november 2019 _____
Lieve mensen,
In Utrecht is de Buurkerk de kerk van het volk en als de gemeenteraad in het stadhuis vergadert, worden in de Buurkerk – daar vlakbij – de klokken geluid. Die middeleeuwse kerk had vroeger een zogenaamd ‘koor’ en precies over die plek loopt nu de Choorstraat. Dat is oud-Nederlands; wie het straatnaambordje voor het eerst leest zegt makkelijk “goor”-straat, maar het volk dat in Utrecht is ingeburgerd zegt “koor”-straat. Zo kan je horen wie de stad Utrecht al wat langer kent.
Dit jaar zou ik u in deze gebedsbrieven telkens iets schrijven over de gebeden die Jezus bidt. Dat kan ons helpen in onze eigen gebeden voor ons land en voor de stad of gemeente waar u woont. Daarom gaf ik een voorbeeld over hoe je aan iemands woorden kan horen hoe hij betrokken is.
Als Jezus aan het kruis hangt zegt Hij (o.a.): “mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?”
Dat is een gebed. Toen ik dat als nieuwkomer in de kerk voor het eerst vernam, hoorde ik alleen dat hij dat bad. Maar anderen, die beter in de Bijbel ingeburgerd waren, hoorden ook de exacte woorden die Hij bad: “Eli, Eli, lamach sebachtani” en dat is oude taal. “Eli” is Hebreeuws, de rest is Aramees. Bijbelkenners horen in deze woorden dat ze komen uit Psalm 22 en dat Jezus dat bidt.
Het is het begin van die Psalm. Omdat een kruisdood een heel zwaar lijden is – ook het ademhalen is pijnlijk – kun je zeker veronderstellen dat Jezus hiermee op de hele Psalm doelde. Hij zegt alleen het begin en wijst zo ook op het geheel. Dat blijkt ook uit het vervolg van die Psalm, zaken die daar staan gebeurden metterdaad met Jezus aan het kruis, zoals het dobbelen om zijn gewaad (Ps. 22: 19).
Dat brengt ons ook bij het slot van Psalm 22, dat toont de hoop die onder elk gebed verborgen ligt:
Voor u zullen zich buigen: alle stammen en volken.
Want het koningschap is aan de HEER, Hij heerst over de volken.
Het past naadloos bij Psalm 2, die Jezus (net als Psalm 22) vast ook heel goed kende:
‘Jij bent mijn zoon, Ik heb je vandaag verwekt.
Vraag het mij en Ik geef je de volken in bezit, de einden der aarde in eigendom. …‘
Ik geloof dat dat over Jezus gaat; Hij kan dit bidden, zijn Vader geeft Hem zeggenschap over de volken. Als wij dan meebidden vóór die volken – dan doen we dat sinds Golgotha in Jezus’ naam: op zijn gezag en met de intentie dat de verhoring zal passen in zijn beleid. Door ons zo te voegen naar het koningschap van onze Heer, ook in onze gebeden, leven we met de zegen van Psalm 2:
“Gelukkig wie schuilen bij Hem.”