijn wonden, hijst hem op zijn eigen rijdier, brengt hem naar een logement, blijft die nacht bij hem en geeft de logementhouder twee daglonen opdat die ook nog een tijd voor de gewonde zal zorgen. Hij belooft dat hij terug zal komen, na zijn reis.
Op dat punt van het verhaal beantwoordt Jezus de vraag "Wie is mijn naaste?" Dat doet Hij vanuit het perspectief van de man die liefde tekort kwam: wie is zijn naaste geworden? De schriftgeleerde weet het: dat is de man die barmhartigheid betoonde. En dan beantwoordt Jezus een eerdere vraag van die schriftgeleerde: "wat moet ik doen om eeuwig te leven?". Het antwoord van Jezus is nu eenvoudig: "ga ook onderweg". Vervolgens: "en doe evenzo".
Let op de hoofdpersonen. Ze zijn allemaal onderweg en de noodsituatie komt op hun weg. Twee wijken dan af, een derde gaat er op af. De opdracht die Jezus aan de schriftgeleerde geeft is: gewoon onderweg gaan. De noodzakelijke situaties komen kennelijk wel. En dan volgen de keuzes. Wijk ik af of raak ik betrokken? Als ik betrokken raak, word ik de naaste van iemand die eerst nog een vreemdeling voor me was.