Verkiezingsprogramma ChristenUnie-SGP Europees Parlement 2009-2014
SAMENWERKING JA, SUPERSTAAT NEE
Voorwoord
Met vrede, welvaart en stabiliteit zijn we in Europa gezegend. Zeker in vergelijking met de rest van de wereld. Hieraan moeten we blijven werken. In Europa doen we dat samen waar Nederland dit alleen niet kan. Dat is de kern van het programma waarmee ChristenUnie en SGP deelnemen aan de verkiezingen voor het Europees Parlement in juni 2009.
Vrede, welvaart en stabiliteit worden bedreigd door diverse crises: kredietcrisis, grondstoffencrisis, energiecrisis, voedselcrisis, klimaatcrisis, milieucrisis. Bovendien is er nog een institutionele crisis. Ten diepste is er een religieuze en daarmee een morele crisis; voor velen is God verdwenen uit Europa. De Westerse cultuur is meer en meer blind geraakt voor de niet-materiële dimensies van het bestaan. Daaronder lijden mens, samenleving, milieu en natuur. In antwoord daarop willen ChristenUnie en SGP werken vanuit een christelijk perspectief. Dat vergt zorg voor de schepping (Planet), zorg voor de naaste (People) en zorg voor de huishouding (Prosperity). Zorg voor de schepping betekent een schonere leefomgeving en minder uitstoot van schadelijke broeikasgassen. En ook handhaving van biodiversiteit (flora en fauna) op de schaal van Europa en toepassing van het voorzorgsprincipe. Zorg voor de naaste betekent in ieder geval bescherming voor de allerzwaksten en zorg voor basisbehoeften zoals veilig drinkwater, voedsel, kleding, huisvesting, medische zorg. Evenzo zetten we ons in voor bescherming van huwelijk en gezin en respect voor het leven. Zorg voor de huishouding betekent spaarzaam omgaan met schaarse grondstoffen en met energie. Derhalve moeten we ons sterk inzetten voor energiebesparing en de daarbij behorende technologische ontwikkeling. We moeten loskomen van onze olieverslaving.
Vrede, welvaart en stabiliteit hangen nauw met elkaar samen. Een wereld waarin de welvaart extreem ongelijk is verdeeld, roept spanning en strijd op en brengt migratiestromen op gang. Europa mag daarom niet zijn eigen economie afschermen en de rest van de wereld aan haar lot overlaten.
Europa kan vrede, welvaart en stabiliteit bevorderen. Dit geldt met name voor de landen van Midden- en Oost-Europa. Alleen door open grenzen, een goed functionerende interne markt en een betrouwbaar rechtssysteem kunnen deze landen delen in wat wij al zoveel langer hebben. We willen dat Europa zich in internationale betrekkingen sterk maakt voor geloofsvrijheid en mensenrechten. Maar Europa moet ook zijn grenzen stellen, Turkije kan geen lid worden van de Europese Unie.
ChristenUnie en SGP willen een Europese Unie die zich inzet voor vrede, welvaart en stabiliteit, en zich daarbij beperkt tot zijn specifiek Europese taken. Europa moet zijn grenzen kennen, ook waar het gaat om zijn bevoegdheden. Zodat burgers bij Europa niet hoeven te denken aan een geldverslindend, bemoei- en regelzuchtig, geld rondpompend ambtelijk apparaat. Maar aan een helder, transparant en efficiënt opererend bestuur dat gecontroleerd wordt door de nationale parlementen én door het Europees Parlement. Met uw stem kan de fractie ChristenUnie/SGP ook daar een Bijbels geluid laten horen.
Hoofdstuk 1 De Instellingen in de toekomst
Europese samenwerking is een groot goed. Deze samenwerking levert al decennialang een belangrijke bijdrage aan vrede, stabiliteit en welvaart op ons continent. De geschiedenis van Europa in de twintigste eeuw laat zien dat vrede en stabiliteit nooit vanzelfsprekend zijn. De Europese samenwerking heeft niet alleen na de beëindiging van de Tweede Wereldoorlog een belangrijke rol gespeeld in het brengen van stabiliteit in Europa. Zij speelt die rol tot op de dag van vandaag. De toetreding van twaalf nieuwe lidstaten in 2004 en 2007 maakte de deling van het Europese continent ongedaan. Het EU-lidmaatschap betekende een aanzienlijke stimulans voor het democratiseringsproces in veel van deze landen. Europese samenwerking richt zich niet alleen op vrede en veiligheid. Een gemeenschappelijk handelsbeleid biedt grote voordelen voor de economische positie van Europa in een mondialiserende economie met opkomende grootmachten als China, India en Brazilië. Europa moet het initiatief nemen in het formuleren van een ambitieuze beleidsagenda op het gebied van klimaat, energie en duurzaamheid. Als individueel land kan Nederland geen rol van betekenis spelen, de EU als samenwerkingsverband van lidstaten des te meer. ChristenUnie en SGP willen dat Europa deze uitdagingen op een praktische manier oppakt en zich richt op vraagstukken waar samenwerking een meerwaarde heeft. De EU moet haar meerwaarde tonen ten opzichte van lokaal, provinciaal en nationaal beleid. "In de beperking toont zich de meester", zo luidt een bekend spreekwoord. Maak nationaal beleid, waar nationaal beleid gevraagd is. We denken dan aan onderwijs, belastingheffing, toerisme, sociaal beleid en gezondheidszorg. Ontwikkel Europees beleid bij grensoverschrijdende vraagstukken als economie, klimaat en asielbeleid. ChristenUnie en SGP bepleiten een nuchtere en realistische visie op Europese samenwerking. Het bindmiddel in de Unie is vaak het nationale belang. Het nationale belang is geen vies woord, maar een legitieme onderhandelingsinzet. In een Unie van 27 lidstaten, die sinds de uitbreidingsronden van 2004 en 2007 alleen maar veelkleuriger is geworden, is diversiteit een gegeven. Alleen al dit feit geeft aan dat de huidige Unie niet zal uitgroeien tot een Europese superstaat, wat ook volstrekt ongewenst is.
Opbouwend en kritisch
De komende vijf jaar willen wij in het Europees Parlement werken aan een solide Europa dat zich richt op zijn kerntaken. Dit houdt ook in dat, indien er voor Europees beleid gekozen wordt, de regeringen van de lidstaten hier ook voluit de verantwoordelijkheid voor nemen. De lidstaten en de nationale parlementen staan niet aan de zijlijn, maar kunnen Europees beleid actief beïnvloeden. We denken daarbij aan de mogelijkheden die het Verdrag van Lissabon bieden om als cluster van nationale parlementen invloed uit te oefenen op de besluitvorming van de Europese Commissie. Deze ´oranje kaart procedure´ kan echter alleen goed functioneren als de nationale parlementen met elkaar samenwerken. Dit betekent overigens ook dat zij zich actief inzetten voor een tijdige en correcte implementatie van EU-wetgeving. De kloof tussen het produceren van wetgeving en implementatie, gepaard met een afschuiven van de verantwoordelijkheid ervan op Brussel, is funest voor het vertrouwen van burgers in Europa. Dit geldt evenzeer voor de handhaving. Als algemene beleidslijn kiezen ChristenUnie en SGP voor een compacte bestuursstructuur van de EU. In het verleden is te vaak gekozen om voor ieder politiek probleem een nieuw agentschap of een speciale coördinator te creëren. Dit is niet alleen onoverzichtelijk, maar levert evenzeer een te omvangrijke Europese bureaucratie op. Wij willen daarom dat politieke problemen primair binnen de bestaande structuren worden opgelost. Heel concreet stellen wij dan ook voor om in de periode 2009-2014 geen nieuwe agentschappen op te richten en alle huidige agentschappen kritisch te evalueren. Bij een negatieve evaluatie dient het betreffende agentschap gesloten te worden.
Het Verdrag van Lissabon
Het succes van de Europese Unie ligt voor een groot deel opgesloten in het succes waarmee de Europese instellingen functioneren. Zoals in de Nederlandse politiek de regering en het parlement een belangrijke rol vervullen, zo spelen in de EU het Europees Parlement, de Europese Commissie, de Europese Raad, de vakraden en het Europese Hof van Justitie een belangrijke rol. In de Verdragen is de structuur van de EU geregeld, en daarmee ook hoe de instellingen moeten functioneren. Vanaf 2001, met de Verklaring van Laken, probeert de Europese Unie tot een nieuw verdrag te komen. In dit verdrag moeten de spelregels van de EU aangepast worden. Dit nieuwe verdrag moet het nu geldende Verdrag van Nice vervangen. Nadat de Europese ‘grondwet' in 2005 per referendum is afgewezen in Frankrijk en Nederland ontstond onder leiding van het Duitse voorzitterschap in 2007 het Verdrag van Lissabon. Nederland heeft dit verdrag geratificeerd. Hoewel niet alle bezwaren zijn weggenomen, betekent het Verdrag van Lissabon op een aantal punten een verbetering ten opzichte van de eerdere verworpen en door de ChristenUnie en SGP bestreden ontwerp-Grondwet. Deze verbetering betreft met name de zuivering van elementen in de ontwerp-Grondwet die aanknopingspunten vormden voor een ontwikkeling in statelijke richting. Als dit Verdrag in werking treedt, zullen de parlementsleden op basis van dit verdragskader hun werk doen in het EP. Op dit moment blokkeert het Ierse ‘nee' de daadwerkelijke inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. De verwachting is dat het verdrag, in afwachting van de beëindiging van het gehele ratificatieproces, niet voor 1 januari 2010 van kracht zal zijn. Dit betekent dat de EU in ieder geval de eerste maanden van de nieuwe mandaatsperiode zal functioneren op basis van het Verdrag van Nice. Het Verdrag van Lissabon zal vervolgens het juridische kader vormen voor het resterende deel van de mandaatsperiode 2009-2014.
Het Nederlandse en Franse ‘nee' van 2005 en het Ierse ‘nee' van 2007 maken wel duidelijk dat de EU te maken heeft met een serieus legitimiteitsprobleem. Europa wordt door veel burgers gewantrouwd. Het zou volstrekt onverstandig zijn om deze gevoelens van onbehagen onder grote delen van de bevolking te miskennen of te negeren. Enerzijds moet gezegd worden dat dit negatieve beeld van Europa te ongenuanceerd is. De EU is geen onpersoonlijke macht, maar Brussel mag niet stilletjes buiten ons gezichtsveld doorgroeien. Regels die overbodig zijn moeten worden afgeschaft. Door goede communicatie en door goed te luisteren naar de burgers moet het vertrouwen in het Europese project worden herwonnen. De Europese Unie moet op haar beurt dat vertrouwen dan ook waarmaken.
De politieke uitwerking van ‘Lissabon'
Wanneer het Verdrag van Lissabon in werking treedt, verandert een aantal zaken ingrijpend ten opzichte van de huidige situatie. Naast de Raad, waarin de vakministers bijeenkomen, wordt ook de Europese Raad een zelfstandige instelling. In deze Europese Raad vergaderen de staats- en regeringsleiders van de lidstaten. De Europese Raad wordt niet alleen een aparte instelling. Terwijl voor de vakraden het roulerende voorzitterschap gehandhaafd blijft, krijgt de Europese Raad een vaste voorzitter. Deze persoon heeft een mandaat van tweeënhalf jaar, met de mogelijkheid van een tweede termijn. Daarnaast wordt de positie van de Hoge Vertegenwoordiger voor het buitenlands beleid van de Europese Unie aanzienlijk versterkt. Naast vertegenwoordiger van de Raad wordt de Hoge Vertegenwoordiger tevens vice-voorzitter en commissaris externe betrekkingen binnen de Europese Commissie. Hiermee wordt de Hoge Vertegenwoordiger ‘nieuwe stijl' de enige EUfunctionaris die zowel binnen Raad als Commissie werkzaam is. ChristenUnie en SGP onderstrepen het grote belang dat de instellingen onafhankelijk en binnen de grenzen van het eigen mandaat hun werk doen. Dit is het institutioneel evenwicht van de Unie. Hierbij weet en respecteert iedere instelling de eigen taak en plaats binnen het geheel van het Europese besluitvormingsproces. Dit is een belangrijke voorwaarde voor het goed functioneren van een dusdanig complexe organisatie als de EU. Op dit moment is er, binnen de kaders van het Verdrag van Nice, een evenwicht ontstaan tussen de verschillende instellingen. Wij hechten eraan dat dit evenwicht ook onder het Verdrag van Lissabon gewaarborgd blijft. Dit betekent dat de vaste voorzitter van de Raad en de Hoge Vertegenwoordiger de competenties van de instelling die zij vertegenwoordigen niet overschrijden. Het institutioneel evenwicht is verdragsmatig verankerd en mag niet afhankelijk gemaakt worden van overambitieuze functionarissen. Op dit moment is nog onduidelijk hoe deze vernieuwingen in de praktijk zullen werken. ChristenUnie en SGP willen daarom een aantal aanbevelingen doen, waardoor deze onduidelijkheden weggenomen worden. De nieuwe functies moeten immers op een heldere en functionele manier worden opgenomen binnen de institutionele structuur van de EU.
Europese Raad/vaste voorzitter
De Europese Raad, waarin de staats- en regeringsleiders van de EU elkaar ontmoeten, wordt een aparte instelling met een eigen voorzitter. ChristenUnie en SGP hebben in het verleden meermaals duidelijk gemaakt dat deze functie niet mag uitgroeien tot een soort van ‘president van Europa'. Daarom is het van groot belang dat de Europese Raad deze functie zal vormgeven als een technisch en niet als een presidentieel voorzitterschap. ChristenUnie en SGP vinden dat de Nederlandse regering zich voor drie zaken concreet moet inzetten. In de eerste plaats moet de vaste voorzitter zich beperken tot het in goede banen leiden van de vergaderingen van de Europese Raad. Vervolgens moet duidelijk gemaakt worden dat de verantwoordelijkheid voor het externe beleid van de Unie primair ligt bij de Hoge Vertegenwoordiger. Tenslotte moet, zowel door de Raad van Ministers als door het Europees Parlement, gewaakt worden over de positie van de Commissie als feitelijke initiator van Europese wetgeving. Wij pleiten voor de onverkorte handhaving van het evenwicht tussen de instellingen, zoals dat officieel verwoord is in het Verdrag van Lissabon. De vaste voorzitter moet een technische voorzitter worden, die het eigen mandaat van zowel de Hoge Vertegenwoordiger ‘nieuwe stijl' als de Commissie en haar voorzitter respecteert.
Hoge Vertegenwoordiger
Ook de figuur van de Hoge Vertegenwoordiger ‘nieuwe stijl' is een institutioneel experiment. Voor het eerst in de geschiedenis van de Europese Unie zal één functionaris deel uitmaken van zowel de Raad als de Commissie. Doel van deze functie, waarin het buitenlands beleid van de Raad en het externe beleid van de Europese Commissie gebundeld worden, is het optreden van de Unie richting buitenwereld meer coherent en effectief te maken. Het institutionele evenwicht tussen de instellingen is, zeker gezien de complexiteit van deze functie, van groot belang. Wij willen daarom drie aanbevelingen doen, waardoor de praktische uitwerking van deze functie geen bedreiging voor dit evenwicht zal betekenen. Het moet in de eerste plaats altijd duidelijk zijn dat de Hoge Vertegenwoordiger namens beide instellingen spreekt. Raad, Commissie, Parlement en de buitenwereld zijn niet gediend met vaagheid. De Hoge Vertegenwoordiger is nu eenmaal tegelijkertijd eurocommissaris externe betrekkingen. Deze functionaris mag zich niet verschuilen achter het feit dat hij of zij alleen namens de Raad of alleen namens de Commissie spreekt. Een tweede punt is een goede afstemming van alle portefeuilles binnen de Commissie die te maken hebben met extern beleid. Op dit moment zijn er, naast de commissaris externe betrekkingen, commissarissen voor handel, ontwikkelingssamenwerking en uitbreiding. Als deze portefeuilles al gehandhaafd blijven, moet de Hoge Vertegenwoordiger de regie voeren over dit cluster binnen de Commissie. Dit maakt het externe optreden van de Unie meer coherent en consistent. In de derde plaats is het van belang dat de Hoge Vertegenwoordiger snel duidelijkheid verschaft over de personele samenstelling van de Europese Dienst voor Extern Optreden. In deze dienst zijn immers personeelsleden vanuit de Commissie, het raadssecretariaat en diplomatiek personeel vanuit de lidstaten samengebracht. Over deze diplomatieke dienst bestaat nog veel onduidelijkheid. Europa is niet gediend bij een diplomatieke rel tussen Raad, Commissie en lidstaten over deze dienst. ChristenUnie en SGP stellen in ieder geval duidelijk dat deze diplomatieke dienst geen concurrent of substituut voor de nationale ambassades van de lidstaten mag worden.
Actiepunten:
|
Hoofdstuk 2 Duurzaam en Innovatief
De mens is rentmeester op aarde en heeft de verantwoordelijkheid om het leven op aarde in al zijn diversiteit te beschermen en te onderhouden. Vanuit deze bijbelse opdracht willen we werken aan een duurzaam omgaan met de schepping. We zullen de komende jaren steeds meer de nadelige effecten gaan ervaren van het grote energieverbruik van de mens. Naast de vervuilende industrie in Europa en de Verenigde Staten, zullen opkomende industrieën in China en India het milieu steeds meer vervuilen. Tegelijkertijd staat vast dat de fossiele brandstoffen binnen afzienbare tijd zullen opraken. Onderzoek wijst uit dat we in Europa meer te maken gaan krijgen met droogtes en overstromingen in kwetsbare gebieden. Voedsel kan schaars worden, zoals dat nu al het geval is in ontwikkelingslanden. De ChristenUnie en SGP kiezen voor duurzaamheid als speerpunt in ons verkiezingsprogramma. De EU moet het initiatief op dit gebied nemen. Duurzaamheid loopt als een rode draad door vele beleidsterreinen op Europees niveau. Zorg voor de schepping hoort mee te wegen op alle beleidsterreinen. De gevolgen van milieuvervuiling en klimaatverandering zullen niet beperkt blijven tot Nederland en Europa maar gaan over landsgrenzen heen. Juist daarom is er de noodzaak tot internationaal beleid. De ChristenUnie en SGP zien mondiale klimaat- en milieuverdragen dan ook als een extra prikkel voor concrete milieuwetgeving op alle bestuursniveaus.
Klimaat
Er is veel wetenschappelijk bewijs dat de mens aanzienlijke invloed heeft op de huidige klimaatverandering op aarde. De mens heeft gezorgd voor een teveel aan broeikasgassen in de atmosfeer. Daarom zal de hoeveelheid broeikasgassen in de atmosfeer moeten worden teruggedrongen. De EU heeft in het verleden terecht sterk gepleit voor het Kyotoverdrag. Dat verdrag loopt af in 2012. De ChristenUnie en SGP steunen de onderhandelingen voor een nieuw klimaatverdrag voor de periode na 2012. Het klimaatprobleem is een grensoverschrijdende kwestie die het meest effectief op mondiaal niveau, onder de verantwoordelijkheid van de Verenigde Naties (VN), opgelost kan worden. Een VN klimaatverdrag is een extra prikkel voor effectief en duurzaam milieubeleid omdat alle landen zich er aan verbinden. De EU moet inzetten op technologische ontwikkeling (ook in ontwikkelingslanden) en kennisoverdracht, verduurzaming van energie en transport en betere bewustwording van consumenten. We moeten, in navolging van het advies van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), streven naar een broeikasgasreductie van tenminste 30% in 2020 en 80% in 2050. De EU kan dit niet alleen. We zijn afhankelijk van inspanningen van andere landen, met name de VS, Rusland, China en India. De EU kan door haar inspanningen wel een signaal afgeven en andere landen stimuleren om vergelijkbare wetgeving te introduceren. We moeten ervoor waken dat industriële productie niet buiten Europa wordt verplaatst om zo milieuwetgeving te ontlopen.
Duurzame energie en duurzaam transport
Door duurzame vormen van energieopwekking, zoals energie uit zonlicht, wind, water, golven of getijden, wordt de verbranding van fossiele brandstoffen beperkt. De eerste generatie biobrandstoffen zijn volgens de ChristenUnie en SGP momenteel geen duurzame bron van energie. De productie ervan kost soms meer energie dan het oplevert. Daarom is veel onderzoek nodig naar de nieuwe generaties biobrandstoffen uit landbouwafval en algen die veel duurzamer beloven te zijn. De productie en het gebruik van biobrandstof moet 50% minder CO2 uitstoten, dan fossiele brandstoffen. De voedselvoorziening in de ontwikkelingslanden mag niet in gevaar komen door de productie van biobrandstoffen. Daarnaast is het belangrijk dat voor de verbranding van biobrandstoffen strenge emissie-eisen worden gesteld, zodat luchtvervuiling wordt beperkt. Ook moet er veel aandacht zijn voor energiebesparing. Iedere burger moet hier zijn bijdrage aan leveren door zuinig en bewust om te gaan met energie en hulpbronnen. De ChristenUnie en SGP zien graag dat de bestaande vrijwillige actieplannen op het gebied van energiebesparing worden omgezet in bindende wetgeving. Tegelijk weten we, dat én alternatieve energie én energiebesparing samen nog niet voldoende zijn om het verdwijnen van gas en olie volledig op te vangen. Er zal intensief gewerkt moeten worden aan het bundelen van kennis en geld om duurzame innovatieve alternatieven te ontwikkelen. Dit is bij uitstek een grensoverschrijdend vraagstuk waarin Europa het voortouw dient te nemen. Niet afwachten tot die crisis er is, maar nu handelen. Door de handel in duurzame energie kan een nationale doelstelling voor reductie van CO2-uitstoot eerder worden bereikt. De Europese Commissie moet toezien op de correcte werking van het systeem voor uitwisseling van garanties van oorsprong die dienen als bewijs dat de energie duurzaam is geproduceerd. Het is belangrijk dat de lidstaten hun in EU-verband overeengekomen nationale actieplannen goed naleven. Wanneer een lidstaat daarbij onvoldoende vooruitgang boekt, moet de Europese Commissie maatregelen nemen die de betreffende lidstaat stimuleren om alsnog de doelstellingen te halen. Voor een goede werking van de interne markt voor duurzame energie is het nodig dat er meer wordt geïnvesteerd in het distributienetwerk, zodat pieken in de energielevering goed kunnen worden opgevangen. Bij zonne-energie en windenergie zijn we erg afhankelijk van het aantal uren zon of de windkracht, zodat het netwerk berekend moet zijn op een energiestroom die in grootte varieert. Een verhoging van het aandeel van duurzame energiebronnen in de totale hoeveelheid energie maakt ons minder afhankelijk van olie en gas. Daarmee vergroten duurzame energiebronnen de leveringszekerheid en maken ze ons minder afhankelijk van andere landen. Het vervoer over de weg is minder vervuilend geworden. Dat is positief. Maar een groot deel van het effect gaat verloren doordat het aantal afgelegde kilometers en het aantal auto's toeneemt. De reductie van de broeikasgasuitstoot van auto's gaat nog niet snel genoeg. Vrijwillige afspraken met autoproducenten leveren te weinig op. Het is noodzakelijk om striktere wetgeving op dit gebied vast te stellen met betrekking tot emissiereductie van auto's. Ook de binnenvaart kan schoner worden door invoering van zwavelarme brandstoffen. We willen dat de EU het gebruik van vervoerswijzen die zonder nieuwe investeringen capaciteit beschikbaar hebben, zoals de binnenvaart, stimuleert. Waar mogelijk moet goederenvervoer over de overbelaste weg worden teruggedrongen. De zeescheepvaart is een ernstig vervuilende sector waar volgens de ChristenUnie en SGP nog veel bereikt kan worden om de uitstoot van broeikasgassen en schadelijke deeltjes te verminderen. De EU is daarbij afhankelijk van afspraken in de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). De EU zal dan ook druk moeten zetten op de IMO om schonere scheepvaart te realiseren. Dat kan door de zeescheepvaart in het emissiehandelssysteem te brengen, evenals wat recent met de luchtvaartsector is gebeurd. De luchtvaartsector is lange tijd buiten schot gebleven op milieugebied. Het is van belang om aan deze vervuilende transportsector emissiebeperkende maatregelen op te leggen. Het doorberekenen van alle kosten voor het wegvervoer draagt bij aan een milieuvriendelijker transportsector. Door in deze kilometerheffing ook de luchtverontreiniging op te nemen zal dit vervoerders prikkelen op dat terrein beperkende maatregelen te nemen. Het geld dat met milieuheffingen wordt geïnd moet in ieder geval gedeeltelijk worden aangewend om de milieuaantasting te verminderen.
Duurzame leefomgeving
Schone lucht en schoon water zijn van levensbelang. Luchtvervuiling en watervervuiling overschrijden landsgrenzen. We willen daarom strengere normen voor de uitstoot van verbrandingsgassen en gevaarlijke stoffen, zoals stikstofoxiden en roetdeeltjes. Met het vaststellen en handhaven van strikte emissiegrenswaarden voor de industrie kunnen we luchtvervuiling verder terugdringen. De grote rivieren zijn inmiddels veel schoner dan twintig jaar geleden. Dit is een gevolg van effectieve Europese maatregelen en goede controle. Schoner water vraagt om een blijvende inzet en om een hechtere samenwerking tussen de lidstaten in het raamwerk van de Kaderrichtlijn Water. De schepping kent een grote diversiteit aan leven. We kunnen het ons niet veroorloven om ten behoeve van ons eigen succes allerlei soorten leven te verdrijven. Toch gaat het verlies van biodiversiteit in Europa in een snel tempo. Het is van groot belang om de biodiversiteit te beschermen. Dat kan door het instellen en uitbreiden van ecologische beschermzones, zonder daarbij teveel schade te berokkenen aan vruchtbare landbouwgrond. Ook het tegengaan van wereldwijde(illegale) boskap door het bevorderen van duurzaam bosbeheer is van groot belang. Bossen zijn, naast hun andere waardevolle functies, belangrijke hoeders van biodiversiteit. Wij pleiten voor strikte Europese regels voor en streng toezicht op de import van hout door de EU, waaronder een verbod op de import van illegaal hout.
Afval
De hoeveelheid afval die wij samen produceren neemt toe. Dat vraagt om maatregelen om afval te verwerken en te beperken. In de EU is een uitgebreid afvalbeleid vastgesteld. Zo is de prioriteitsvolgorde preventie, hergebruik, recycling, nuttige toepassing en verwijdering, verankerd in de wetgeving. Daarnaast zijn er doelstellingen geformuleerd inzake het percentage van het afval dat gerecycleerd en hergebruikt moet worden. De komende jaren is het belangrijk dat deze uitgangspunten in de praktijk uitgevoerd gaan worden. Vanwege uitputting van natuurlijke hulpbronnen is het noodzakelijk dat er veel meer aan afvalpreventie gedaan wordt. Het gaat hierbij niet alleen om het terugdringen van de hoeveelheid afval, maar ook over het vermijden van schadelijke stoffen of moeilijk verwerkbare onderdelen in producten. Bij de ontwikkeling van producten moet rekening gehouden worden met het feit dat het product eens als afval verwerkt zal worden. Onnodig verplaatsen van afval moet voorkomen worden. In alle EU-lidstaten dienen dezelfde regels te gelden voor afvalverwerking zodat het niet meer loont afval van het ene naar het andere land te verslepen om zo strengere verwerkingseisen te ontlopen. De uitvoer van gevaarlijk afval naar landen buiten de EU is al verboden. Dit kan weliswaar hogere verwerkingskosten opleveren, maar voorkomt grote milieu- en gezondheidsproblemen elders. Door gebrek aan controle en handhaving zijn er regelmatig problemen rond uitvoer van gevaarlijk afval. Wij willen dat de Europese Commissie meer werk maakt van controle en handhaving. De ontmanteling van onze sloopschepen vindt in Azië plaats onder schrijnende omstandigheden. Wij willen dat er in EUverband verder gewerkt wordt aan oplossingen. In de onder onze verantwoordelijkheid geschreven resolutie daarover worden mogelijkheden aangegeven, zoals een sloopfonds en het gebruik van oude scheepswerven, die verder uitgewerkt dienen te worden.
Wetgeving en handhaving
Een aangescherpt milieubeleid op Europees niveau ondersteunt het Nederlandse beleid en verbetert ook de concurrentiepositie van ondernemingen die hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nakomen. Naast specifiek milieubeleid is het belangrijk dat het belang van het milieu meeweegt op andere beleidsterreinen. Dit ‘vergroenen' van het beleid houdt in dat door Europa verstrekte subsidies geen schadelijke bijwerkingen op milieugebied hebben. Op deze manier doen we recht aan het duurzame beheer van de schepping. Het principe ‘de vervuiler betaalt' is hier van grote betekenis. Uitvoering en handhaving van de milieuwetgeving heeft de komende jaren prioriteit. De hoeveelheid inbreukprocedures van de Europese Commissie richting lidstaten is op dit moment te groot. Door meer inspanningen van lidstaten op uitvoeringsgebied zal dit aantal teruggebracht moeten worden. Indien een lidstaat daarbij onvoldoende vooruitgang boekt, moet de Europese Commissie maatregelen nemen die de betreffende lidstaat stimuleren om alsnog zijn doelstellingen te halen. Een belangrijk instrument om meer te bereiken bij de handhaving van milieuwetgeving is een EU richtlijn voor milieu-inspecties, waarbij milieu-inspecties in de lidstaten op een meer geharmoniseerde wijze uitgevoerd worden. Hierdoor zal er meer milieuwetgeving uitgevoerd worden en wordt oneigenlijke concurrentie op milieugronden tegengegaan.
Volksgezondheid
Volksgezondheidbeleid wordt voor een belangrijk deel vormgegeven op nationaal niveau. Preventieve gezondheidszorg vormt een integraal onderdeel van Europees beleid voor consumentenbescherming. Zowel bij voedsel als bij non-food producten spelen veiligheids- en gezondheidsaspecten een belangrijke rol. Het gaat daarbij ondermeer om de bestrijding van dierziekten als BSE en het opstellen van de maximaal toegestane hoeveelheid pesticidenresiduen op groente en fruit. De etikettering van levensmiddelen, het antirookbeleid en de preventie van alcoholmisbruik zijn elementen van Europese regelgeving waarin volksgezondheidsaspecten en consumentenbescherming een belangrijke rol spelen. Regelgeving die is gericht op de veiligheid en gezondheid van consumenten steunen wij van harte. De handhaving van deze regels, die ook moeten gelden voor import, moet echter wel sterk worden verbeterd. Onderwijs en onderzoek Nationale parlementen beslissen over ieder Europees wetgevingsvoorstel op het gebied van onderwijs. Het Europees Parlement beslist over het Europees geld voor de onderwijsprogramma's. In de periode tot 2013 is er door de Europese Commissie onder andere geld uitgetrokken voor de programma's ‘Een leven lang leren' en ‘Erasmus Mundus' (uitwisselingsprogramma's met als doel het interculturele begrip van de student en de kenniseconomie te stimuleren). De ChristenUnie en SGP steunen innovatie en internationalisering in en van het (hoger) onderwijs. Beleid daartoe moeten lidstaten echter op nationaal niveau kunnen bepalen. Elke lidstaat heeft een eigen, unieke identiteit. Europese regelgeving mag de vrijheid van onderwijs in Nederland daarom niet in gevaar brengen. Wetenschappelijk onderwijs en onderzoek worden steeds meer in Europees verband opgezet. Wij steunen onderzoek naar alternatieve energiebronnen. Innovatie op dat terrein is van groot belang om een duurzame samenleving te creëren. Vanuit het oogpunt van effectiviteit en efficiëntie moeten problemen bij de bron worden aangepakt. Onderzoek naar meer duurzame vormen van transport, bouw en energieopwekking zijn dan van groot belang. Een ethische begrenzing op het gebied van wetenschappelijk onderzoek is belangrijk. Niet alles wat technisch mogelijk is, moet ook altijd worden onderzocht of ontwikkeld. Dit geldt ook voor het nieuwe Europees Instituut voor Technologie (EIT) waarin universiteiten en onderzoeksinstellingen zullen samenwerken op het gebied van de toegepaste nanotechnologie. Hierbij wordt de structuur van materialen op nanoschaal (kleiner dan microscopische schaal) aangepast waardoor ze andere eigenschappen krijgen en producten verbeterd kunnen worden. Machines kunnen bijvoorbeeld worden voorzien van onderdelen die meer slijtvast zijn. Het is nog onbekend wat de langetermijneffecten zijn wanneer nanodeeltjes in het menselijk lichaam komen via bijvoorbeeld inademing of wanneer ze in de natuur komen, bijvoorbeeld via het grondwater. De ChristenUnie en SGP pleiten ervoor om diepgaand onderzoek te doen naar de risico's voor volksgezondheid en milieu voordat nanotechnologie grootschalig wordt toegepast. Op het gebied van biotechnologisch onderzoek zijn er grote verschillen tussen de lidstaten, vooral bij onderzoek met menselijke embryo's. De ChristenUnie en SGP willen niet dat embryo's voor onderzoeksdoelen tot stand gebracht worden. In het Verenigd Koninkrijk is men bezig met het doen ontstaan van embryo's waarbij genetisch materiaal van mensen en dieren wordt gecombineerd om daarmee onderzoek te kunnen doen. Dit is een ethisch onverantwoorde poging om de grens tussen mens en dier, die God als Schepper heeft getrokken, te overschrijden. Wij pleiten voor een verbod op dit soort onderzoek. Zowel de EU als de Verenigde Naties zouden aan dit verbod moeten meewerken. Embryonaal stamcelonderzoek mag niet door de EU worden gefinancierd, omdat daarbij menselijke embryo's worden vernietigd. Dit hebben ChristenUnie en SGP al lange tijd benadrukt. In verschillende EU lidstaten is embryonaal stamcelonderzoek verboden. Het kan niet zo zijn dat die lidstaten dat onderzoek indirect wel meefinancieren via hun algemene EU bijdrage. Een wetenschappelijke doorbraak geeft des te meer aanleiding om embryonaal stamcelonderzoek stop te zetten. 12 Verkiezingsprogramma ChristenUnie SGP Door deze technologie kunnen volwassen stamcellen worden verkregen die dezelfde eigenschappen hebben als embryonale stamcellen, zonder dat hierbij menselijke embryo's vernietigd worden. Wij roepen de Europese Commissie op om de financiering van embryonaal stamcelonderzoek zo spoedig mogelijk te staken.
Actiepunten:
|
Hoofdstuk 3 Goede buur en betrouwbare partner
De mondialisering van de wereldhandel en de grensoverschrijdende conflicten in onder andere Oekraïne, de Kaukasus en het Midden-Oosten maken Europese coördinatie van het buitenlandbeleid van de lidstaten noodzakelijk. Buitenlands beleid is niet alleen een noodzaak, maar ook een verantwoordelijke plicht. De Europese Unie is één van de rijkste delen van de wereld en moet anderen laten delen in die welvaart. Goede buurbetrekkingen en betrouwbaar partnerschap in buitenlands beleid, internationale handel en ontwikkelingssamenwerking geven daar vorm aan. Wij streven naar veilige en stabiele internationale verhoudingen en eerlijke wereldhandel. Ook willen we ons inzetten voor rechtvaardig ontwikkelingsbeleid, het bevorderen van mensenrechten en het respecteren en beschermen van minderheden.
Uitbreiding
Zowel voor de burgers van de EU als voor omliggende landen moet er duidelijkheid komen over de grenzen van de Europese Unie. Ook de integratiecapaciteit van de EU zelf speelt een rol. Het belangrijkste criterium is dat alleen die landen tot de EU kunnen toetreden die daadwerkelijk op het Europese continent liggen. Met dit criterium zijn er toetredingsperspectieven voor de landen van de Westelijke Balkan. Het toetredingsproces zal voor deze landen door hun afwijkende cultuur en recente geschiedenis niet gemakkelijk zijn. Naast de kandidaat-lidstaten Kroatië en Macedonië is er perspectief op toetreding voor Bosnië-Herzegovina, Servië, Montenegro en Albanië. Daarnaast zal de EU intensief betrokken blijven bij de ontwikkelingen in Kosovo. Een politiek instabiel Kosovo is niet in het belang van de EU en de omliggende landen. Wij willen dat al deze landen in het toetredingsproces individueel beoordeeld worden. Langs de oostgrens van de EU liggen Moldavië, Oekraïne en Wit-Rusland. Dit zijn Europese landen. Daarom moet het voor deze landen op de zeer lange termijn mogelijk zijn tot de Europese Unie toe te treden. Vanwege de offensieve houding van Rusland richting voormalige Sovjetrepublieken zou de EU er goed aan doen dit toetredingsperspectief aan deze landen duidelijk te maken. Op korte en middellange termijn kan van een daadwerkelijke toetreding geen sprake zijn. De democratische rechtsstaat, de economische situatie en de mensenrechten zijn daarvoor onvoldoende ontwikkeld. De betrekkingen tussen de EU en deze landen moeten de komende jaren verder uitgewerkt worden in het Europees Nabuurschapsbeleid (ENB).
Turkije
Sinds oktober 2005 voert Turkije toetredingsonderhandelingen met Brussel. Wij zijn echter van mening dat voor Turkije geen plaats is in de EU. Het land ligt voor het grootste deel buiten Europa. Om geografische, historische en culturele redenen, kan Turkije - een gewaardeerde NAVO-lidstaat - geen lid worden van de EU. Daarnaast maakt de huidige interne situatie het land ongeschikt voor toetreding tot de EU. De instabiele Turkse staatsinstellingen, de precaire positie van de kleine christelijke minderheid en het onopgeloste, complexe vraagstuk rondom de Koerden zijn daar voorbeelden van. Ook de kwestie Cyprus maakt de verhouding tot de EU gecompliceerd. De Europese Unie moet de toetredingsonderhandelingen met Turkije staken en het land een geprivilegieerd partnerschap aanbieden. Dit is eerlijker dan om de onderhandelingen voort te zetten en uiteindelijk alsnog een Turkse toetreding te blokkeren door middel van een referendum in een van de EU-lidstaten. Wanneer de toetredingsonderhandelingen met Turkije voortgezet worden zal het Europees Parlement blijven toetsen of Turkije voldoet aan de toetredingscriteria van Kopenhagen.
Goede buur en betrouwbare partner
Het Europees Nabuurschapsbeleid heeft de komende jaren prioriteit. De crisis in Georgië en het agressieve optreden van Rusland maken duidelijk dat de banden met onze buurlanden op het gebied van energie en veiligheid, met name aan de Europese oostgrens, van groot belang zijn. Dat geldt ook voor banden met de Kaukasische landen. De Europese Commissie moet voor deze landen een op maat gesneden programma ontwikkelen. Daarin moet naast aandacht voor economische en handelsbetrekkingen ook de ontwikkeling van democratie en mensenrechten bespreekbaar blijven. Naast een effectief en efficiënt nabuurschapsbeleid zal de EU haar betrekkingen met grote partnerlanden als China en Rusland vormgeven in hernieuwde partnerschappen. In deze partnerschappen kunnen niet alleen de handelsgeschillen besproken worden, maar moeten ook mensenrechtenschendingen bespreekbaar zijn. Handelsbelangen mogen nooit voor mensenrechten gaan. De Europese Unie onderhoudt bijzondere betrekkingen met de Verenigde Staten. Wij delen veel waarden met de Verenigde Staten, zowel op economisch en politiek terrein als op cultureel gebied. Het is van groot belang dat Europa een volwassen en eensgezinde houding naar onze Amerikaanse partner aanneemt. Dit moet leiden tot een meer gezamenlijk optreden in handelspolitiek en in internationale betrekkingen. De transatlantische samenwerking kan variëren van een gezamenlijke zaak bij de Wereldhandelsorganisatie (WTO) tot betere coördinatie op het gebied van de buitenlandpolitiek (Iran, Noord-Korea).
Israël
Op grond van de Bijbel weten wij ons nauw verbonden met het Joodse volk. De staat Israël verdient op grond van historische en morele argumenten politieke steun. Het is de enige democratie in het Midden-Oosten en een nationaal tehuis voor Joden wereldwijd. De EU zal garant moeten staan voor het respect van Israëls grenzen. In het vredesproces kan alleen vooruitgang worden geboekt als de buurlanden en de Palestijnse groeperingen Israël erkennen en het geweld afwijzen. Vanzelfsprekend dient ook Israel, net als andere landen, te opereren binnen de kaders van het internationale recht. Wij steunen de lijn van de Europese Raad om de betrekkingen met Israël te versterken op economisch, technologisch en wetenschappelijk gebied. ChristenUnie en SGP pleiten voor het normaliseren van de internationale betrekkingen met Israël. Internationale partners moeten Israëls staatkundige bestaansrecht erkennen en onderschrijven dat Israël een Joodse staat is. De EU heeft een associatieverdrag met Libanon gesloten terwijl een soortgelijk verdrag met Syrië eraan komt; landen van waaruit de veiligheid van de grenzen van Israël bedreigd wordt. Ook wordt het land vanuit Iran bedreigd door de ontwikkeling van atoomwapens. De Europese Unie moet in nauwe samenwerking met de Verenigde Staten en het internationaal atoomagentschap deze dreiging onderkennen en alle middelen inzetten om de productie van een kernbom te stoppen. De inwoners van de Palestijnse gebieden hebben recht op een menswaardig bestaan. Op dit moment is een werkbaar Palestijns bestuur niet mogelijk door het feit dat het een deel van deze gebieden door de terreurorganisatie Hamas wordt gecontroleerd en een ander deel door Fatah. De EU moet druk op de Hamas zetten met als doel om deze organisatie politiek buitenspel te zetten. Hierna dient de EU de Palestijnse autoriteiten te ondersteunen in het opzetten en onderhouden van goed bestuur met oog voor mensenrechten, godsdienstvrijheid en democratische waarden te garanderen. Pas als dit bereikt wordt, is er een tweestatenoplossing mogelijk. De Europese Unie zal de controle op de Europese subsidies aan Israëlische en Palestijnse organisaties moeten verbeteren. De Europese subsidies zijn niet bedoeld om politieke activiteiten te financieren die het conflict negatief beïnvloeden.
Bescherming van minderheden
Vrijheid van geloofsovertuiging en mensenrechten zijn niet vanzelfsprekend. In tal van landen worden minderheden vervolgd of stelselmatig achtergesteld. We denken aan christenen in India, Irak, Centraal-Azië en China. Politieke druk door de Europese Unie kan verschil maken voor mensen daar. Het is bemoedigend te zien dat druk vanuit Europa daadwerkelijk kan bijdragen aan de vrijlating van individuele christenen of de verbetering van de positie van een christelijke minderheid in een land. In goede samenwerking met adequate hulporganisaties willen we de positie van vervolgde geloofsgenoten onder de aandacht blijven brengen.
Veiligheid en defensie
Naast een Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) wil de EU een Europees Veiligheids en Defensiebeleid (EVDB) verder ontwikkelen. Dat kan alleen als het defensiebeleid van de EU steunt op een gemeenschappelijk buitenlands beleid. De missies vanuit het defensiebeleid kunnen militair en civiel van aard zijn. Wat betreft het GBVB en het EVDB heeft de praktijk echter uitgewezen dat er vaak niet met één gemeenschappelijke Europese stem gesproken kon worden. Daarbij komt dat de Europese lidstaten veelal onvoldoende civiele en militaire middelen aandragen voor de Europese missies. De ChristenUnie en SGP vinden dat het gemeenschappelijk defensiebeleid de vrede, gerechtigheid en veiligheid moet bevorderen in de wereld. Militaire macht is daarbij onontbeerlijk. De nadruk van het EVDB moet liggen op verantwoordelijkheid dichtbij huis. Een goede taakverdeling tussen de NAVO en de EU is van belang. De NAVO is de hoeksteen van Europa's veiligheid. Een gemeenschappelijk defensiebeleid is alleen nuttig als het coördinerend werkt met de NAVO. Aan een veiligheidsstrategie ten aanzien van landen als Iran en de conflictgebieden langs de grenzen van de Europese Unie wordt daarom in nauwe samenhang met de NAVO gewerkt. Met vredesopbouwende activiteiten kan de EU zich onderscheiden van de NAVO. De EU moet werken aan civiele samenwerking, het opbouwen van de infrastructuur en economie, de opbouw van een democratisch staatsbestel en het ontwikkelen van veiligheid op nationaal en regionaal niveau.
Europees energiebeleid
Voor onze energievoorziening zijn we voor een groot deel afhankelijk van landen buiten de Europese Unie. Het gaat dan om landen in het Midden-Oosten en Rusland. De ChristenUnie en SGP streven naar een beleid dat gericht is op energiediversificatie. De EU moet de afhankelijkheid van deze staten voor olie en gas verminderen. Er moeten nieuwe routes voor gas- en olieleidingen ontwikkeld worden in andere landen, zoals de landen in Centraal-Azië, de Kaukasus en de Balkan. Daarnaast moet de EU in gezamenlijkheid de onderhandelingen voeren met derde landen over energielevering. Zo wordt de onderhandelingspositie sterker dan wanneer de lidstaten afzonderlijk onderhandelen. Ook dreigt anders het gevaar dat Rusland de lidstaten tegen elkaar uitspeelt. Met name voor de nieuwe lidstaten is een gemeenschappelijk energiebeleid noodzakelijk. Zij zijn sterk afhankelijk van Russische energie. Bovendien staat hun eigen energieproductie onder druk van, de door de EU afgedwongen, sluiting van verouderde kerncentrales. Krachtig en sol ide internationaal handelsbeleid De ChristenUnie en SGP pleiten voor een solide en krachtig handelsbeleid. De landen van de EU worden gezamenlijk geconfronteerd met de gevolgen van mondialisering van de handel. Het is effectiever en krachtiger als de Europese Unie met landen als de Verenigde Staten en China onderhandelt en niet als afzonderlijke lidstaten. In het Verdrag van Lissabon zijn nieuwe bevoegdheden voor het Europees Parlement opgenomen. Voor de verdediging van de Europese handelsbelangen is het van groot belang dat de EU beschikt over solide instrumenten, waarmee we ons kunnen verdedigen tegen oneerlijke handelspraktijken uit landen als China of Rusland. De economische schade van het kopiëren van Europese producten of uitvindingen in deze landen is enorm. In zulke gevallen moet de Unie beschikken over een adequaat sanctiebeleid. Het Europese handelsbeleid mag niet alleen gericht zijn op de verbetering van onze eigen positie. Door middel van handel kunnen we samen werken aan het verbeteren van de positie van mensen die minder welvarend zijn. De EU moet zich maximaal inzetten om de Doha-ronde vlot te trekken. De bestaande regeling voor toegang van producten tot de Europese markt voor ontwikkelingslanden moet optimaal benut worden. Het is daarbij van groot belang om onderscheid te maken tussen de armste ontwikkelingslanden en opkomende economieën als China, India en Brazilië. Het belangrijk om te controleren dat de armste landen niet als doorvoerlanden gebruikt worden voor producten uit andere landen, die geen gebruik mogen maken van deze speciale toegangsregeling. ChristenUnie en SGP vinden dat de armste landen technische bijstand van de EU moeten krijgen. Hiermee moeten zij geholpen worden om hun exporten te laten voldoen aan Europese productnormen en eisen. Voor eerlijke wereldhandel is een sterke Wereldhandelsorganisatie (WTO) nodig, die niet alleen rekening houdt met economische belangen maar ook met andere normen zoals sociale normen, milieu en dierenwelzijn. Deze kan haar rol als scheidsrechter blijven vervullen voor eerlijk internationaal handelsverkeer en als stimulator voor het afbouwen van tarifaire en non-tarifaire barrières. Helaas is de WTO er tot op heden niet in geslaagd de ‘non trade concerns' een plaats te geven in het internationale handelsbestel. Ook is er weinig ruimte ontstaan voor arme ontwikkelingslanden om delen van hun fragiele economie af te mogen schermen van vrijhandel. Op veel plaatsen in de wereld is er geen aandacht voor sociale, milieu- en dierenwelzijnsnormen. De WTO staat het niet toe om producten die met kinder- of dwangarbeid gemaakt zijn, te weren van de markt. Daarnaast moeten Europese producten concurreren met geïmporteerde producten uit derde landen, die onder erbarmelijke omstandigheden gemaakt zijn. ChristenUnie en SGP staan erop dat de EU binnen de WTO pleit voor het opnemen van non-trade concerns in de handelsverdragen, optreedt tegen misstanden in productiewijzen (kinderarbeid) en opkomt voor de bescherming van de fragiele economie van arme ontwikkelingslanden.
Rechtvaardig ontwikkelingsbeleid
Wij willen naast een eerlijk handelsbeleid ook een rechtvaardig ontwikkelingsbeleid. Het belangrijkste doel van het Europese ontwikkelingsbeleid is de coördinatie van de door de lidstaten geboden hulp. Ontwikkelingsbeleid blijft een nationale taak. De Europese Unie beheert eigen projecten en fondsen, vormgegeven langs richtlijnen zoals beschreven in de Verklaring van Parijs. Europese ontwikkelingshulp is belangrijk, maar mag niet in conflict komen met nationale ontwikkelingsprogramma's. Een centrale plaats in het Europese ontwikkelingsbeleid is weggelegd voor armoedebestrijding en aandacht voor zwakkeren en vluchtelingen. Eerlijke handel, goede arbeidsomstandigheden en duurzame capaciteitsopbouw staan daarbij centraal. Bij de bestrijding van HIV/Aids vinden wij het van belang in te zetten op preventie en het opvangen van de sociale gevolgen. De aanpak zal per regio verschillen. Het herstellen of versterken van de sociale infrastructuur is belangrijk om inkomensmogelijkheden voor het gezin te behouden. Daarnaast moet preventie en informatievoorziening een centrale plaats in EU-programma's krijgen. Deze voorlichtingsprogramma's moeten zich primair richten op de waarde van trouw binnen het huwelijk en seksuele onthouding buiten het huwelijk. De ChristenUnie en SGP zijn van mening dat ‘reproductieve gezondheid' niet eenzijdig uitgelegd mag worden als mogelijkheden voor abortus en toegang tot voorbehoedsmiddelen. Voor ons staan voor op in dat beleid: veilige zwangerschappen, goede zorg voor moeders en het reduceren van de kwetsbaarheid van moeder en kind.
Actiepunten:
|
Hoofdstuk 4 Rechtvaardig, Veilig en Sociaal
Een goed functionerende interne markt vraagt om open grenzen voor personen, goederen en diensten. Die open grenzen hebben ons veel voordeel gebracht. Zonder lange wachtrijen voor controles kan van het ene naar het andere land worden gereisd. Die open grenzen leveren ook nieuwe vragen en problemen op. Criminelen bewegen zich nu immers ook vrij door Europa. Mensen van buiten de EU kunnen als ze zich éénmaal in de EU bevinden vrij bewegen. Dat vraagt om een antwoord van de Europese Unie en de lidstaten.
Immigratie
De overheid heeft de taak om zorg te dragen voor de goede orde in de samenleving. Duidelijke immigratiewetgeving draagt daaraan bij. Legale immigratie zal op beperkte schaal een bijdrage leveren aan de oplossing van het vergrijzingsprobleem in enkele lidstaten. De lidstaten bepalen zelf of immigranten zich mogen vestigen. Daarom komen er geen Europese quotaregelingen voor migranten. Wij pleiten voor een heldere regeling die duidelijk maakt onder welke voorwaarden legale migranten in de EU kunnen verblijven. Hierbij valt te denken aan seizoenswerkers, studerenden en mensen met een tijdelijk arbeidscontract. Op deze wijze kunnen immigranten deelnemen aan het vrije verkeer in de Europese Unie. Om te voorkomen dat mensen met een opleiding wegtrekken uit ontwikkelingslanden zal geïnvesteerd moeten worden in de betrekkingen met de landen van herkomst. Mensen die met een werkvergunning in de Europese Unie komen zullen na een bepaalde periode de Europese Unie ook weer verlaten. De terugkeer van migranten met een tijdelijke verblijfsregeling zal worden gestimuleerd. Illegale immigratie leidt tot een mensonwaardig bestaan. De bestrijding van illegale immigratie moet de komende jaren prioriteit krijgen. Dat betekent grenscontroles aan de buitengrenzen intensiveren en het bestrijden van illegale arbeid. Het agentschap dat de bewaking van de buitengrenzen coördineert, Frontex, zal over mensen en middelen moeten beschikken om de taak goed en rechtvaardig uit te oefenen. De lidstaten worden opgeroepen om hun toezeggingen ook waar te maken. De bevoegdheden voor de bewaking van de grenzen blijven bij de lidstaten. Alleen de lasten worden verdeeld. Om het tewerkstellen van illegale immigranten effectief te bestrijden zal in alle lidstaten illegaal werk strafbaar gesteld moeten worden. De Europese Unie zal hierin coördineren. Mensenhandel en mensensmokkel moeten actief worden bestreden. De lidstaten moeten op dit terrein door verdere samenwerking de bestrijding verbeteren.
Asielbeleid
Het heeft onze voorkeur dat asielzoekers worden opgevangen in de regio waar ze vandaan komen. Daar zal de toetsing van de asielaanvraag ook plaats moeten vinden. De EU zal financiële middelen moeten vrijmaken om opvang en hervestiging van asielzoekers in de regio van herkomst mogelijk te maken. De Europese Unie zal de komende jaren verder werken aan een humaan en rechtvaardig asielbeleid. In de afgelopen jaren is een asielbeleid tot stand gekomen wat bestaat uit minimumnormen. We pleiten voor een ruimhartige opvang van mensen die in hun eigen land vervolgd worden. De regelgeving moet helder zijn en de procedures rechtvaardig. Daarnaast zal bij terugkeer naar het land van herkomst goede begeleiding moeten worden gegeven.
Drugs
De rapporten van het Europees Drugsagentschap in Lissabon laten jaarlijks nieuwe verontrustende gegevens zien over de toename van drugsgebruik in de Europese Unie. In de strijd tegen drugs zijn de lidstaten van de Europese Unie samen met de VN verplichtingen aangegaan om drugshandel en drugsgebruik te bestrijden. Het Nederlandse gedoogbeleid staat hier haaks op en zal anders moeten. Daarnaast moet Europa zich sterk maken om drugshandel vanuit derde landen effectief te bestrijden en het gebruik in de lidstaten te ontmoedigen.
Terrorisme en privacy
Terroristen trekken zich niets aan van de nationale of Europese grenzen. Door het toegenomen gebruik van moderne communicatiemiddelen zijn terroristen in staat wereldwijd te opereren. Terrorismebestrijding kan daarom niet zonder effectieve internationale samenwerking. Niet alleen tussen landen in Europa, maar ook met de VS. Terrorismebestrijding moet niet automatisch leiden tot het vergaand inleveren van privacy door burgers. Bij elke maatregel die wordt genomen op het gebied van terrorismebestrijding moet verantwoording worden afgelegd over de verhouding tot de privacy van burgers. Doelmatigheid en noodzakelijkheid moet bij elke maatregel worden aangetoond. Het uitwisselen van steeds meer informatie, van steeds meer burgers en voor een steeds langere periode, betekent een uitholling van doelmatigheid en de noodzakelijkheid. Maatregelen moeten na verloop van tijd worden geëvalueerd op het punt van effectiviteit.
Justitiesamenwerking
Een goede samenwerking op het terrein van justitie heeft de voorkeur boven nieuwe Brusselse regels. Open grenzen voor vrij verkeer van personen, goederen en diensten heeft ook consequenties voor grensoverschrijdende criminaliteit. Op nationaal niveau moeten de lidstaten werken aan betrouwbare en goed functionerende politie en justitiediensten. Binnen Eurojust en Europol kan samenwerking tussen de lidstaten verder vorm krijgen. Met name bij de bestrijding van kinderporno en illegale kansspelen zal samenwerking verbeterd moeten worden. Een gecoördineerd optreden van de autoriteiten is nodig om mensenhandel te bestrijden. Veel slachtoffers van mensenhandel, vrouwen, kinderen en ook mannen komen terecht in prostitutie of slavenarbeid. De Unie heeft de plicht zich het lot van deze mensen aan te trekken. Juist hier vraagt grensoverschrijdende misdaad een krachtige samenwerking van politie en justitie. Op het terrein van harmonisatie van strafrechtelijke bepalingen bepleiten wij terughoudendheid bij nieuwe initiatieven. Er zijn en blijven grote verschillen tussen de lidstaten op het terrein van het strafrecht. Wel zal er verder gewerkt moeten worden aan het wederzijds erkennen van strafrechtelijke sancties en bijbehorende beroepsverboden. Hiertoe moet de informatie-uitwisseling tussen de lidstaten worden verbeterd. De door de Europese Commissie ingestelde justitiële samenwerking kent echter haar grenzen. Het personen- en familierecht moet primair een nationale aangelegenheid blijven en mag niet door Europa worden geharmoniseerd in het kader van adequate rechtsbescherming. Concreet betekent dit dat de lidstaten de ruimte moeten behouden om het persoon- en familierecht op eigen wijze in te kleden en niet verplicht worden vreemd persoon- en familierecht te erkennen of toe te passen wanneer dit in strijd is met haar eigen personen- en familierecht. Het Nederlandse huwelijkrecht tussen personen van het gelijke geslacht of het Nederlandse echtscheidingsrecht mag nooit in het kader van rechtsbescherming van Europese burgers worden geëxporteerd naar lidstaten als Polen en Malta. De Europese Unie is op deze terreinen niet bevoegd tot harmonisatie over te gaan en daarnaast bestaat er geen noodzaak toe. Europese burgers kunnen altijd terecht bij de rechter van het huwelijkrecht dat op hun huwelijk van toepassing is.
Sociaal beleid
Er bestaan binnen de EU grote verschillen tussen de lidstaten betreffende het sociaal beleid. In sommige lidstaten ontbreekt een wettelijk minimum loon, zijn CAO's niet algemeen bindend en is ontslagbescherming afwezig. Invoering van een Europees gemiddelde zou afbreuk doen aan de sociale zekerheid van Nederlandse werknemers. Harmonisatie van sociale wetgeving is niet wenselijk. Wel kan door de opencoördinatie methode verder worden gewerkt aan het wegwerken van concurrentieverstorende verschillen in sociaal beleid. Het verplaatsen van productie naar Oost-Europese landen wegens het ontbreken van een goed sociaal beleid moet worden ontmoedigd. Vrij verkeer van werknemers mag niet ten koste gaan van de rechtspositie van Nederlandse werknemers. Nederlandse Arboregels, cao's en sociale premies moeten van toepassing zijn op iedereen die in Nederland werkt. Europese richtlijnen die dit ondermijnen, zoals de detacheringsrichtlijn, moeten worden aangepast. Open grenzen voor werknemers uit Oost Europa is geen probleem, zolang er maar geen oneerlijke concurrentie ontstaat. Bij Europese aanbesteding, bijvoorbeeld door gemeenten (thuiszorg), worden de opdrachten alleen gegund aan die bedrijven die hun werknemers het CAO loon van de sector betalen. De Europese regels dienen dat toe te staan.
Actiepunten:
|
Hoofdstuk 5 Afhankelijk of zelfvoorzienend?
Voedsel is voor de mens een eerste levensbehoefte. Niet voor niets worden landbouw en visserij aangeduid als de primaire sector. Boeren, tuinders en vissers zijn dagelijks bezig met de productie van ons voedsel. Landbouw en visserij zijn bijzondere en kwetsbare sectoren. Voldoende voedsel is niet vanzelfsprekend beschikbaar. Boeren werken met levende dieren en met gewassen die buiten moeten groeien. Vis moet groeien in de zee. Boeren en vissers zijn daarom in grote mate afhankelijk van de natuur en wij zeggen: van God die al het leven onderhoudt. Maar zij hebben zelf ook invloed op de natuurlijke omgeving. De mens is geroepen, als rentmeester, de aarde te bebouwen, maar ook om haar te bewaren.
Landbouw
In Nederland is het aandeel van de land- en tuinbouw in de economie samen met de verwerkende industrie zo'n 10%. Ook is deze sector een belangrijke werkgever. In andere EU-landen is de rol van de landbouw vaak nog groter. ChristenUnie en SGP vinden dat Europa een taak heeft in het beschermen van de maatschappelijke waarden van het landbouwbeleid. Deze worden niet vanzelfsprekend nagestreefd in een geliberaliseerde landbouwmarkt. Voedselzekerheid is belangrijke waarde. In 2007 hebben we kunnen zien wat een combinatie van factoren, zoals misoogsten, veranderende consumptiepatronen in opkomende economieën als India, China en Brazilië en concurrentie door biobrandstoffen, voor invloed hebben op de wereldvoedselprijzen en daarmee op de voedselvoorziening van de allerarmsten. Hoe voeden wij de wereldbevolking die naar verwachting van de Verenigde Naties zal groeien tot 9 miljard mensen in 2050? Dat zijn belangrijke vragen en rechtvaardigen de hernieuwde aandacht voor de voedselproductie. Voedselzekerheid moet wat ons betreft gepaard gaan met een zekere mate van zelfvoorzienendheid, voor Europa en voor ontwikkelingslanden. Niet alleen de wet van de laagste kostprijs moet bepalen waar het voedsel geproduceerd wordt. Het stimuleren van productie in de regio waar die ook geconsumeerd wordt is een goed uitgangspunt. Europa is nu afhankelijk van importen van veevoer uit Zuid- Amerika en de Verenigde Staten. Maar ook binnen Europa kan regionaal produceren gestimuleerd worden door limieten te stellen aan transporttijden van levende dieren waardoor dierenleed wordt voorkomen. Diergezondheid, dierenwelzijn en milieu zijn belangrijke waarden voor ChristenUnie en SGP. Landbouwdieren zijn meer dan economische productie-eenheden. Het zijn medeschepselen. Daarom moet er op een verantwoorde manier mee worden omgegaan. ChristenUnie en SGP willen duurzame productiemethoden stimuleren en milieubelastende methoden ontmoedigen. Natuurbeschermingsrichtlijnen zijn een belangrijk middel om natuurwaarden te beschermen. Wel moet worden voorkomen dat in nationale wetgeving ingevoerde richtlijnen concurrentieverstorend werken doordat ze in de ene lidstaat heel anders uitwerken dan in de andere. Een aantrekkelijk landschap is waardevol. Het cultuurlandschap is grotendeels bepaald door de grondgebonden landbouw. Boeren hebben in Europa meer dan 70% van het landschap in beheer. In Nederland is er de ‘strijd' om ruimte tussen stad en platteland. Karakteristieke landschappen willen we behouden voor de leefbaarheid, recreatie en voor de cultuurhistorische en natuurwaarden. De beste garantie daarvoor is het voortbestaan van een levensvatbare actieve landbouw in deze gebieden met gezinsbedrijven en agrarische natuur als belangrijke kenmerken.
Landbouwbeleid verder hervormen
Het Europese landbouwbeleid is één van de oudste beleidsterreinen in de Europese samenwerking. Voldoende, betaalbaar en gezond voedsel waren naast het bestaansrecht voor boeren de doelstellingen. De landbouwproductie werd gestimuleerd en ondersteund. Dit beleid bleek echter te leiden tot overproductie. De laatste 15 jaar zijn daarom ingrijpende hervormingen doorgevoerd. We gaan van een systeem dat de productie stimuleerde naar een marktgeoriënteerde benadering. Marktgericht produceren is een prima uitgangspunt. Het is goed dat boeren niet produceren ‘voor de subsidie', maar die gewassen verbouwen waar behoefte aan is. Handelsverstorende subsidies of heffingen zijn niet de juiste instrumenten. Ontkoppeling van subsidies van productie is daarom noodzakelijk. Wij verwachten niet alles van marktwerking. Vergaande liberalisering werkt sterke schaalvergroting en intensivering in de hand om zo goedkoop mogelijk te produceren. Daardoor krijgen gezinsbedrijven het steeds moeilijker en zal de druk om het landschap economischer in te richten toenemen. Dierenwelzijn komt onder druk te staan. Ook kan een kostprijsgedreven model leiden tot toename van de afstand die voedsel aflegt tussen producent en consument. De roep om goedkopere genetische gemanipuleerde organismen (GGO) toe te laten wordt daarbij steeds luider. Deze ongewenste gevolgen zijn voor ons reden beheerste marktwerking na te streven. GGO's zijn niet de oplossing voor het wereldvoedselvraagstuk. Er kleven diverse nadelen aan. Zo zijn ze een bedreiging voor de biodiversiteit. Tevens wordt de afhankelijkheid van boeren van multinationale technologiebedrijven te groot. In ethisch opzicht zijn er principiële vragen bij te stellen. Wij pleiten daarom voor uiterste terughoudendheid en tenminste keuzevrijheid voor de consument door een GGO-vrije keten te garanderen. Onze bezwaren tegen genetische manipulatie zijn groter indien de modificatie soortgrenzen overschrijdt (transgenese), dan wanneer modificatie binnen de soorten blijft (cisgenese). Patenteren van cisgenesegewassen zou niet mogelijk moeten zijn. Europese boeren moeten uitzicht hebben op bestaanszekerheid. Dat is in het belang van de inwoners van Europa en vanwege de belangrijke functies die de landbouw vervult. ChristenUnie en SGP willen in de EU-begroting vanaf 2013 inkomensondersteuning van boeren die past bij de gestelde doelen. De gezinsbedrijven dienen voldoende ondersteuning te krijgen. Zij krijgen relatief meer steun dan de grote bedrijven. De overheid zal wel randvoorwaarden op het gebied van dierenwelzijn, biodiversiteit en milieu stellen. Deze moeten helder, eenduidig en doelmatig zijn. Belonen werkt beter dan straffen. Daarom moeten bedrijven die innoveren en verduurzamen worden bevoordeeld. Inspanningen moeten worden beloond. Naast de primaire producenten moeten ook ketenpartijen en consumenten hun verantwoordelijkheid nemen. De overheid zal dat stimuleren. Als de vraag naar duurzaam geproduceerde producten tegen een eerlijke prijs toeneemt, is dit voor de boer een extra stimulans om duurzamer te produceren. Voedselzekerheid en zelfvoorzienendheid komen tot uiting in regionalisering van de productie. Door perspectief te bieden aan de productie van plantaardige eiwitten kan Europa de afhankelijkheid van import van veevoergrondstoffen verkleinen. Regionale productie vermindert ook binnen Europa het gesleep met dieren en daarmee dierenleed. Om te voorkomen dat boeren moeten stoppen met hun bedrijf als gevolg van crisissituaties zoals dierziekten of extreme weersituaties, moet er een vangnet zijn. We denken hierbij aan speciale verzekeringen die niet marktverstorend werken. Dat neemt niet weg dat de EU vaccinatie van de veestapel moet toestaan om besmettelijke ziekten als MKZ en vogelpest te bestrijden. Gevaccineerde dieren hoeven niet geruimd te worden. Hun producten komen in ieder geval voor Europese consumptie beschikbaar. Sommige boeren ondervinden nadelen van het natuurlijke landschap zoals in berggebieden. Ook het cultuurhistorische landschap en keuzes die gemaakt zijn over hoog waterpeil in veenweidegebieden zijn nadelig voor boerenbedrijven. Aanwezigheid van boeren in deze landschappen is vaak zeer gewenst, omdat zij het landschap zoals het nu is onderhouden. Deze boeren moeten een beloning krijgen die recht doet aan de extra inspanningen die zij moeten leveren. Als boeren deze regio verlaten of hun bedrijf moeten beëindigen is dat niet goed voor de leefbaarheid en het landschapsbeheer. Het aanstellen van landschapsbeheerders is een veel duurdere oplossing. Voor ontwikkelingslanden is voldoende beschikbaar en betaalbaar voedsel cruciaal. Coherent optreden in het handels- en ontwikkelingsbeleid is van mondiaal belang voor een verantwoorde voedselvoorziening. ChristenUnie en SGP willen meer aandacht voor de landbouwsector in het ontwikkelingsbeleid. Landbouw is de basis van de voedselzekerheid. Kennis en toegang tot grondstoffen en zoet water zijn daarbij de belangrijkste aandachtspunten.
Duurzaam in landbouw
Mestbewerking draagt bij aan verantwoord gebruik van mest. Daarom moet bewerkte mest (dunne fractie) worden toegestaan als kunstmestvervanger. Daarmee wordt bespaard op gebruik van energiebehoeftige kunstmest. De EU dient zich in te spannen om het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen te verminderen door bijvoorbeeld de ontwikkeling van nieuwe rassen en kweekmethoden te stimuleren. Niet tegen elke prijs, want tegenover reductie moet wel duidelijke milieuwinst staan en er moeten redelijke alternatieven zijn. ChristenUnie en SGP pleiten dan ook voor Europees beleid gericht op het terugdringen van vooral de meest schadelijke gewasbeschermingsmiddelen. Deze aanpak resulteert in een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en tegelijkertijd in een gegarandeerde en veilige voedselproductie. Boeren die moeten worden uitgekocht vanwege natuurontwikkeling moeten een redelijke prijs krijgen voor hun grond, zodat elders het bedrijf kan worden voortgezet. Staatssteunregels die dit belemmeren moet flexibeler worden.
Naar een duurzame visserij
Net als de landbouw is de visserij een economische sector die dicht bij de natuur staat, en ervan afhankelijk is. Het combineren van economische en milieu- belangen blijft een uitdagende opgave. Het is in het belang van natuur en milieu, maar ook van de vissers dat er duurzaam gevist wordt. Bedreigde visbestanden moeten worden beschermd. Voor de visserijsector moet er duidelijkheid komen. Dat betekent dat er meer lange termijn beheerplannen moeten komen. Het huidige systeem van quotaregelingen is niet overal doeltreffend. Wanneer andere reguleringinstrumenten zoals tijdelijke sluiting van gebieden of een zeedagenregeling doeltreffender zijn kan van het quotumsysteem worden afgestapt. Een progressieve zeedagenregeling, waarbij vissers die duurzamere vangstmethoden gebruiken meer dagen vissen, kan stimulerend werken. Veel visbestanden in de Europese wateren zijn overbevist. Er is sprake van overcapaciteit van de vloot. Ook komen door de hoge kosten vissers in moeilijkheden. Herstructurering moet gericht zijn op bedrijven die levensvatbaar zijn. Dat zijn bedrijven die minder afhankelijk zijn van dieselolieprijzen en die duurzaam vissen door gebruik van andere netten en vangstmethoden. Zij ontvangen steun om de benodigde omslag te maken. Duurzaam visserijbeleid kan alleen succesvol zijn als de handel en consument overstappen op duurzaam gevangen vis. Certificeringsystemen helpen daarbij en moeten worden gestimuleerd.
Viskweek
ChristenUnie en SGP menen dat Europa er goed aan doet zelf te investeren in viskweek, omdat er niet genoeg wilde vis gevangen kan worden om te voldoen aan de toegenomen vraag. Daarbij komt dat Europa de grootste importeur van visproducten in de wereld is. Natuur, milieu en dierenwelzijn, moeten randvoorwaarden zijn voor aquacultuur in Europa. Ook zou Europa als importeur eisen moeten kunnen stellen aan gekweekte vis. In het kader van keuzevrijheid voor de consument en eerlijke concurrentie is het van belang dat de etikettering van visproducten voldoende duidelijk maakt of het wild gevangen vis of gekweekte vis betreft.
Actiepunten:
|
Hoofdstuk 6 De grenzen van de markt
En goed functionerende interne markt is een belangrijke pijler van een rechtvaardig en sociaal Europa. De interne markt heeft bijgedragen aan de welvaart in de Europese Unie. Die welvaart willen we behouden om ook anderen daarin te laten delen. Het Europees beleid moet gericht zijn op het ondersteunen en begrenzen van de interne markt. De belangrijke elementen van dat beleid zijn een duurzaam transportbeleid, een solide energiemarkt en rechtvaardige concurrentieverhoudingen.
Transport
Een goed functionerende interne markt en een echt vrij verkeer van goederen vragen om een goed transportbeleid. De transportwereld is een sector met veel concurrentie. Veel goederenvervoerders, in het bijzonder de kleine transportondernemingen, hebben moeite het hoofd boven water te houden. Twee maatregelen vinden wij van belang om de transportsector toekomst te kunnen bieden. ChristenUnie en SGP vinden in de eerste plaats dat de Europese Unie een zondagrijverbod moet instellen, wat verschillende lidstaten momenteel reeds kennen. Op zondag zou in de gehele Europese Unie geen vrachtverkeer moeten plaatsvinden. Voor de samenleving is het goed om een dag in de week niet te werken en de zondagsrust te houden. Daarnaast zorgt een Europees zondagrijverbod er voor dat kleine ondernemers kunnen blijven concurreren met grotere transportondernemingen. Verder pleiten wij voor de definitieve opheffing van beperkingen van transport in andere lidstaten dan waar de transportondernemer is gevestigd. Dit wordt cabotage genoemd. Cabotage stimuleert eerlijke en rechtvaardige concurrentie tussen Europese transportondernemingen en het gaat het milieuonvriendelijke terugrijden van lege vrachtwagens tegen. De huidige regeling van rij- en rusttijden moet worden herzien. De rij- en rusttijden worden in de lidstaten op zeer verschillende en discriminerende wijze gehandhaafd. Dit is in strijd met het vrij verkeer van personen en goederen. In de nieuwe verordening moet ruimte zijn voor flexibiliteit in de rij- en rusttijden. De herziening moet ervoor zorgen dat transportondernemingen duidelijkheid krijgen over de rij- en rusttijden en de sancties op het overtreden van de regels. Verder zorgen heldere en redelijke regels er voor dat het beroep van transporteur aantrekkelijk blijft voor huidige en nieuwe werknemers. Het doorberekenen van de externe maatschappelijke kosten aan de transportsector draagt bij aan een duurzaam transport. De kosten van infrastructuur en milieuvervuiling worden doorberekend aan de vervoerders. Deze maatregel stimuleert efficiënt gebruik van transportmiddelen maar het bevordert ook eerlijke concurrentie tussen verschillende vervoersondernemingen. Het bevorderen van eerlijke concurrentie maakt het noodzakelijk dat de kilometerheffing in alle lidstaten op termijn verplicht wordt ingevoerd. De invoering van de kilometerheffing, maar ook van andere transportwetgeving, moet er voor zorgen dat de Europese transportsector efficiënt gaat functioneren en dat alle beschikbare vervoerscapaciteit, en dan in het bijzonder die van de binnenvaart, ten volle wordt benut. ChristenUnie en SGP willen dat het Europees TreinControlesysteem (ETCS) verder wordt ontwikkeld en toegepast in de lidstaten. De Europese Commissie zou door middel van gerichte financiering de ontwikkeling van het momenteel meest geavanceerde systeem (ERTMS 3.0) kunnen stimuleren. Dit vergroot de capaciteit van het spoor en leidt tot interoperabiliteit van de spoorsector. De spoorsector kan dan grensoverschrijdend werken en zich ontwikkelen tot een Europese transportsysteem. ChristenUnie en SGP zien een taak voor de Europese Unie in het ontwikkelen van transportnetwerken. De Trans Europese Netwerken (TEN-T) zijn initiatieven die bijdragen aan een schoner en goed ontwikkeld Europees transportsysteem. De Europese Unie zou de voorwaarden op het gebied van uitvoering en ontwikkeling moeten verbinden aan de financiering van deze projecten. Transportnetwerken tussen lidstaten zijn ook op lokaal niveau gewenst. Het aanbieden van openbaar vervoer in grensgebieden verloopt momenteel moeizaam. Dit komt onder meer door het verschillende aanbestedingsbeleid van de lidstaten. Daarnaast lopen de kosten in de eerste jaren van de exploitatie lopen zo hoog op dat het voor de lidstaten financieel niet rendabel is te investeren in het openbaar vervoer voor grensregio's. De aanbestedingswetgeving moet worden aangevuld met een speciale regeling voor openbaar vervoer in grensgebieden. Daarnaast moet de Europese Unie het geld dat bestemd is voor de oprichting van openbaar vervoersystemen in grensregio's beschikbaar stellen voor ondersteuning in de eerste twee jaar van exploitatie.
Energie
De ontwikkeling van een interne markt voor energie is in volle gang. Lidstaten koppelen hun netwerken aan elkaar en de EU stimuleert hen om meer te investeren in internationale verbindingen. Meer verbindingen tussen de netten van de lidstaten bevorderen de leveringszekerheid. De energiebedrijven met een eigen netwerk hebben een betere toegang tot het netwerk dan hun concurrenten die gebruik willen maken van dit zelfde energienetwerk. Het netwerkbeheer moet daarom liggen bij een onafhankelijke netbeheerder. De Europese Commissie moet hier op toezien. Wanneer dit niet op korte termijn leidt tot gelijke toegang tot de netwerken voor alle marktpartijen, dan moet er eigendomsplitsing van leveranciers en netbeheerders plaatsvinden. Daarnaast zijn er zorgen over agressieve overnamestrategieën van energiebedrijven uit andere lidstaten en derde landen zoals Rusland. Met name door energiebedrijven die onder staatsinvloed staan. ChristenUnie en SGP zijn voor versterking van regelgeving waarmee lidstaten kunnen voorkomen dat energiebedrijven worden overgenomen door een buitenlands bedrijf die het eigendom over het netwerk en de productie nog niet heeft gesplitst. De leveringszekerheid, concurrentie en transparantie mag niet in het gevaar komen. De Europese Unie moet grensoverschrijdende problemen oplossen waar nationale toezichthouders niet uitkomen door ontbrekende of conflicterende bevoegdheden. Daarnaast is het voor de leveringszekerheid van belang dat bedrijven voldoende investeren in hun netwerken. De Europese Unie treedt op waar achterblijvende investeringen in het netwerk leiden tot grensoverschrijdende problemen. De keuze van energiebronnen ligt bij de lidstaten. De besluitvorming over het gebruik van kernenergie is een nationale aangelegenheid. Wel zullen er op Europees niveau afspraken over de veiligheidseisen voor de productie van kernenergie gemaakt worden. Met ontmantelingfondsen kunnen lidstaten de ontmanteling van oude kerncentrales bekostigen. Transparant beheer van deze fondsen moet voorkomen dat deze fondsen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten. Dat verstoort de concurrentie tussen bedrijven uit verschillende lidstaten. De Europese Unie en de lidstaten moeten hierover bindende afspraken maken. Onafhankelijk toezicht op de fondsen door de Europese Commissie moet waarborgen dat ze uitsluitend voor de ontmanteling worden aangewend.
Zorg
Het marktdenken over de zorg is dominant. Om aan deze gedachte uiting te geven heeft de Europese Commissie voorgesteld om een Europese zorgmarkt te ontwikkelen. Het verlenen van zorg is naar onze mening een nationale aangelegenheid en verantwoordelijkheid. Medische zorg over de grens kan een belangrijke bijdrage leveren aan het wegwerken van wachtlijsten en het vergroten van medische mogelijkheden, maar afspraken hierover moeten op bilaterale wijze tot stand komen. Bij de ontwikkeling van een Europees beleid voor een zorgmarkt houden alle lidstaten een zorgplicht ten aanzien van hun onderdanen. De invoering van de zorgmarkt mag er niet toe leiden dat lidstaten zorgdiensten en ziekenhuizen afstoten omdat deze in buurlanden goedkoper geëxploiteerd worden. Daarnaast mag de kwaliteit van de zorg in de Europese lidstaten er niet op achteruit gaan. In alle lidstaten heeft zorg een maatschappelijke prijs. De overheid betaalt vanuit algemene middelen mee aan de zorg zodat de rekening niet uitsluitend bij de patiënt ligt. Dit stelsel van nationale solidariteit mag niet worden ondermijnd door de zorgverlening aan burgers van andere lidstaten. De Europese Commissie moet kunnen verzekeren dat het stelsel van nationale solidariteit niet wordt geschaad en dat de zorg in de lidstaten betaalbaar blijft. Een evaluatie van de zorgmarkt zal uitwijzen of de wachtlijsten zijn bestreden of verplaatst naar andere lidstaten. De interne markt kent als uitgangspunt wederzijdse erkenning van wetgeving. Op het gebied van zorg moet wederzijdse erkenning worden beperkt door medische diensten die in een bepaalde lidstaat verboden zijn, voor de inwoners van een andere lidstaat niet beschikbaar te stellen. Abortus en euthanasie mogen als medische dienst geen ‘exportproducten' worden als gevolg van een Europese zorgmarkt.
Consumentenbescherming
De interne markt heeft grote gevolgen voor consumenten. Er zijn Europese regels voor elektronische handel en de veiligheid van producten. Daarnaast is er wetgeving voor financiële diensten en kennen we het recht op bedenktijd bij grote aankopen. Daarmee is de positie van consumenten op de Europese markt te versterkt. Er zijn nog verbeteringen mogelijk. Zo pleiten wij voor deugelijke etikettering van producten en een uniforme ontwikkeling van het CE-keurmerk. Organisaties die belemmeringen voor burgers op de interne markt uit de weg proberen te ruimen, zoals Solvit, moeten door de Europese Unie voldoende ondersteund worden. En bij nieuwe wetgevingsvoorstellen moet de EU de consumentenorganisaties en vertegenwoordigers van detailhandel en midden- en kleinbedrijf actief betrekken.
Concurrentie
Eerlijke concurrentie is de basis van een goed functionerende interne markt. Machtsmisbruik, kartelvorming, onrechtmatige staatssteun en discriminerende subsidieregelingen vormen inbreuken op eerlijke mededinging. De Europese Commissie is de afgelopen jaren streng opgetreden tegen deze inbreuken. Wij steunen het voortzetten van dit beleid.
Financiële crisis
De financiële crisis heeft aangetoond dat concurrentie en liberalisering zonder regels geen goede basis zijn voor een gezonde Europese economie. Het verantwoordelijk handelen is een belangrijk uitgangspunt. Het was nodig om staatssteun te geven aan banken en financiële instellingen om spaargelden en pensioenen te beschermen. Dit staatsingrijpen moet gevolgen hebben in de bedrijfsvoering van de ondersteunde ondernemingen. Ze zijn verplicht tot verantwoord ondernemen. Een cultuuromslag in de bedrijfscultuur is dan onvermijdelijk. Onverantwoorde risico's en salarissen/bonussen die niet gerelateerd zijn aan de prestaties of de economische situatie van een ondernemingen moeten tot de verleden tijd behoren. Het overeind houden van Europese bancaire ondernemingen door middel van staatssteun kent namelijk haar grenzen. Het mag niet zo zijn dat de Europese Unie in een situatie belandt waarin deze ondernemingen hun bedrijfsrisico op de staat afwentelen in de wetenschap dat de staat toch wel garant staat. Ongeoorloofde staatssteun leidt er toe dat gezonde bestaande bedrijven niet kunnen uitbreiden en jonge innovatieve ondernemingen moeilijk toegang krijgen tot de markt. De Europese Commissie moet de wetgeving inzake staatssteun daarom strikt blijven handhaven en aanscherpen waar nodig. Wij pleiten voor terughoudendheid in het verlenen van Europese subsidieregelingen. Op het gebied van ondernemingen met publieke belangen, zoals het openbaar vervoer en landbouw, zijn subsidieregelingen noodzakelijk. Deze subsidieregelingen moeten zo worden verstrekt dat deze geen nadelige gevolgen heeft voor de concurrentieverhoudingen.
Handhaving door harmonisatie
Het handhaven van wetten is een essentiële voorwaarde voor het goed functioneren van de interne markt. De Europese Commissie is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de Europese regels. ChristenUnie en SGP vinden dat de Europese Commissie door het stellen van de juist prioriteiten voldoende personeel moet vrijmaken om de naleving van de wetgeving te handhaven. Met de inzet van het strafrecht om naleving van Europese regels in de lidstaten af te dwingen gaat de Europese Commissie haar bevoegdheden te buiten. Het strafrecht is een nationale taak en is ontwikkeld in een nationale rechtstraditie. De voorstellen van de Europese Commissie botsen met het opportuniteitsbeginsel dat het Nederlandse Openbaar Ministerie kent. Wij vinden dat de Europese Commissie haar eigen controlemechanisme moet verbeteren en niet het nationale strafrecht behoort te gebruiken om naleving af te dwingen. Op het terrein van strafrecht zal de Europese Commissie wel moeten werken aan de wederzijdse erkenning van strafrechtelijke sancties en bijbehorende beroepsverboden. In de harmonisatie van het privaatrecht zijn door de Europese Commissie forse stappen gezet. Nieuwe voorstellen hebben betrekking op het vennootschaprecht en het contractenrecht en beogen het functioneren van de interne markt te verbeteren, rechtszekerheid te verschaffen en handhaving eenduidiger te maken. Daarnaast werkt een groep wetenschappers aan de ontwikkeling van een Europees Burgerlijk Wetboek. Een Europees systeem van algemeen privaatrecht, dat naast de verschillende nationale stelsels functioneert, leidt tot rechtsonzekerheid in het economisch systeem. Het wordt onduidelijk welk soort rechtspersonen overeenkomsten sluiten en de verschillende regels leiden tot misbruik van het nationale vennootschaprecht. Deze voorstellen dragen bij aan rechtsonzekerheid en onduidelijkheid en dat komt de ontwikkeling en verbetering van de Europese interne markt niet ten goede. Wij vinden dat de Europese Commissie op het terrein van een Europees privaatrecht geen nieuwe voorstellen moet doen zolang voor deze vragen geen oplossingen zijn gevonden.
Actiepunten:
|
Hoofdstuk 7 Economie en geld
Een stabiele economie is voor Nederland en Europa van belang. Dat is des te meer van betekenis nu we in een economische crisis zijn beland. Juist nu zal zorgvuldig begroot en verstandig geïnvesteerd moeten worden. De Europese instellingen kunnen zo bijdragen aan een gezonde economie. De Unie behoort zelf te beschikken over een solide financiële huishouding. Geen geld verspillen, maar verstandig begroten en zorgvuldig controleren.
Versterkt financieel toezicht
Een versterkt toezicht op de financiële markten komt ten goede aan een robuuste economische structuur. De onrust op de financiële markten vraagt om een Europees beleid dat gericht is op goed toezicht. De financiële onrust treft banken, pensioenfondsen en verzekeraars. Deze bedrijven zijn internationaal actief en vallen onder het toezicht van de autoriteiten van verschillende lidstaten. Om nieuwe crises beter het hoofd te kunnen bieden moet het toezicht in de Europese Unie beter op elkaar worden afgestemd. Er zullen duidelijke afspraken gemaakt moeten worden om toezicht goed te kunnen uitoefenen. Het is noodzakelijk dat de Europese wetgever maatregelen opstelt ter bescherming van Europese ondernemingen tegen ongewenste invloed van private equities, hedge funds en institutionele investeerders. De institutionele investeerders moeten duidelijkheid geven over hun doelstellingen, de herkomst van de gelden en wie bij de investeerders feitelijk de leiding in handen heeft.
Europese Centrale Bank
De Europese Centrale Bank zorgt voor een stabiel financieel klimaat. Zij stelt het monetaire beleid vast. De ECB moet dit in onafhankelijkheid blijven doen, los van de politieke druk vanuit de lidstaten om een beleid te voeren dat hen het beste uitkomt. Zij heeft als belangrijkste taak de bestrijding van de inflatie om een stabiel prijspeil in de Eurozone te behouden. De Lidstaten moeten zich daarbij houden aan de regels die vastgesteld zijn in het Stabiliteits- en Groeipact. In dit pact is afgesproken dat de lidstaten hun staatschuld en hun begrotingstekorten beperken. Alleen zo kan een stabiele munt en economische groei worden bereikt.
Economische hervormingen
Er zijn economische hervormingen nodig in de lidstaten. De concurrentiekracht moet beter om de vergrijzende samenleving betaalbaar te houden. Naast een gezamenlijk monetair beleid is afstemming van economisch beleid noodzakelijk. Er is geen Europese regering die een Europees economisch beleid vaststelt. De economische ontwikkeling in de landen verschilt. Om in de toekomst een concurrerende economie te hebben moet in de komende jaren een vervolg worden gegeven aan het Lissabonproces. Hierin hebben de lidstaten afspraken gemaakt over de nodige hervormingen in economie en verzorgingsstaat om aan concurrentiekracht te winnen. De lidstaten zijn nog niet klaar met hun hervormingen van verzorgingsstaat en economie. De Lissabonstrategie is nieuw leven ingeblazen. De Europese Commissie en het EP moeten hierin het initiatief blijven nemen. Deze Lissabonstrategie stoelt op de pijlers van economische groei, sociale cohesie en duurzaamheid. De nadruk ligt op de economie waarbij sociaal beleid en de zorg voor het milieu ondergeschikt lijken te worden. Wij willen graag dat ze in de juiste verhouding tot elkaar staan bij de nieuwe initiatieven.
Betaalbare pensioenen
De betaalbaarheid van de pensioenlasten vormt een probleem voor veel lidstaten. Niet overal is een pensioenvoorziening opgebouwd zoals in Nederland. Nederlandse werknemers hebben bij pensioenfondsen en levensverzekeraars een flinke voorziening voor hun pensioen opgebouwd. De meeste lidstaten financieren de pensioenen via een omslagstelsel. Hierbij betalen de werkende mensen premies voor de mensen die op dat moment een pensioen ontvangen. Engeland en Nederland financieren pensioenen voor een groot deel via kapitaaldekking. Hier sparen werknemers voor hun toekomstig pensioen. De komende jaren leidt de vergrijzing ertoe dat de pensioenlasten het sterkst toenemen in landen met een omslagstelsel. Wij vinden dat andere lidstaten dit financieringsvraagstuk tijdig intern moeten oplossen. Europa kan hierbij het pensioenbeleid coördineren en hervormingen stimuleren. Daarnaast moet de mate waarin een lidstaat zijn toekomstige pensioenverplichting heeft afgedekt een indicator worden binnen het Stabiliteits- en Groeipact. Dit moet voorkomen dat nationale problemen worden afgewenteld op andere lidstaten of toekomstige generaties.
EU-middelen: geen belasting, maar lidstaatafdrachten
Het financiële raamwerk van de Europese Unie moet robuust en gezond zijn. Dat begint met gedisciplineerd begroten. Deze Europese begroting wordt gefinancierd door de lidstaten. Het Verdrag van Lissabon voorziet in mogelijkheden om de Europese Unie op andere manieren van financiële middelen te voorzien. Er zou een EU-belasting in te voeren zijn. Wij vinden dat de Europese Unie geen eigen belasting mag gaan heffen. De Unie is een samenwerkingsverband van lidstaten en wij vinden dat zij de EU van de benodigde financiële middelen dienen te voorzien. Het is belangrijk dat de jaarlijkse begroting binnen het zevenjarige financiële kader blijft. In dat kader is afgesproken over welk bedrag de EU in die periode beschikt. Wij vinden dat het totale bedrag omlaag kan door te snoeien in het verstrekken van subsidies. Het subsidiëren van projecten die niet tot de kerntaken van de EU behoren en de Structuurfondsen moet worden teruggebracht. Dat kan alleen als de Europese Unie prioriteiten stelt.
Nieuwe prioriteiten
Tot 2013 zijn de grenzen vastgelegd voor de uitgaven van de Europese Unie. Daarna moet er een nieuw financieel kader komen voor de periode 2014-2020. Bij deze meerjarenperspectieven horen nieuwe prioriteiten. De EU moet meer gaan uitgeven aan de prioriteiten die verband houden met de globalisering, de klimaatverandering, toepassing van duurzame energie en investeringen in onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie. Er moeten keuzes worden gemaakt om de EU-begroting in te zetten voor de klimaatdoelen. Er moet worden gesnoeid op de uitgaven van de EU die niet tot de kerntaken behoren. Het gaat dan om onderwijs, cultuur, Europees werkgelegenheidsbeleid, gendergelijkheid, promotie van de Europese gedachte en stedelijke problematiek. Deze beleidsterreinen kunnen heel goed terug naar de lidstaten. Het resultaat is een lagere bijdrage van de lidstaten aan de EU. De nettobijdrage van de lidstaten moet worden gekoppeld aan het Bruto Nationaal Inkomen per hoofd van de bevolking. Lidstaten met een Bruto Nationaal Inkomen van maximaal 80 procent van het EU-gemiddelde zouden geen nettobetaler moeten zijn. Lidstaten boven deze grens kunnen wel nettobetaler zijn, maar hun afdracht mag niet onevenredig hoog zijn ten opzichte van landen met een vergelijkbare welvaart.
Structuurfondsen versoberen
De Structuurfondsen worden gebruikt om regio's met een zeer laag welvaartsniveau te helpen hun structuur van de economie te versterken en achterstanden weg te werken. De fondsen zouden zich daar toe moeten beperken. Het geld ging aanvankelijk met name naar de zuidelijke lidstaten van de Europese Unie. Na de uitbreiding met de armere voormalig communistische landen uit Centraal en Oost-Europa gaan de gelden voor regionale ontwikkeling daar terecht naar toe. De Structuurfondsen zijn te royaal. Ook de rijke lidstaten komen in aanmerking voor deze fondsen en dat is onnodig rondpompen van geld. De lidstaten betalen aan de EU en alle lidstaten krijgen geld terug in de vorm van Structuurfondsen. ChristenUnie en SGP willen dat de structuurfondsen alleen nog beschikbaar zijn voor lidstaten met een laag welvaartsniveau. Dit leidt ertoe dat de totale uitgaven van de EU verlaagd worden. Een dergelijke versobering van de Structuurfondsen raakt niet de nieuwe lidstaten die de hulp nodig hebben. Zij zitten in een transitiefase van herstructurering van hun economie. Het geld is nodig om hun economie te voorzien van de nodige investeringen in infrastructuur. Daarnaast zijn er achterstanden te verminderen op allerlei gebied en is er geld nodig voor hervormingen in het rechtsysteem, verbetering van het investeringsklimaat en de minderhedenproblematiek. Bijzondere aandacht verdienen de Europese gelden voor de kwetsbare of achtergestelde groepen. We noemen de Roma en andere minderheden waaronder de Hongaarse minderheid in landen rond Hongarije en de kinderzorg. De kinderzorg was een controversieel onderwerp in het toetredingsproces van Roemenië en Bulgarije. De situatie is nog steeds zorgwekkend. Hiervoor kunnen de Structuurfondsen worden gebruikt en voor deze uitgaven is alertheid geboden. Wij vragen opnieuw om het hiervoor bestemde geld daadwerkelijk te gebruiken voor verbetering van de situatie in de kindertehuizen en verlangen regelmatig rapport over de bereikte voortgang.
Versterkte controle op de effectiviteit
De Europese Rekenkamer geeft al jaren geen positieve accountantsverklaring af over de bestede EU-gelden. Op de meeste beleidsgebieden wordt wel vooruitgang geboekt, maar bij de Structuurfondsen is er al jaren sprake van veel fouten. Meer controle bij de besteding van de Structuurfondsen is daarom nodig. Daarnaast moeten de regels worden vereenvoudigd. Dat maakt het voor de aanvrager eenvoudiger en vermindert de kans op fouten. De Europese Commissie heeft een Actieplan gemaakt om het aantal fouten bij de Structuurfondsen te verminderen. We willen dat het Europees Parlement er toezicht op houdt dat dit plan daadwerkelijk leidt tot minder fouten bij de bestedingen. De Europese Commissie moet bovendien in een plan van aanpak aangeven hoe ze ervoor zal zorgen dat de Europese Rekenkamer in 2010 een positieve accountantsverklaring kan afgeven over het gevoerde financiële beheer. Goed financieel beheer is ook een verantwoordelijkheid van de lidstaten omdat 80 procent van het EU-geld wordt uitgegeven door de lidstaten. Wij vinden dat de lidstaten in een jaarlijkse verklaring moeten aangeven dat zij instaan voor een goede besteding van de middelen.
Fraudebestrijding
Het fraudebestrijdingorgaan, OLAF, moet onafhankelijk worden van de Europese Commissie. De rechterlijke behandeling van fraudezaken moet effectiever en sneller gerealiseerd worden. Een Europees Openbaar Aanklager moet in samenwerking met OLAF de bevoegdheid krijgen voor fraude die gepleegd is binnen de EU-instellingen en voor fraude met EU-geld. Financiële misstanden komen vaak aan het licht door klokkenluiders die de problemen in hun organisatie aankaarten. Zij verdienen een betere bescherming. De Europese Commissie moet actief werken aan hun eerherstel en compensatie indien zij in hun beroepsuitoefening onterecht zijn beschadigd. De lidstaten Bulgarije en Roemenië vergen extra aandacht bij de besteding van de Europese gelden. Er moet beter gekeken worden naar de besteding van het geld dat ze uit Brussel ontvangen. Bulgarije heeft terecht scherpe kritiek gekregen op zijn besteding van de EU-gelden. Het rechtssysteem, de corruptie en georganiseerde criminaliteit blijven punten van zorg. Hierdoor kan een goede besteding van de gelden onmogelijk gegarandeerd worden. Wij willen versterkte controle op het financieel beheer voor landen die veel corruptie kennen. Dit geldt ook voor kandidaat-lidstaten.
Actiepunten:
|
Verklarende woordenlijst
Associatieverdrag Overeenkomst tussen de EU en een niet-Europees land om verregaande betrekkingen mogelijk te maken op bijvoorbeeld politiek, handels- en economisch gebied.
CE-keurmerk Dit etiket geeft aan dat een product voldoet aan de daarvoor geldende regels binnen de Europese Unie. Het doel van deze markering is het bevorderen van het vrij verkeer van goederen (automatische erkenning in de hele EU) en het verhogen van de veiligheid van Europese producten.
Cisgenese Een plantenverdelingstechniek in de biotechnologie, waarbij heel gericht genetisch materiaal van de ene plant wordt overgebracht in een andere plant binnen dezelfde soort vanwege een gewenste eigenschap. Deze eigenschap zou ook door kruising kunnen worden ingebracht.
Doha-ronde Onderhandelingsronde tussen verschillende landen (WTO-leden), georganiseerd door de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Doel van de onderhandelingen is het opheffen van handelsbarrières in de wereld en het mogelijk maken van vrije internationale handel, ook voor ontwikkelingslanden. De ronde is in november 2001 gestart in de hoofdstad van Qatar, Doha.
Emissiegrenswaarden Maximaal toegestane hoeveelheid broeikasgassen die mag worden uitgestoten.
Emissiehandelsysteem Handel in emissierechten. Landen en bedrijven mogen maximaal een bepaalde hoeveelheid broeikasgassen uitstoten, het zogenoemde emissieplafond. Deze plafonds komen steeds lager te liggen. Wanneer bedrijven of landen boven hun plafonds uit dreigen te komen, kunnen ze emissierechten kopen bij andere landen of bedrijven die emissierechten over hebben. Op deze manier wordt de hoeveelheid broeikasgassen gereduceerd daar waar dat het meest efficiënt is.
Emissierechten Rechten die landen en bedrijven hebben om broeikasgassen uit te stoten.
Europees Nabuurschapbeleid Dit beleid is bedoeld om een bevoorrechte relatie op te bouwen met de buurlanden in Oost-Europa, ten zuiden van de Middellandse Zee en in de zuidelijke Kaukasus die geen uitzicht op toetreding hebben. Het nabuurschapbeleid is gericht op de bevordering van democratie, vrijheid, welvaart, veiligheid en stabiliteit en gaat verder dan de betrekkingen die al met elk van deze buurlanden werden onderhouden. Het nabuurschapbeleid wordt uitgevoerd door middel van bilaterale actieplannen die gebaseerd zijn op de behoeften van het betrokken buurland en op de wederzijdse belangen van dat land en van de Unie. Zij bevat een werkagenda voor een periode van drie tot vijf jaar, die betrekking heeft op politieke en economische hervormingen, harmonisatie van de wetgeving van dat land met die van de EU, deelname aan bepaalde EU-programma's en ontwikkeling of versterking van samenwerking en dialoog.
EVDB Het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid is onderdeel van het GBVB. Dit beleid richt zich op zowel civiele als militaire missies. Op grond hiervan worden humanitaire missies, opdrachten in het kader van vredeshandhaving en taken voor het beheersen van crises uitgevoerd.
Flat-rate Vast bedrag per eenheid (meestal per hectare) op basis waarvan inkomensondersteuning wordt gegeven aan boeren in het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
GBVB Het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid maakt het mogelijk dat lidstaten onder bepaalde voorwaarden een nauwere samenwerking aangaan voor de uitvoering van een gemeenschappelijk optreden of een gemeenschappelijk standpunt. Genetisch gemanipuleerde organismen Dieren of planten waarbij met behulp van biotechnologie genetisch materiaal van de ene soort wordt overgebracht in de andere soort (transgenese) of in dezelfde soort (cisgenese) vanwege een gewenste eigenschap.
Inbreukprocedure De Europese Commissie is bevoegd, als hoedster van de Verdragen (art. 211 EG), een inbreukprocedure te starten voor het Hof van Justitie tegen een lidstaat van de Europese Unie wanneer deze lidstaat zijn Verdragsverplichtingen niet nakomt (art. 226 EG). Lidstaten zijn verplicht de uit het Verdrag voorvloeiende verplichtingen na te komen (art. 10 EG).
Kopenhagencriteria Dit zijn de politieke en economische voorwaarden waaraan een Europees land moet voldoen om lid te kunnen worden van de Europese Unie. De Kopenhagen-criteria zijn in het kort:
- een stabiele democratie die de rechtstaat, de eerbiediging van de mensenrechten en de bescherming van de minderheden waarborgt;
- een functionerende markteconomie;
- de gemeenschappelijke regels, normen en beleidsmaatregelen aanvaarden die samen het geheel van de EU-regelgeving vormen.
Kyotoverdrag Het klimaatverdrag van de Verenigde Naties dat in 1997 werd opgesteld en in 2005 in werking trad. De industrielanden op aarde moeten volgens dit Verdrag de uitstoot van broeikasgassen in 2008-2012 met gemiddeld 5% verminderen ten opzichte van 1990.
Lissabonstrategie Afspraken waarmee de EU-lidstaten concurrentiekrachtiger willen worden door hervormingen in de economie en de maatschappij.
Meerjarenperspectieven Het zevenjarige financiële kader voor de maximale uitgaven van de EU dat afloopt in 2013.
Non trade concerns Non trade concerns zijn niet-commerciële overwegingen, die een grotere rol zouden moeten spelen binnen de internationale handel (bijvoorbeeld sociale, milieu- en dieren welzijnnormen).
Opportuniteitsbeginsel Dit beginsel is ontwikkeld in het Nederlandse strafrecht. Het houdt in dat in Nederland het Openbaar Ministerie de enige instantie is die bepaald of in een zeker geval tot strafrechtelijke handhaving wordt overgegaan.
Quota-regeling Onderdeel van het gemeenschappelijk visserijbeleid waarmee geregeld wordt hoeveel totaal per vissoort gevangen mag in de EU en hoe deze hoeveelheden worden verdeeld over lidstaten en individuele vissers.
Stabiliteit- en Groeipact Een pakket aan afspraken waarin de EU-lidstaten zich hebben verplicht tot beperking van hun staatsschuld en begrotingstekort.
Transgenese Een plantenverdelingstechniek in de biotechnologie, waarbij heel gericht genetisch materiaal van een plant van de ene soort wordt overgebracht in een plant van de andere soort vanwege een gewenste eigenschap. Deze eigenschap zou niet door kruising kunnen worden ingebracht.
Verklaring van Parijs Rijke en ontwikkelingslanden, evenals ontwikkelingsorganisaties hebben deze verklaring in 2005 aangenomen om de baan te effenen voor effectieve ontwikkelingshulp. In de verklaring hebben zij de intentie geuit om beter te gaan samenwerken en uit te gaan van hun prioriteiten de mogelijkheden van de partnerlanden. Om de doeltreffendheid van de ontwikkelingshulp goed te kunnen meten, is de hulp gekoppeld aan twaalf indicatoren.
Voorzorgsprincipe Het voorzorgsprincipe is een moreel en politiek principe dat stelt dat als een ingreep of een beleidsmaatregel ernstige of onomkeerbare schade kan veroorzaken aan de samenleving of het milieu, de bewijslast ligt bij de voorstanders van de ingreep of de maatregel als er geen wetenschappelijke consensus bestaat over de toekomstige schade.
Zeedagenregeling Wettelijke regeling van het aantal dagen dat vissersschepen op zee mogen verblijven in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid.