In deze vierde boodschap wordt de gemeenteleiding duidelijk aangesproken. De zeven gemeenten zijn voor Jezus zeven kandelaren en de zeven sterren die Hij in zijn hand heeft zijn zeven engelen. Bij de engel van Thyatira zegt Jezus dat het verkeerd is dat hij een misleidster laat begaan. Dat mismanagement gaat ten koste van de gemeente; dus grijpt Jezus zelf in, met dodelijke kracht (vs. 23).
Hier geldt wat Paulus aan de gelovigen in Kolosse schrijft: "als u wil weten hoe u op mensen moet reageren: vriendelijk, maar beslist" (Kol. 4:6). In Thyatira was dat vriendelijke zeker vervult: "Ik weet het, hoe liefdevol, gelovig, hulpvaardig en standvastig u bent" (vs. 19). Maar op dat besliste viel nog iets aan te merken: "Ik heb tegen u dat u die Izebel haar gang laat gaan" (vs. 20).
Jezus toont zich hier de Inspecteur met ogen als vlammend vuur (vs. 18). Hij zegt: "laat elke gemeente beseffen dat ik het ben die hart en ziel van de mens doorgrondt en dat ik ieder zal belonen naar zijn daden" (vs. 23). Hij noemt hier zijn eigen voeten, die als brons zijn (vs. 18), bekwaam om op weg te gaan en zeker niet zoals dat beeld in de droom van Nebukadnessar, die voeten had van ijzer én leem, zo kruimelig zwak dat een klein steentje dat beeld liet omvallen. Jezus is juist integer en Hij wil dat zijn dienaren net zo onverdeeld zijn in het navolgen van Hem.
Die misleidster 'profeteerde' dat men best wel verkeerde dingen mocht doen, je "verdiepen in zogenaamde verborgenheden van Satan" (vs. 24) en Jezus meldt dat Hij haar tijd had gegeven om zich daarvan te bekeren, maar dat heeft ze niet gedaan (vs. 21). Nu volgen de consequenties, voor haar en voor degenen die ontucht met haar plegen... tenzij zij met haar breken. Dus er is toch nog ruimte voor bekering (vs. 22) - net als bij Nineve na de verkondiging door Jona. Toch richt onze Heer zich bij deze gemeente tenslotte vooral op degenen die niet met haar meededen. Tegen hen zegt Hij: "Ik leg u maar één last op, hou vast aan wat je hebt, totdat ik kom" (vs. 25). Ik denk dat dat ook over hun goede inzet gaat, waarover ik zojuist kon schrijven dat men zo vriendelijk was. Jezus roept dat trouwe gemeentedeel op, om Hem te blijven navolgen, tot het einde toe (vs. 26).
De beloning is opmerkelijk. De trouwe gelovigen krijgen macht over de volken, ze krijgen de ijzeren herdersstaf uit het slot van Psalm 2. Daarin worden de opstandige machthebbers van de wereld opgeroepen om te kiezen voor de Heer: met zijn staf kan Hij volken breken als aardewerk - kus maar liever de Zoon - gelukkig wie schuilen bij Hem! Jezus bevestigt uit die Psalm: Hij kreeg die staf van zijn Vader; Hij geeft die aan wie Hem trouw volgen.
En daarbij ook de morgenster (vs. 28). Zoals we vóór het krieken van de morgen hopen op meer licht en dan alvast die stralende ster ontvangen – die zijn licht ontvangt van de nog verborgen zon – zo geeft de Heer ons ook hoop. We ontvangen zo heldere leiding, die ons wijst op de goede richting, een licht dat uiteindelijk van Hemzelf komt.
- Laten we goed kijken wat de Heer ons gegeven heeft en vragen om kracht, om zo te volharden.
- Bid ook om een opmerkzaam hart, zoals Salomo. Hij mocht het volk besturen en vroeg aan
God dat hij onderscheid zou kunnen maken tussen goed en kwaad. De Heer vond dat toen goed gevraagd!
- Bid dat machthebbers de stem van de Heer zullen verstaan en zo komen tot verzoening met Hem.